Onacceptabele praktijken en leringen

Joop Schotanus • 80 - 2004/05 • Uitgave: 16
Onacceptabele praktijken en leringen



Er is een discussie in het Nederlands Dagblad gaande over wat er zoal geaccepteerd wordt in de PKN. Reeds lang was er veel ruimte in de Hervormde Kerk voor afwijkende praktijken en onorthodoxe leringen. Men ging er zelfs een beetje prat op dat er “in de Hervormde Kerk meer ruimte was voor Jan Rap en z’n maat dan in de Gereformeerde gezindte”. Dr. Van den Brink houdt nu een pleidooi voor de leden van de Protestantse Kerk Nederland, om de aanduiding homokerk maar als een erenaam te beschouwen. Te begrijpen dat op zo’n stellingname nogal flink gereageerd wordt. Heeft zo’n benadering nog wel iets te maken met de Geloofsgemeenschap zoals we die in het Nieuwe Testament tegenkomen. Wat zijn de gronden waarop men aanvoert, dat die ruimte er moet zijn in de kerk?



Het voorbeeld van de Here Jezus

Dr. Van den Brink voert als argumentatie aan dat de benadering van de Here Jezus ons ten voorbeeld moet strekken. Hij ging toch om met hoeren en tollenaars en wie zijn wij dan? Het klinkt toch heel aannemelijk dat je deze mensen niet kan uitsluiten van de Gemeente, als je je deze benadering van de Here Jezus tot voorbeeld neemt. Mensen moeten niet zeuren over verkeerde leringen, zolang er nog ruimte is voor de orthodoxie. En wat die afwijkende praktijken betreft, we willen en durven het toch niet anders te doen dan de Here Jezus zelf. Wij worden toch opgeroepen om in Zijn voetstappen te treden, daar Hij ons een voorbeeld heeft nagelaten. Kijk toch eens naar de Here Jezus in al z’n verschillende ontmoetingen. Hij deed toch heel wat dingen vaak heel anders dan de godsdienstige leiders van Zijn tijd. Hij ontmoette vrouwen van bedenkelijk allure. Hij at met tollenaren en wat niet al.



De benadering van de Here Jezus

Klopt de argumentatie van Dr. Van den Brink? Kun je de manier waarop de Here Jezus in de samenleving van Zijn tijd stond, zomaar overdragen op de Gemeente in onze bedeling?. De Gemeente was toen nog een geheimenis. Het was in de dagen van de Here Jezus ook nog niet bekend hoe deze eruit moest zien. Dat is toch pas na de uitstorting van de Heilige Geest geopenbaard. We zien dat Here Jezus in contact trad met mensen van een zeer bedenkelijke moraal, maar evenzeer met mensen van een zeer hoogstaande moraal. Let wel, voor Hem was de hoog- of laagstaande moraal niet een factor van doorslaggevende betekenis in zijn ontmoetingen. Daar schonk Hij geen aandacht aan. Hij was zich bewust dat beiden in gelijke mate verlossing nodig hadden. In beide gevallen wist de Here Jezus dat men niet beantwoordde aan het doel van de Schepper. Hij was naar de wereld gezonden om openbaring te zijn van dat doel. De Here Jezus was niet naar deze wereld gekomen om van onfatsoenlijke slechte mensen goede fatsoenlijke mensen te maken. Hij maakte duidelijk dat buiten God om, we niet eens kunnen weten wat echt goed is, laat staan dat we er aan zouden kunnen voldoen. De Here Jezus laat zien dat verlossing vooraf gaat aan de gerechtigheid. Als de mens zichzelf opwerkt om door het goede te doen zichzelf aanvaardbaar bij God te maken, dan zegt hij daarmee dat hij de verlossing niet nodig heeft. De Here Jezus laat zien dat zonde niet in eerste instantie is het doen van verkeerde dingen, het ligt bijvoorbeeld niet in onzedelijkheid, maar Hij keek naar iets wat wij met onze menselijke ogen niet kunnen zien. Hij keek naar de gezindheid van het hart.



