Vrijheid maak je met elkaar

Joop Schotanus • 75 - 1999/2000 • Uitgave: 6
Het duurde wel even alvorens je gewend raakte aan het televisiespotje op weg naar de vijfde mei. Velen zullen zich afgevraagd hebben wat nu eigenlijk de bedoeling was van die uitdrukking: 'Vrijheid maak je met elkaar'. Het spiegelbeeld van deze uitdrukking: Afspraken, regels en richtlijnen, maak je met elkaar' klinkt veel begrijpelijker. Een kerkelijke synode komt toch ook niet bij elkaar onder het thema: 'Vrijheid maak je met elkaar'. Of zou dat na vele eeuwen toch niet eens een verfrissende benadering geven? Misschien kunnen we vanuit de Bijbel enkele kanttekeningen maken bij het begrip vrijheid.

Men kan allerlei opvattingen hebben over het belang van normen en waarden. Als christenen kunnen we ruim of eng zijn in onze opvattingen. We kunnen gebukt gaan onder allerlei regels en wetten, die ons kunnen remmen in onze persoonlijke en geestelijke ontwikkeling. We kunnen ons zo vastbijten in bepaalde zaken, dat we in een keurslijf terecht komen. Dit kan ook betekenen dat we ons zicht op zonde beperken tot onze eigen geliefkoosde taboes. Of we kunnen er zo vrij op los leven, dat vrijheid losbandigheid wordt.

AANVAARD DE ZWAKKEN
Het is heel belangrijk de dingen in het juiste perspectief te zien. In hoofdstuk 14 van de brief aan de christenen in Rome gaat het over de verhouding van christenen onder elkaar. Er zijn sommige christenen voor wie bepaalde zaken absoluut taboe zijn. De één gelooft dat hij alles eten mag en de ander eet alleen plantaardig voedsel. Op grond van deze waarneming mag de één de ander niet oordelen, want een ieder onzer zal voor zichzelf Gode rekenschap geven. (Rom.14:12) De zwakkere broeder wordt verder omschreven in 1 Cor. 8 en 10. Het is de christen die gemakkelijk aanstoot neemt aan medechristenen. De dingen waar men aanstoot aan neemt zijn vaak de dingen waar men zelf geen last van heeft of al overwinning op heeft behaald. Men kan hierdoor terecht komen in de sfeer van wetticisme. Deze wettische houding is een hindernis in de gemeenschap met de Heer.

ONZE LEVENSHOUDING
Wat moet onze houding zijn tegenover degene die zo gemakkelijk geïrriteerd is en kritiek heeft op alles en nog wat? Vaak dingen waar de Bijbel geen duidelijke uitspraken over doet. Er is dan twijfel over wat mag of niet mag en kan of niet kan. De eerste verzen uit Romeinen 14 spreken over niet oordelen en niet minachten. Geen aanstoot geven aan degene die gemakkelijk aanstoot neemt. Verder wel proberen om tot een gemeenschappelijk oordeel te komen. Alvorens enkele vrijheidsprincipes aan te geven, die ons kunnen helpen, wil ik graag eerst aangeven waarom het niet gaat.

ZAKEN ZONDER TWIJFEL
Het hoeft niet te gaan over zaken waarover de Bijbel onweerlegbaar duidelijk is. In Spreuken 6 wordt gesproken over zeven dingen, die de Here een gruwel zijn. In enkele brieven van Paulus vinden we hele lijsten van met name aangeduide zonden. Het is overduidelijk dat er over die zaken geen enkele twijfel hoeft te bestaan. De zonden van de tong, de zonden van het doen en de zonden van het ongeoorloofd begeren maken hier allemaal deel van uit. Hier is maar één uitweg en dat is 1 Joh. 1: 9 "Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid". Alleen op grond van dit bewust en welgemeend belijden is er geestelijke gemeenschap met de Heer en met medechristenen mogelijk. Maar welke principes kunnen we volgen als het gaat om minder duidelijke zaken en bepaalde taboes? In 1 Cor. 8 worden richtlijnen gegeven voor dubieuze gevallen.

HET VRIJHEIDSPRINCIPE
Het vrijheidsprincipe heeft alleen maar met mezelf te maken. "Alles is mij geoorloofd, maar ik zal mij door niets laten knechten' (1 Cor 6:12). Ik heb de vrijheid om allerlei dingen te doen, zolang ze maar niet leiden tot een slaafse gebondenheid. Als ze mij maar geen geestelijke en lichamelijke schade berokkenen en ik mag weten dat ik de Here er niet door bedroef. Dit eerste principe heeft alles te maken met mijn persoonlijke vrijheid. Ik zal mij dingen kunnen veroorloven, waarbij ik alleen maar te doen heb met mijn eigen geweten onder de wet der vrijheid.

