“Eli, Eli…”

Gieneke van Veen-Vrolijk • 88 - 2012 • Uitgave: 7
Jezus’ roep van verlatenheid

Deze roep van de stervende Heiland behoort tot de meest ondoorgrondelijke woorden die Hij uitte tijdens Zijn aardse rondgang. Taalkundig biedt dit kruiswoord weinig moeilijkheden, maar wie kan ooit de diepgang en geestelijke dimensie hiervan bevatten? De betekenis en strekking van dit kruiswoord met betrekking tot het onuitsprekelijke en peilloze lijden van de Heiland is voor geen mensenkind te doorgronden. Want, wie zal ooit kunnen weten wat de Here Jezus meemaakte en leed in die vreselijke Godverlatenheid en daarover kunnen spreken? Hier past eerbiedig stil worden met gebogen hoofd in het besef: Het was voor mij…


De Here Jezus had in die lijdensnacht en daarna niet meer gesproken nadat Hij Pilatus antwoordde (Matteüs 27:11). De Here Jezus had zwijgend geleden en nu spreekt Hij, echter niet als antwoord op de hoon van de spotters (Matteüs 27:39-44), maar als uiting van Zijn intense klacht, gericht tot God.
Tussen 14 en 15 uur in de middag1 klinkt Zijn luide kreet waarin de klagende vraag van Psalm 22:2 valt te horen: “Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?” (Matteüs 22:46). Deze indringende woorden tonen de ware betekenis van wat er gebeurt: God de Vader wendt Zich af van Zijn lijdende Zoon en verlaat Hem…
Ten tijde van Jezus werd overal in Israël het Grieks verstaan en gebezigd. Maar het Aramees was de meest gebruikte spreektaal, vooral in Galilea, terwijl in Jeruzalem en omgeving het Hebreeuws meer werd gebruikt. De Here Jezus en de discipelen spraken waarschijnlijk Aramees als moedertaal, naast het Hebreeuws. Zo klinkt Aramees in de roep “Eli, Eli, lama sabachtani?”2 De aanroepvorm ‘Eli’ (mijn God) is Hebreeuws, maar het vervolg is Aramees.3 Deze eigen vertrouwde moedertaal gebruikt Jezus om Zijn diepste pijn te verwoorden. Van de woorden die Hij sprak aan het kruis is deze roep het enige kruiswoord die de evangelisten Matteüs en Marcus hebben opgetekend.4 Wat een indruk heeft dit kruiswoord op hen gemaakt! Ook nu wil dit woord ons diep raken.

Onbeschrijflijke pijn
Matteüs duidt als evangelist de dood van de Here Jezus door zijn gebruik van Oudtestamentische teksten als profetische vervulling, die leidt naar een belangrijk hoogtepunt, de geloofsbelijdenis van ongelovigen: “Werkelijk, Dit was Gods Zoon!” (vers 54). Dat zondaren tot die levensbeslissende belijdenis komen is het grote doel van Zijn sterven! Dat geldt onverminderd nu… Het is nog genadetijd.
Jezus’ unieke Persoon als Zoon Gods had altijd in onafgebroken eenheid en gemeenschap met de Vader geleefd. Hij zei: “Ik en de Vader zijn één” (Johannes 10:30; vgl. 14:10; 17:21a). Door de menselijke zondelast die op Gods Zoon werd geladen moest de Vader Hem verlaten. De profeet Habakuk had al gezegd: ‘U bent te rein van ogen om het kwade aan te zien…’ (Habakuk 1:13). De heilige God kan de zonde van de mensheid die op de heilige Zoon is geladen niet aanzien en moet daarom Zijn aangezicht voor Hem verbergen en Hem verlaten aan het kruis, terwijl Hij, de Onschuldige, lijdt onder onze, ja mijn zondelast. Jezus’ onbeschrijfelijke pijn vanwege die verlatenheid is een van de meest onbegrijpelijke geheimenissen van het evangelieverslag.
Kort voor Zijn sterven roept Jezus het uit met luide stem.5 Hieruit blijkt dat Hij hiervoor (nog) kracht heeft en dat de roep voor allen hoorbaar moet zijn. Zelfs in Zijn verlatenheid roept de Here Jezus ‘mijn God’, waaruit Zijn geloof en vertrouwen in Hem blijkt. Maar de gemeenschap met Zijn God is verbroken! Hierin ligt Jezus’ niet te bevatten pijn en lijden. Dat is de lijdensbeker die Hij moet drinken (Matteüs 20:22; 26:39; Lucas 22:42). Hierdoor kan de zonde die de mens scheidt van God (Jesaja 59:2) worden betaald. ‘De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem…’ (Jesaja 53:5).