De gezindheid van het hart

Op ons als christenen toegepast, kunnen we nog altijd stellen dat niet de moraal van normen en waarden voorop staat, maar de gezindheid tot de zonde . De zonde van de zelfhandhaving, die de mens doet zeggen: ik ben mijn eigen god. Onze natuurlijke gezindheid kan zich heel goed uiten in een hele fatsoenlijke moraal, maar evenzeer in een onfatsoenlijke moraal. Ze hebben beide dezelfde basis: mijn aanspraak op mijn zelfbeschikkingsrecht. Ik claim het recht om het over mijzelf te zeggen te hebben. In wezen gaat het erom, om met een moraal van normen en waarden, het leefbaar te houden in deze wereld. Maar dat hoeft niet persé verbonden te zijn met het geloof. Veel niet-christenen voelen zich heel goed thuis bij algemeen geldende fatsoensnormen. Voor het overleven in deze wereld is het goede doen een belangrijk aspect, maar de grootste filosofen zijn niet in staat geweest om ons in alle opzichten te laten weten wat in wezen een fatsoenlijke moraal is. Ze konden ons hoogstens bepaalde uitwerkingen hiervan laten zien. We mogen als christenen de moraal echter niet verheffen tot de allerbelangrijkste factor van het levensdoel van de mens. Dat is een verkeerde benadering, want hoe goed en fatsoenlijk we ook zijn, we kunnen vanuit onszelf nooit de maatstaf bereiken die de Here God stelt. God zegt niet dat de mens gestraft wordt voor zijn zonden (meervoud), maar dat het in wezen gaat om de diepere laag, de gezindheid tot de zonde. Het wezen van de zonde is de dood. De gezindheid om het in alles over jezelf te zeggen te willen hebben. Onze discussies blijven meestal steken in ethische kwesties en dat is niet het uitgangspunt van de nieuwtestamentische gemeente.



De oplossing

Christus moest de zeggenschap over Zijn leven uit handen geven, om voor ons terug te winnen wat we in Adam kwijt geraakt zijn. Als we gaan inzien dat zonde betekent dat we buiten het Leven van God staan, dan zullen we ons allereerst en vooral willen uitstrekken naar de genade van God. De openbaring van de Schrift is, dat, zoals door een mens de zonde in de wereld gekomen is en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan. Dood is de afwezigheid van het leven van God in de mens. De veroordeling ligt uiteindelijk niet in het feit dat ik geboren ben met de erfzonde, maar als ik me bewust ben dat Jezus Christus gekomen is om mij leven te schenken en ik dan weiger dit leven aan te nemen. Het oordeel ligt in het feit dat de mensen de duisternis liever gehad hebben dan het licht, dat in de wereld gekomen is. De verlossing van Christus bestaat niet uit de overgang van een lage moraal naar een leven van een hogere moraal,want wij die dood waren door zonde en overtreding heeft Hij levend gemaakt. De behoudenis bestaat dus uit de overgang van dood naar leven. En niet van onfatsoenlijk en slecht naar fatsoenlijk en goed. Jammer dat we nog zo geconcentreerd zijn op de ethiek, in plaats van de nadruk te leggen op deze radikale overgang van de dood naar het leven. Vanuit die overgang worden we ons dan ten sterkste bewust dat het gaat om de godsvrucht van een verlost en geheiligd leven, in plaats van een godsdienst van bepaalde normen en waarden. De juiste normen en waarden zijn de vrucht van een verlost leven. Het gaat om godsvrucht en niet om de een of andere godsdienst. De scheidingslijn van de Gemeente van Christus loopt langs de grens tussen de aanwezigheid van leven of de afwezigheid van goddelijk leven. Dan ga je je niet verlustigen in een troetelnaam als homokerk. Dan wil je je alleen nog maar richten op een kerk die leeft door de Heilige Geest binnen het raamwerk van de Bijbelse waarheden.



Joop Schotanus