Paulus heeft zich niet vergist

P de Bruin • 76 - 2000/01 • Uitgave: 26
Een kennis van je stuurde je vanuit Thessaloniki een fraaie ansichtkaart. Op die kaart de notitie: Pé zie 1 Thessalonicenzen 4:15! Meer stond er niet op. Het was voldoende om die 'Pé' te wijzen op een bijbelse dwaalweg. Je kende de afzender voldoende om te weten dat hij je daarom die kaart had toegezonden. Je kende hem al sinds jaren. Min of meer gelijktijdig waren we bij dezelfde christelijke krant het journalistieke pad opgegaan. Hij bracht het tot hoofdredacteur van een bekend blad en door zijn werk werd hij een bereisd man. Eén van zijn reizen voerde hem dan naar de Griekse stad Thessaloniki. Je wist dat het gezag van de Bijbel bij hem niet zo vanzelfsprekend was en dat het tegen achtergrond daarvan was dat hij je die kaart had gestuurd. De tekst waarnaar hij verwees zou duidelijk maken dat Paulus zich zou hebben vergist.

Daarin heeft de apostel het over de wederkomst van Jezus Christus en over de gelovigen die dan op aarde leven, die de wederkomst zullen meemaken; en zoals uit het vervolg van de tekst blijkt, nooit zouden sterven. Paulus zegt dan: 'wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren…' De apostel zou hebben gedacht dat hij die komst des Heren, de wederkomst van Jezus Christus, zou meemaken, dat hij dus niet voor die tijd zou sterven. Daar heeft de apostel zich vergist meent je vroegere collega en je weet dat er velen zijn die net zo denken. Het is opmerkelijk dat je die mening tegenkomt bij gelovigen van alle kerkelijke richtingen. Als je tegen die gedachte protesteert wordt er veelal niet eens naar je geluisterd. Paulus zou zich hebben vergist en daarmee is het punt uit. Dat is hun mening en daar moet je vanaf blijven.

Kerkvader Augustinus kende ook die hardnekkigheid van de eigen mening. In zijn befaamde boek 'Belijdenissen' zegt hij daarover dat die mensen 'hun eigen mening beminnen, niet omdat ze juist is, maar omdat ze de hunne is'.

Als Paulus zich werkelijk zou hebben vergist dan zou dat zonder meer een heel dramatisch iets zijn, want hij sprak namens God. Wat hij daar zei over die opname en over wij die levend overblijven, laat hij namelijk vooraf gaan met de woorden: 'dat zeggen wij u door het woord des Heeren'. (St.Vert.) Zou Paulus zich hebben vergist dan zou uiteindelijk degene zich hebben vergist namens wie hij sprak en dat was … God.

Om nog even in het voetspoor van Augustinus verder te gaan. Over de Bijbel schrijvende zegt hij in zijn hier eerder genoemd boek: 'indien deze dingen niet naar waarheid van Hem geschreven stonden, dan zou alles gevaar lopen voor leugen gehouden te worden en dan zou er in die geschriften geen enkel heil des geloofs voor de mensheid overblijven'. Natuurlijk heeft God Zich niet vergist en heeft ook Paulus zich niet vergist.

In de Bijbel wordt wel vaker in een persoonlijke trant geschreven zonder dat degenen die ogenschijnlijk worden aangesproken, in persoon, daarmee worden bedoeld. Op zijn sterfbed zegt Jakob bijvoorbeeld tegen zijn zoon Jozef; 'Zie, ik sterf; maar God zal met ulieden wezen, en Hij zal u wederbrengen in het land uwer vaderen'. Maar Jozef, noch zijn broers of de andere Joden die toen leefden hebben het land Israël weergezien.Met zijn woorden doelde Jakob niet op zijn zoon Jozef, noch op diens tijdgenoten. Hij doelde in hen op het Joodse volk dat geslachten later zou terugkeren in het Beloofde Land.

Na Zijn strafrede tegen de Farizeeën zegt Jezus tot Zijn omstanders: 'Gij zult Mij van nu aan niet zien, totdat gij zeggen zult: 'Gezegend is Hij, die daar komt in den Naam des Heeren'. Jezus sprak wel tot Zijn gehoor van toen, maar Hij bedoelde hen niet persoonlijk. In hen richtte Jezus Zich tot het Joodse volk en dat heeft die woorden nog steeds niet gesproken. Paulus die elders in de Schrift duidelijk aangeeft dat hij weet dat de tijd van zijn dood nabij is, had zichzelf niet op het oog toen hij het had over 'wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren'. Hij doelde met die woorden op de gelovigen die zouden leven in de tijd van Jezus' wederkomst.

Paulus adresseerde die brief weliswaar aan de christelijke gemeente in Thessaloniki maar die was niet alleen bedoeld voor die gemeente. Was dat wel het geval geweest dan zou die brief niet in de Bijbel zijn opgenomen. Hij is dat wel omdat de inhoud ervan bestemd is voor de christenen van alle tijden en plaatsen. De christenen die zullen leven in de tijd van Jezus' wederkomst kunnen door die brief van Paulus aan de Thessalonicenzen weten 'hoe laat' het is.

Als een weerklank van die brief kreeg je dan uit Thessaloniki het als vermanend bedoelde: 'Pé, zie 1 Thessalonicenzen 4:15!'
Het is natuurlijk wel aardig als iemand je wil waarschuwen voor een dwaalweg. Maar degene die dat doet moet er wel voor waken dat hijzelf zich niet bevindt op een weg die een doodlopende is. Degene die beweert dat Paulus zich zou hebben vergist in die brief aan de Thessalonicenzen, bevindt zich op een dergelijke zinloze weg.

Jezus, de Zoon van God en de Zaligmaker van de wereld, zegt: 'Uw woord is de waarheid' en in de waarheid is geen enkele ruimte voor een vergissing. Het is dat woord dat onder andere door Paulus werd geschreven en het is dat woord waarvan Luther kon zeggen:' Gods woord houdt stand in eeuwigheid en zal geen duimbreed wijken'; geen duimbreed!

Pé de Bruin