Zielen waar Zijn vrees in woont

Joop Schotanus • 81 - 2005/06 • Uitgave: 13
Dit is de titel van een boekje1 waarin het gaat om mensen rondom een beroemde Engelse Baptistenprediker J.C. Philpot, uit het begin van de negentiende eeuw, waarvan de geschriften in de Gereformeerde Gemeenten nogal opgang hebben gevonden. De schrijver van het boekje, M. Dankers, behoort ook tot deze kring. Vanwege heel veel herkenning van de zielsbevindingen van de beschreven personen wil de schrijver eigenlijk wel wat nuances aanbrengen in de eigen gereformeerde verzegelingstheorie van de doop. Dit vindt hij nodig, omdat er bij de beschreven personen heel veel herkenbaar is in hun ervaringen van de “toeleidende” en “doorleidende” genade in de weg der zaligheid. Vanwege die herkenbaarheid is er ook waardering voor “Pilgrims Progress” van John Bunyan, die ook baptist was.

We kunnen ons best voorstellen dat men in een tijd van kerkelijke oppervlakkigheid valt voor een weg van meer geestelijke diepgang. Tegelijkertijd willen we de mensen, die zo eenzijdig bezig zijn met het vinden van het heil, graag bevrijden van zoveel onzekerheid in hun zoektocht naar dat heil. Natuurlijk kunnen we de ervaringen die mensen hebben (of ze nu baptist, pedobaptist of anabaptist zijn) niet ontkennen, maar we kunnen wel even het vergrootglas houden boven hun eigen interpretatie van die bevindingen. Men is zo gewend geraakt aan de noodzakelijkheid van een bepaalde bekeringsweg, dat men aan speciale verschijnselen ook een eigen gewenste uitleg geeft. Laten we eens een beeld schetsen (een beetje in hun stijl en spelling) van deze manier van omgaan met eigen bevindelijkheid.
“Men spreekt van ‘vrije’ genade om te benadrukken dat je er geen hand voor kunt uitsteken om het te ontvangen. Dit ‘vrije’ betekent voor hen dat God naar eigen believen genade schenkt. De toeleidende weg is dan vaak een lang proces, waarin de Heere zaligmakend leidt naar het openbaar maken van de Heere Jezus in de betrokkene. Het gaat door een periode van aanvechtingen en strijd, waarin men vooral gaat letten op bepaalde voorgeschreven kentekenen. Het is dan een levensweg met vele schommelingen tussen diepe duisternis en zo nu en dan enig licht. Het is een worsteling en het mag beslist niet al te gemakkelijk gaan, want dat zou, hoe tegenstrijdig de term ook moge klinken, goedkope genade zijn. Men verkrijgt uiteindelijk min of meer zekerheid langs de weg van deze bepaalde kentekenen. Dit is dan veelal ook de weg waarlangs gezegende voorbeelden de zekerheid des geloofs bereikt hebben. Zo zwevend tussen hoop en wanhoop en soms ook nog zwervend van de ene naar de andere begenadigde spreker bepaalt men een eigen indirecte weg. Allerlei zielsbevindingen en ervaringen krijgen een bepaalde geestelijke duiding. Dit moet leiden tot een soort innerlijke bevestiging. De beschrijving ervan is voor de ingewijde toezichthoudende broeders doorslaggevend voor de uiterlijke bevestiging. Soms is het pas achteraf dat bepaalde gebeurtenissen als kenmerken hun betekenis mogen krijgen. Veelal is het na vele jaren geleefd te hebben onder de kastijdende Hand des Heeren dat men komt tot het moment dat het de Heere behaagt, de ziel tot de troon der genade op te trekken. Dan pas kan er voorzichtig gesproken worden van een vrijmaking.
Als we het bovenstaande schriftuurlijk gaan beoordelen dan doen we dat met medelijdende zorg. Het geheel van de beschrijving van bekeringsgeschiedenissen is maar al te vaak doordrenkt van vergezochte en oneigenlijke Schriftaanhalingen uit het Oude Testament. Het beeld van de Gemeente van Christus en Zijn volgelingen in de Bijbel is zo anders. Uitgaande van het Pinkstergebeuren zien we nergens langdurig procesmatige bekeringsgeschiedenissen, maar een directe overgang van licht naar duisternis. Er is geen lijdzaam afwachten en uitzien naar allerlei kentekenen, die een juiste uitleg nodig hebben, maar meestal een radicale ommekeer als reactie op een rijkelijk aanbod van verlossing op grond van het verzoeningswerk van Christus. Dit aanbod ligt in het verlengde van de vrijblijvende uitnodiging van de Here Jezus: ”Indien iemand achter mij wil komen”. Er is bij het ontstaan van de Gemeente van Christus onder leiding van de Heilige Geest altijd een appèl tot een persoonlijke keuze. “Die wil, die kome en neme het water des levens om niet”.
Het boekje gaat voornamelijk over zielen die bang zijn om het heil, dat ons genadevol wordt aangereikt, onbevangen in z’n volle rijkdom aan te nemen en daaruit volop te leven.

Joop Schotanus