De voortgaande discussie

Joop Schotanus • 75 - 1999/2000 • Uitgave: 12
De discussie over Israël en de Kerk blijft gaande. In het Nederlands Dagblad gaf Professor Douma onlangs zijn gedachten hierover (als reactie op het schrijven in het blad Christenen voor Israël) ongeveer als volgt weer:

A. De landsgrenzen betroffen het Israël van het Oude Verbond. Thans is Christus Koning over alle volken en vergadert Hij de Zijnen, uit Joden en niet-Joden. Daarvoor is geen aparte tempel en geen apart land meer nodig.

B. Ik heb de vrijmoedigheid niet om met beslistheid uit bepaalde Oudtestamentische profetieën, zoals Ez. 37, te concluderen tot een nog te verwachten grote bekering onder Israël. Ik hoop op zo'n bekering. Het verschil tussen wat de één op grond van de Bijbel wel en de ander niet verwacht is voor mij niet de belangrijkste zaak. Veel belangrijker is of wij van het huidige Israël, Gods oogappel maken en voor z'n behoud een eigen weg creëren, zodat er niet of heel gedempt over de noodzaak van bekering van de Joden tot Jezus Christus gesproken wordt.

C. Het Nieuwe Testament spreekt over het ware zaad van Abraham, het ware Israël, het ware volk van God. (Matt. 1:21: Luc. 1:17; Rom. 9:25v: 2 Cor. 6:16vv; Gal. 3:29; Titus 2:14; Hebr. 8:8vv; Jac. 1:1,18: 1Petr.2:9; Op.21:3,12). Daarin hebben we te maken met de ware tempel van God. (1 Cor. 3:16., 2 Cor 6:16; Ef 2 :22; 2 Thess 2:4; Hebr. 8:2) of het ware Sion en Jeruzalem (Gal 4:26: Hebr. 12:22; Op 3:12: 21:2:10). Er is één geestelijke gemeenschap, vergeleken met één boom waarvan Abraham de wortel was, en waarin ook heidense takken een plaats hebben gekregen, of waaruit Joodse takken zijn weg gehouwen, om er door hun bekering en enige Messias ook weer in terug geplaatst te kunnen worden (Rom.11).

D. Paulus zegt dat niet allen die van Israël afstammen, Israël zijn en dat niet van het vlees, maar de kinderen van de beloften voor nageslacht tellen (Rom. 9:6vv). Ik zegen het Israël dat z'n reeds gekomen Messias erkent, maar daarom niet het huidige Israël.

Deze punten A tot en met D zijn dus een (gedeeltelijke) weergave van de inzichten van professor Douma in genoemd blad. Drie of vier interpretatie-mogelijkheden. In tegenstelling tot Professor Douma gelooft Het Zoeklicht wel in een aparte toekomst voor Israël. In dit artikel wil ik graag enkele redenen daarvoor aangeven. In de geschiedenis van de theologie komen we vier interpretatie-mogelijkheden tegen. Douma maakt gebruik van drie van de vier, maar sluit de letterlijke interpretatie uit. Als eerste noemen we de symbolisch/allegorische uitleg. Dit is een interpretatie, die de geestelijke betekenis van de Oudtestamentische concrete voorspellingen toepast op het persoonlijke geestelijke leven. Er is ook een historische (kritische) uitleg. Dit is de interpretatie, die bijvoorbeeld Israëls terugkeer volledig wil betrekken op de terugkeer uit de Ballingschap. De derde interpretatie is de vervangingsleer en deze ziet de kerk als vervanging en of voortzetting van het concrete Israël. Op Ezechiël 37 kunnen deze drie interpretatie-mogelijkheden toegepast worden. Naast deze drie mogelijkheden staat bovendien dan ook nog de letterlijke uitleg, zoals die van Het Zoeklicht en van nog vele anderen.

De kern van het geschil
De uitkomst van de discussie over de toekomst van Israël is dus helemaal afhankelijk van het algehele denkkader, waar men van uitgaat. Bij Douma (in navolging van Calvijn) is er dat denkkader dat er in Gods grote heilsplan maar één Volk van God is, bestaande uit alle gelovigen van Adam tot de Jongste dag. Natuurlijk zijn er wel uiterlijke verschillen in de verschillende perioden, maar de openbaring van de gelovigen moet men ondanks alles blijven beschouwen als gestalten van dat ene Volk van God. De overeenkomsten van die verschillende perioden zijn dan van meer doorslaggevende betekenis dan de verschillen. Aldus beschouwd kan dit overeenkomstige globaal aangeduid worden als de Kerk van God. Dit betekent wel dat alle nog niet vervulde profetieën (die in eerste instantie over Israël zijn uitgesproken) nu op de huidige kerk toegepast moeten worden. De voorspellingen van Ezechiël over de tempel hebben dan betrekking op de Gemeente van nu, omdat Paulus de Gemeente ook tempel noemt (een beetje kort door de bocht, maar toch..!). Dit alles berust op het ene verbond van God met de mensheid. Het verbond der genade dat zich in Christus uitstrekt over alle eeuwen in heden en toekomst. Berustend op de beloften aan Abraham en te verwerkelijken door het voldoen aan de eisen van de wetgeving op de Sinaï. Nu is (aldus deze visie) in Christus de Gemeente in gelijfd bij Israël of andersom Israël ingelijfd in de Gemeente Het nieuwe Verbond is eigenlijk niet meer dan een vernieuwd Verbond.

