De geboorte uit een maagd

Joop Schotanus • 82 - 2006/07 • Uitgave: 19/20
En de engel antwoordde en zeide tot Maria: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen.
(Lucas 1:35)


Het woord dat men pleegt te gebruiken voor dit wonderlijke gebeuren is ‘incarnatie’. Het is de manier waarop de eeuwige God zich in de Persoon van Jezus Christus aan de mensheid openbaart. Er is waarschijnlijk geen onderwerp in de theologie wat meer omstreden is dan de ‘maagdelijke geboorte’.
De geboorte van de Here Jezus vindt plaats langs de natuurlijke weg, zoals ieder mensenkind ter wereld komt. Maar de verwekking ervan is bovennatuurlijk. “De Heilige Geest zal over u komen.” De Heilige Geest doorstroomt Maria om haar lichamelijk en geestelijk klaar te doen zijn voor het wonderbaarlijke gebeuren. Dit in tegenstelling met de leer van de ‘onbevlekte ontvangenis’, waarbij geleerd wordt dat Maria bij haar eigen geboorte bevrijd zou zijn van de erfzonde. Voor deze leer is er geen enkele Bijbelse grond. Het is slechts een menselijke leer die door de eeuwen heen al redenerend tot stand is gekomen.
Het tweede aspect dat genoemd wordt in de tekst is dat de “kracht des Allerhoogste zal u overschaduwen.” We lezen heel vaak in de Bijbel aangaande het ‘overschaduwen’. Vanuit de ‘overschaduwing’ spreekt God o.a. tot Mozes, bij de doop van de Here Jezus, bij de verheerlijking op de berg. Het is openbaring van God. Hij die de werelden dacht en zij waren, Hij die gebiedt en het staat er, Hij is een scheppende God. Zo werkte dit ook bij Maria. De gedachte wordt Woord en het Woord wordt vlees! Te midden van de oude schepping die door het Woord geworden is, zo wordt Christus de eersteling van de nieuwe schepping door het Woord.

Ook de menselijke kant van de Here Jezus staat niet helemaal los van de goddelijke kant, want in het schepselmatige ligt ook het beeld van God. De eerste Adam is geschapen naar het beeld van God. In Genesis 1 zien we drie aspecten van God die het menselijk beeld weergeven.
‘God zeide!’ Om iets te zeggen moet het door God gedacht zijn. Dat gebeurt op basis van ‘verstand’.
‘God schiep!’ Om te scheppen moet de wil daartoe er zijn. Het doen van iets vooronderstelt ‘wil’.
‘God zegende’ en om te zegenen duidt op gevoelens van genegenheid. Aan de basis van dat zegenen ligt dus het ‘gevoel’.
Als we deze drie aspecten van verstand, wil en gevoel aan de Here God kunnen toekennen, dan zien we daarin een duidelijke parallel met de mens die Hij geschapen heeft. Hierin ligt van vóór de schepping het eeuwigheidsbesluit en de mogelijkheid voor de Here God om zich met deze mens te verenigen, om de tweede Adam te doen ontstaan.
De Here God bediende zich van het lichaam van een vrouw, want geen ding is bij God onmogelijk. Hij bediende zich van de arts Lucas om deze dingen voor ons op te schrijven. De Heilige Geest heeft alles in het lichaam van Maria zodanig geordend en met elkaar en met God in verband gebracht, zodat er nu gezegd kan worden dat de volheid van de Godheid lichamelijk in de Here Jezus woont.
Daarom kan de Bijbel in Matteüs 1:20 en 25 spreken van een bevruchting die ontstaan is zonder toedoen van een man. Dit verklaart ook waarom God ‘Vader’ en Jezus ‘Zoon’ genoemd moet worden. Zo is Jezus waarlijk God en waarlijk mens. Het is niet de onbevlekte ontvangenis van Maria waardoor de Here Jezus zondeloos ter wereld kwam, maar door het werk van de Heilige Geest. “Daarom (dus vanwege de Geest) zal ook het heilige dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden” (Luc. 1:35) Het goddelijke en het menselijke verenigd in één Persoon.

Zo was Gods plan ook reeds voorzegd door de profeten. De schriftgedeelten Jesaja 7:14 en 9:5 mogen hier genoemd worden: “Daarom zal de Here zelf een teken geven: Zie een jonkvrouw zal zwanger worden en een zoon baren, en zij zal hem de naam Immanuël geven,” en “ Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder.”
De Hebreeënbrief toont ons de Here Jezus als de ‘apostel van onze belijdenis’. Als zodanig representeert Hij God de Vader bij de mensen. Maar ook als de ‘hogepriester’ die de mensheid bij God brengt.
God in zijn heiligheid kon na de zondeval niet meer met ons te doen hebben. Om de grote kloof die er na de zondeval was ontstaan wilde de Here God in zijn grote liefde, met ons van doen hebben. De menswording van de Here Jezus heeft de kloof tussen Gods heiligheid en Gods liefde overbrugd. In Hebreeën 10:5 lezen we: “Slachtoffer en offergave hebt gij niet gewild, maar Gij hebt Mij een lichaam bereid.”

Joop Schotanus