HET LIEFDESPRINCIPE
Bij het liefdesprincipe gaat het niet meer alleen om mijzelf en om mijn eigen geweten, maar andere gelovigen raken erbij betrokken. 'Alles is mij geoorloofd, maar niet alles bouwt op. Niemand zoeke het zijne, maar wat des anderen is" (1 Cor 10:24). Wat ik wel of niet doe is helemaal gericht op een bepaalde invloed op medegelovigen. In mijn liefde voor deze medegelovige, laat ik bepaalde dingen na. Niet omdat ze onjuist zouden zijn op zichzelf, maar omdat de medegelovige er mee geholpen wordt. We kunnen overtuigd zijn dat we in dit opzicht veel tekort kunnen schieten. We willen alles doen om elkaar beter te begrijpen. Wat zou ik over die anderen moeten weten om hen beter te begrijpen? Als we maar tijd en gelegenheid zouden hebben dat aan elkaar duidelijk te maken. Om daardoor elkaar in bepaalde kritieke situaties beter te kunnen begrijpen. Ik denk aan de 'lezer in de pen' die de voorstanders van het gebruik van collectebonnen vergeleek met Ananias en Safira. Er is zo afschuwelijk veel onkunde over bijbelse zaken. Er is zoveel bijbels analfabetisme onder mensen die zich naar de Naam van Christus noemen. Bij het liefdesprincipe mogen we hieraan werken, want de liefde sticht (bouwt op) (1 Cor. 8:1).

HET NUTTIGHEIDSPRINCIPE
Naast het vrijheidsprincipe en liefdesprincipe hebben we nog het nuttigheidsprincipe. Dit principe zegt ons: "Alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig- (1 Cor. 10:23). Misschien moeten we bij dit opportuniteitsprincipe in eerste instantie denken aan ongelovigen. Het gaat er om dat ik een getuigenis vil hebben tegenover de wereld om me heen. Die wereld heeft ook een verwachtingspatroon van christenen, waarmee we rekening mogen (moeten) houden. Daarom laat ik bepaalde dingen na, niet omdat deze op zichzelf verkeerd zouden zijn. Het is gewoon niet opportuun, omdat ze een ongelovige in de weg zouden kunnen staan om tot Christus te komen. Als iets dus niet echt nodig is en ik ook de ongelovige liever help dan hinder, laat ik het na.

TOEGEPAST OP BESLUITEN
Laten we deze vrijheidsprincipes eens toepassen op het kerkelijk gebeuren. Er is zoveel verwarring over kerkelijke besluiten, die voortkomt uit menselijke overwegingen en niet uit rechtstreekse bijbelse onderwijzing. Men plaatst dan bijvoorbeeld de kerkorde op hetzelfde niveau als de instructies die Mozes krijgt voor de bouw van en de dienst in de tabernakel. Met die instructies mocht men niet soepel omgaan en van daaruit concludeert men dat er allerlei bindende besluiten moeten komen voor het hele kerkelijke gebeuren. Zo'n kerkorde wordt dan omgeven met een sfeer van onaantastbaarheid. Onder het mom van zorgvuldigheid regelt men alles tot in de kleinste details en legt dat op aan de gemeenten. Men schrijft de plaatselijke gemeenten precies voor hoe een dienst er uit moet zien en hoe er gehandeld moet worden. Wij zouden een pleidooi willen houden voor de vrijheid van de Geest, met dien verstande dat de bovengenoemde vrijheidsprincipes in acht worden genomen. We hebben gezien dat men onder het "principe van de vrijheid" die dingen kan doen, waar de Bijbel geen duidelijke verboden voor geeft en waar een geestelijk gerijpt geweten geen moeite mee heeft. Dit principe heeft in eerste instantie met onszelf te maken. Voor onszelf houden we er geen taboes op na, maar voor anderen leggen we ons beperkingen op, vanwege het liefdesprincipe . Onder "het principe van de liefde" hebben we het recht iets wel te doen, maar uit liefde voor medebroeders en -zusters laten we het na om geen aanstoot te geven, maar juist ook om die ander te kunnen helpen om opgebouwd te worden in het geloof. Verder houden we vanwege "het nuttigheidsprincipe", rekening met de ongelovige, die terecht of ten onrechte een bepaalde verwachting van christenen heeft. Wij willen graag dat mensen de Here Jezus leren kennen en wij hebben er alles voor over om hen niet in de weg te staan. In het contact met de niet-christen willen we niet graag op een zijspoor terecht komen. Eén van de eerste dingen, die we in de Gemeente van Christus moeten weten of leren is om die ander die Hem niet kent tot Christus te leiden. Dat mag en moet een onderdeel zijn van onze eigen discipelschapstraining. Dat is belangrijk voor elk kind van God. Niet alleen voor de leidinggevenden in de Gemeente.

Joop Schotanus