De spijtbetuiging van Multatuli

Joop Schotanus • 81 - 2005/06 • Uitgave: 8/9
De spijtbetuiging van Multatuli

Enige jaren geleden refereerde Theodore Holman publiekelijk naar de volgelingen van de Here Jezus, als christenhonden. De rechter meende dat dit mocht behoren tot de vrijheid van meningsuiting. Niet dat we daar nu erg zielig over gaan doen, want we zijn ondertussen na Pim Fortuyn al een beetje gewend geraakt aan dit soort vrijheid van meningsuiting. Wat ons bij de verdediging van Holman opviel was, dat hij zich vergeleek met Eduard Douwes Dekker die in de 19de eeuw het boek Max Havelaar schreef, onder het pseudoniem Multatuli en ook geen blad voor de mond nam. Er zullen zich onder de oudere lezers onder ons nog wel bevinden die kennis gemaakt hebben met het genoemde boek, als verplichte leesstof uit hun middelbare schooltijd of anderzijds.

Holman die zich beroept op Douwes Dekker, zal waarschijnlijk vooral gedacht kunnen hebben aan de beschrijving van ds. Wavelaar. Douwes Dekker geeft in zijn boek een zeer negatief beeld van deze zendeling. Bij het lezen hierover zou men de indruk kunnen krijgen dat dit het beeld is van zendelingen in het algemeen.

Op 22 oktober 1930 hield Dr. F.J. Fokkema*, als toenmalig rector van de Nederlandse Zendingsschool te Rotterdam (later Oegstgeest), een toespraak op de Algemene Nederlandse Zendingsconferentie te Amsterdam. Jaren geleden kreeg ik in de Oudheidkamer van Kollum deze toespraak onder ogen, met aan het slot daarin een geciteerde brief, waaruit blijkt, dat Douwes Dekker nooit de bedoeling heeft gehad om een negatief beeld te scheppen van de zendelingen uit zijn tijd. Deze brief is geschreven aan ds. Francken, die hem er op gewezen had dat hij met zijn geschrijf over ds. Wavelaar, een karikatuur maakte van alle zendelingen. De hieronder volgende reactie aan ds. Francken is indrukwekkend.

Douwes Dekker erkent dat zijn schrijven een verkeerd beeld kan oproepen: “Gij hebt gelijk, uitzonderingen te geven als regel, is een leugen. Het spijt me te meer, dat ik deze fout heb gemaakt in de voorstelling, omdat juist ik in de gelegenheid geweest ben tot het gadeslaan van veel zendelingen, die volstrekt niet mank gingen aan het euvel van Wavelarij. Ik wil verder mijn mea culpa aanvullen met mijn waarneming, dat de wijze waarop nagenoeg alle zendelingen in Indië hun zaak voorstaan, den hoogsten lof verdient. Ik heb, als ik wel reken, veertien zendelingen van vrij nabij gekend, en (....) ik moet verklaren, dat zij allen hoogstachtenswaardige mensen waren. Ik voeg er aan toe dat deze mening gedeeld werd door allen die hen kenden. Mijn mening weegt des te zwaarder daar ik geen voorstander der zendingszaak ben. Ook al geloof ik niet, ik wenste als gij, te kunnen geloven (wat ik eens hoopte!) En als ik geloofde? O, denkt gij dat ik mij dan bezig zou houden met boeken maken? Met Ministeriën van Koloniën, met Wavelaars-karikaturen, en zulke vodderij? Neen, ik zou naar Insulinde (Indië) gaan, waar miljoenen behoefte hebben aan de wetenschap van het ene nodige. Helaas, ikzelf bezit die wetenschap niet! Ik ben als die miljoenen daarginder. Maar ik zou er heen gaan, als ik christen was. O, ware ik een christen! Daarheen, om te verkondigen wat dan voor mij, zoals thans voor u, zou wezen het Woord des eeuwigen levens. O, als ik geloofde, als ik christen was, zou ik niets meer, niets anders willen zijn dan zendeling!” (Verspreide stukken van Multatuli, blz.45).

Ik heb jaren geleden aan Theodore Holman het bovenstaande schrijven toegezonden met de mededeling dat hij Nederland versteld zou kunnen laten staan, als hij van het kaliber zou zijn van Douwes Dekker en zijn spijt zou betuigen over zijn uitlatingen aangaande gelovigen in Christus als ‘christenhonden’. Ik heb op mijn brief geen enkele reactie gehad. Dus in dat opzicht mag Holman zich niet meer vergelijken met Eduard Douwes Dekker. Er zou al heel wat mee gewonnen zijn, als ‘generaliserende uitlatingen’ even veel zouden gaan wegen als ‘discriminerende opmerkingen’.

* Dr. Fokkema, afkomstig uit hetzelfde Friese dorpje als uw opinie-schrijver, was tot op hoge leeftijd als voorganger verbonden aan de Zendingsgemeente aan de Burgemeester van Nispenstraat in Doetinchem. Toen er een einde kwam aan het bestaan van deze zendingsgemeente is het kerkgebouw ten deel gevallen aan de daar ontstane Baptistengemeente. Ook van de vakantiegangers in Zelhem hebben daar hun weg gevonden om er in hun vakantie het Woord van God te beluisteren.

Joop Schotanus