Onze tegenargumenten
A. De landbeloften zijn in de oude bedeling niet in vervulling gegaan. Deze beloften vinden we zelfs nog volop bij de laatste Oudtestamentische profeten. In de stille perioden naar de nieuwe bedeling toe is er eerder sprake van afkalving dan van herstel. En ook bij de eerste komst van Christus tot de Zijnen, hebben de Zijnen Hem niet aangenomen.

B. Wij kunnen heel veel begrip opbrengen voor de vrees dat ook al zouden deze rijke beloften betrekking hebben op de toekomst, ons dat in het heden zou ontslaan van de verantwoordelijkheid te getuigen tegenover onbekeerde Joden. We vinden desondanks in de Bijbel heel duidelijk twee onderscheiden volken in duidelijk onderscheiden tijdperken, waarin de Here God verschillend handelt en omgaat met de mensheid en Israël. Het gaat dan enerzijds om de Gemeente (aangeduid als Lichaam van Christus, bestaande uit Messiasgelovige heidenen en Messiasgelovige Joden), anderzijds ook nog om het nu nog terzijdegestelde Israël naar het vlees. Ook al is de scheidsmuur tussen Messiasgelovige Joden en Messiasgelovige heidenen in onze bedeling afgebroken, dan is dat nog geen bewijs voor de veronderstelling dat Israël met al de toekomstbeloften uit het Oude Testament zou hebben afgedaan als volk van God. Men kan dus niet spreken van één volk van God, dat zich uitstrekt van Adam tot het einde, omdat wij zien dat de Here God de verschillende tijdperken en de opeenvolging daarvan in Zijn Hand houdt (Handelingen 1:6&7).Op grond van een totaal nieuw Verbond (de verwijsplaatsen hiervan op te zoeken in een concordantie) zal de Here God de draad weer opnemen met Israël.

C. De vele verwijsteksten onder C laten duidelijk zien dat Douma uitgaat van het ene volk en het ene verbond in één lange ononderbroken wereldperiode, zonder echt rekening te houden met Gods verschillende wijzen van werken in de verschillende wereldperioden en het bepalen van de afbakening daarvan (Hand 1:6).

D. Als Jeremia de afvallige Joden aanduidt als heidenen (gojim), dan betekent dat niet dat hiermee voortaan alle Joden tot heiden (niet-Jood) zijn geworden. Als Paulus de waarachtige gelovigen tot het ware Israël verklaart, dan is dat figuurlijk en typologisch bedoeld. Douma heeft het tijdelijk terzijde gestelde Israël (de meerderheid van het huidige Israël) uit het oog verloren. Dit is erg jammer. Terwijl we een open oog en een zeer ruim hart mogen hebben voor de Messiasgelovige Joden, zijn we daarnaast ook ten zeerste verheugd over het feit, dat het volk der Joden nog een geweldige eigen toekomst tegemoet zal gaan, omdat de Here God hen niet uit oog heeft verloren.

Conclusie
Het gaat in de Bijbel enerzijds duidelijk om Israël in verleden en toekomst en anderzijds om de Gemeente bestaande uit de ene kudde van Messiasgelovige Joden en Messiasgelovige heidenen in het heden. Natuurlijk zijn er wel duidelijk veel geestelijke parallellen. De keuze voor het een of ander ligt dus in het algehele denkkader. Het gaat om de keuze van Gods handelen met één volk of twee volken in onderscheiden wereldperioden. Voor velen gaan de ogen open in het onderscheiden van het Lichaam van Christus en het toekomstige volk van Israël. Anderen kiezen voor de uitleg van het ene Verbond dat verder elke andere mogelijkheid uitsluit, maar wat wel inhoudt dat het heel moeilijk wordt om de letterlijke teksten over de voorzeggingen voor Israël recht te doen. Onze zienswijze bij Het Zoeklicht gaat uit van een bewuste keuze voor Christus, als persoonlijke verlosser en als hoofd van de Gemeente, die ontstaan is op de Pinksterdag als een nieuw volk. Heel anders dan het reeds bestaande volk, dat tijdelijk aan de kant is gezet.

Joop Schotanus