De klacht
Bepaalde uitleggers vinden de betekenis van de roep zo moeilijk te geloven, dat zij menen dat er een andere inhoud aan moet worden gegeven. Zij achten het ondenkbaar dat de Vader de Zoon werkelijk had verlaten en zoeken een andere betekenis achter Jezus’ roep. Het zou een uiting zijn van de diepe droefheid van Zijn ziel en eenzaamheid in die zware uren. Het zou een wanhoopskreet zijn vanwege alle geleden agressie en uitdrukking van teleurstelling en pijn wegens het verlaten zijn door vrienden en discipelen. Dit soort uitleg is uiterst gevaarlijk, want hiermee wordt eigen menselijke inzicht maatstaf voor de interpretatie van de Bijbeltekst. Als Jezus uitroept naar God en vraagt waarom Hij Hem verlaten heeft, dan betekent dat dat Hij ook werkelijk door de Vader werd verlaten aan het kruis. Of zou een mens beter weten wat de vraag van de Here Jezus betekende en inhield dan Hijzelf?
Hij lijdt verlaten als de rechtvaardige van Psalm 22, niet - zoals ook wel wordt aangevoerd - als de later lovende en in glorie herstelde man van deze Psalm (vers 23-32). Dit laatste zou afdoen aan het onmetelijke lijden van Zijn verlatenheid. Wij mogen de betekenis van Jezus’ roep van verlatenheid niet afzwakken. Evenmin mogen we deze roep niet eigenmachtig, naar menselijke inzicht uitleggen. Zijn klachtroep getuigt van werkelijke Godverlatenheid. De gruwelijke pijn hiervan kunnen we niet verklaren, slechts gelovig aanvaarden…

Voor mij
De dood die Jezus stierf was afgrijselijk, vol afschuw, dat is de prijs van de verzoening van de zonde. Wie iets van de verzoening tussen de heilige God en de zondige mens wil begrijpen, moet vooral beseffen wat de prijs was van Jezus’ geestelijke lijden, dat onuitsprekelijk veel heftiger was dan Zijn vreselijke lichamelijke pijn. Hij droeg de zondelast van de hele mensheid en werd in onze plaats tot zonde gemaakt, om zo als het Lam Gods dat de zonde van de wereld wegdraagt (Johannes 1:29b) onze gerechtigheid bij God te bewerken (2 Korintiërs 5:21).
Er heerste duisternis tijdens Jezus’ verlatenheid (Matteüs 22:45). Dit was niet vanwege een natuurlijk verschijnsel, zoals een (woestijn)zandstorm die een tijdelijke verduistering van het zonlicht kan veroorzaken. Dit was een bovennatuurlijke duisternis als sprekend teken van Gods almacht, gericht tot allen die Zijn licht verwierpen (vgl. Johannes 1:4-9; 12:35-36). Deze duisternis die midden op klaarlichte dag, op de helft van de ochtend tot in de middag, over ‘het hele land’ viel kan worden gezien als teken van Gods toorn, zoals de duisternis heerste over geheel Egypte als plaag over dat land en teken van Gods oordeel en toorn (Exodus 10:22). In die schrikwekkende duisternis droeg Zijn Zoon plaatsvervangend de zondelast van de mensheid, omdat de Here God de mens zo liefheeft en wil behouden (Johannes 3:16). Daarom sprak Hij: ‘Ik ben het licht van de wereld; wie Mij volgt… zal het licht van het leven hebben’ (Johannes 8:12). Nog steeds is Jezus het Licht van de wereld dat straalt in de duisternis! Wie Zijn kruisoffer gelovig aanvaardt als losprijs voor eigen zonden zal nu en voor eeuwig in Gods licht wandelen.
Daarom mogen we - ondanks onze menselijke beperkingen - toch wijzen op dit kruiswoord en verkondigen wat dit voor de mensheid betekent: Zijn plaatsvervangend kruislijden en sterven was en is de in zonde verloren mens ten leven. Hoe stamelend ook, verkondigen we deze heilsboodschap van eeuwig leven!

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk

1 Volgens de Joodse tijdberekening gold de vroege ochtend (ca. 6 uur) als het eerste uur; dat betekent dat de tijd tussen het 6e en 9e uur van circa 11-12 uur tot 14-15 uur was. Dat is de meest heldere en lichte tijd van de dag.
2 De Hebreeuwse tekst van Ps.22:2 luidt: ‘Eli, Eli lama `azábtani?’
3 Marcus vermeldt hetzelfde kruiswoord geheel in de Aramese vorm (Marc.15:34). In een Aramese vertaling (Targum) van Ps.22 komt ook ‘Eli’ (mijn God) voor waaruit kan blijken dat deze vorm gebruikelijk was.
4 De overige zes kruiswoorden zijn opgetekend door Lucas en Johannes.
5 De hier voorkomende uitdrukking ‘met grote stem’ wijst op een luide, krachtige stem.