Evangelieprediking als tegencultuur

Joop Schotanus • 80 - 2004/05 • Uitgave: 24
Evangelieprediking als tegencultuur

Er wordt tegenwoordig heel wat geschreven en gesproken over de plaats van de theologie in onze cultuur. Op de universiteit is de ‘moeder der wetenschappen’ verdrongen door allerlei andere takken van wetenschap. Ooit werd de theoloog Bernhardus Schotanus uit Franeker gehaald om de eerste rector van de startende universiteit van Utrecht te zijn. Godgeleerdheid was het hoofdvak op de toenmalige universiteiten en veel andere vakken waren daarvan een afgeleide. Hoe de ontwikkelingen daaraan ook schuldig geweest mogen zijn, men kan tegenwoordig godgeleerde zijn, zonder in God te geloven. Kuitert is daarvan een sprekend voorbeeld. Vanuit de drang om in de samenleving het evangelie een plaats te geven, zijn we terecht gekomen bij een soort evangelie, dat haar geloofwaardigheid kwijt geraakt is. Vanuit de cultuuropdracht raakten we op een bepaalde manier verzeild in de politiek, die ook veel schaduwkanten kende. Vanuit de Kerk / Israël - gedachte kwam men op voor een theocratische regeringsvorm in ons christelijk Nederlandje. In bredere zin bracht de opdracht tot naastenliefde ons bij een sociaal evangelie, waarbij de kern van het evangelie van verlossing niet meer het uitgangspunt was.

Slechts in woorden
Sommige theologen en predikers kunnen van hun presentatie en hun liturgie een indrukwekkend woordenspel maken. Voor velen is hun godsdienst niet veel meer dan een schouwspel. Aan dat beschouwen geeft men tijd, geld en aandacht. Het heeft een binnen- en een buitenkant. Het speelt zich veelal af binnen de kerkelijke arena, met de nodige passende woorden. Geschreven woorden, gesproken woorden en gezongen woorden. Om tien over tien op zondagmorgen voelt men zich zelfs prettig bij de woorden van verootmoediging en vergeving. Het enige beeld wat men heeft van het christenleven is schuld belijden en vergeving ontvangen. In die cirkel van zondenbelijden en vergeving ontvangen is men blijven steken. Al dat gedoe kan best wat veranderingen in je leven brengen, maar als het bij woorden blijft, ontstaat er geen wezenlijke verandering in de mens zoals hij van nature is. Het gaat om verschillende verschijningsvormen vanuit de oude Adamsnatuur. Het zijn woorden zonder de kracht en er is geen sprake van een radicale levensverandering en vernieuwing.

Evangelieprediking in kracht
U hebt ondertussen waarschijnlijk al ondekt dat mijn schrijven alles te maken heeft met wat Paulus zegt over de inhoud van zijn evangelieprediking:‘ niet met schittering en meeslepende woorden van menselijke wijsheid’. Tegen de Thessalonicensen zegt hij, dat zijn prediking niet slechts in woorden, maar in kracht tot hen gekomen is. Hoe wordt een ‘evangelieprediking in kracht’ onderkend? Het antwoord is eenvoudig. Als de vrucht van zo’n prediking een radicale ‘omslag’ van het leven is. Het leven krijgt een nieuwe basis. De oude natuur raakt zijn zeggenschap kwijt. Een nieuwe geboorte ontstaat, waar het zelfbeschikkingsrecht wordt opgegeven. Waar de autonome mens van de troon afstapt en Christus het in alles te zeggen mag hebben. Waar niet alleen het zondige verleden door goddelijke vergeving wordt uitgewist, maar de gerechtigheid van Christus aan de verloste wordt toegekend. Niet alleen vrijspraak van "zonde en schuld", maar door de ‘éénwording met de dood van Christus’, vrijmaking van de heerschappij van de ‘oude mens’. Door de éénwording met de opstanding van Christus worden we in een nieuwe positie geplaatst, die de basis mag zijn voor een nieuwe manier van leven en de mogelijkheden in zich heeft voor een nieuw soort bestaan.

Het oude bestaan
De woorden die bij dit nieuwe bestaan voorop staan, zijn anders dan die van de vrome "oude mens", die wel schuldgevoelens kent vanwege zonden, maar zich helemaal niet bewust is van die ene zonde (enkelvoud). De zonde van de zelfhandhaving. Die daarom vastgeklemd zit in de eeuwige cirkel van "zonde belijden" en "vergeving ontvangen" en elk gebed clichématig eindigt met "In de vergeving van al mijn zonden". Waarbij het ‘eigen ik’ nog voortdurend op de voorgrond komt door de vele tekortkomingen uit te stallen. Men wil er best voor uitkomen, zolang men maar over zichzelf kan praten. Zonden worden gezien als op zichzelf staand kwaad, waar geen mens aan ontkomen kan. Men is zich niet bewust van het feit dat er afgerekend moet worden met de wortel ervan. Het is niet alleen de onbekeerde godsdienstige mens die ik hier beschrijf. Er zijn mensen die wederomgeboren zijn en op de oude voet zijn blijven doorleven. Die als bedelaars in geestelijke armoede zijn blijven steken, terwijl ze tot een geestelijke adelstand zijn verheven. Paulus omschrijft hen als vleselijk, die zich in niets onderscheiden van de natuurlijke mens.

Het nieuwe bestaan
Wie zich bewust is van een nieuw bestaan, heeft een totaal andere benadering, dan een oppervlakkig godsdienstig mens. Ontvangen van vergeving van zondeschuld is niet alleen meer het sleutelwoord van zijn bestaan. De evangelieprediking raakt hem/haar in de wortel van het bestaan. Niet meer geconcentreerd op, ook wel eens of heel vaak, iets verkeerd doen, maar ondekt worden aan eigendunk en eigengereidheid. Zich laten doorgronden door de God van de hoge bergen en de diepe dalen uit Psalm 139. Niet in de eerste plaats omdat we zo graag gevrijwaard willen zijn van de verkeerde dingen die we doen, maar om de afschuw die we hebben om wie we zijn in onze eigenwaan. Dat eigendunkelijk bestaan dat onze persoonlijke omgang met God en medegelovigen in de weg staat. Toen we onze zelfhandhaving bij God brachten, heeft Hij dat ingeruild voor Zijn gerechtigheid en konden wij in gemeenschap met Hem komen. De Bijbel spreekt van het ‘bad der wedergeboorte’. Daarin ligt de vrijspraak voor tijd en eeuwigheid. Wie gebaad heeft kan zich nu concentreren op het wassen van het stof van de voeten, dat hem/haar op deze aardse gang aankleeft. Die (voeten)reiniging is nu alleen nog maar gegeven om de relatie met de Heer en met elkaar in stand te houden. In het eerste hoofdstuk van de eerste brief van Johannes wordt ons duidelijk dat we de Here God niet clichématig om vergeving hoeven te vragen, om de zonden op zichzelf. Maar als wij kind van God geworden zijn belijden wij zonden, enkel en alleen omdat zonden "gemeenschapverstoorders" zijn. In die gemeenschap kunnen we vrucht dragen voor de eeuwigheid. Dan is onze evangelieprediking niet slechts in woorden, maar in levensvernieuwende kracht. En dan vormen wij een tegencultuur tegen allerlei menselijk theorieën en theologieën.

Joop Schotanus