Kan een gelovige verloren gaan?

Joop Schotanus • 80 - 2004/05 • Uitgave: 5
Kan een gelovige verloren gaan?



In de kerkgeschiedenis is er veel discussie geweest over de vraag of men als men eenmaal kind van God is geworden, daarna dat kindschap weer kwijt zou kunnen raken. Ook al zijn er zaken die tegen ons gezonde verstand in lijken te gaan, toch blijft doorslaggevend wat de Here God in Zijn Woord hierover openbaart.



Velen hebben vanwege een ogenschijnlijke Bijbelse tegenstrijdigheid er vaak niet echt raad mee geweten. Augustinus schijnt dan weer de ene kant en dan weer de andere kant aangehangen te hebben. Hierdoor konden Luther en Calvijn zich op hem beroepen, maar ook de Rooms-Katholieken beroepen zich op dezelfde Augustinus om het tegenovergestelde te beweren. In evangelische kringen vinden we soms ook diezelfde tweeledigheid. Bij het Leger des Heils werkt het niet bevreemdend als mensen met een zekere regelmaat herhaaldelijk terecht komen bij de zondaarsbank om opnieuw kind van God te worden.



Eens voor altijd

De Bijbel leert ons dat er redding is en blijft voor hen die "eens en voor altijd" gerechtvaardigd zijn, door het geloof in het verzoeningswerk van Christus. Paulus stelt de vraag in Romeinen 8:35:"Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus" en hij antwoord in vers 38 "Ik ben verzekerd dat er absoluut niets is dat ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods welke is in Christus Jezus, onze Here". Wij mogen weten dat dit ook waar is als we het naar de mens gesproken niet meer zien zitten of dat we denken alles kwijt te zijn. Al eerder in dat hoofdstuk (de verzen 29 en 30) had Paulus gezegd, dat Hij hen die Hij gekend heeft, bestemd heeft tot gelijkvormigheid aan het beeld van Zijn Zoon. Als er ergens in de evangeliën mensen zich beroemen op hun geestelijke prestaties, moet de Here Jezus zeggen, dat Hij hen nooit gekend heeft. Dus ogenschijnlijk kunnen er mensen aan Gods kant staan, terwijl dat in werkelijkheid niet zo is, omdat zij op de verkeerde voedingsbron zijn aangesloten.



Voorwaardelijk en onvoorwaardelijk

In Johannes 10 :27-30 zien we dat de Here God ons beloften voorhoudt. Er zijn voorwaardelijke en onvoorwaardelijke beloften. Maar uit het verband wordt het altijd duidelijk waar het om gaat. De voorwaardelijke beloften volgen bijvoorbeeld op "INDIEN IEMAND". De andere beloften zijn gewoon vaststellingen, zoals in Romeinen 11:29: "Want de genadegaven en de roeping Gods zijn onberouwelijk. Ook in Romeinen 5 :8-10 vinden we geen INDIEN , maar een voldongen feit. "God echter bewijst Zijn liefde jegens ons , doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is". In Filippenzen 1:6 lezen we: "Hij die in u een goed werk begonnen is zal dit voortzetten tot op de dag van Christus". Er kan geestelijk heel wat ongedaan gemaakt worden in ons leven door ons verval, maar nooit het eigenlijke werk van de rechtvaardiging. Ondanks de diepste val is de Here God in staat de "nieuwe schepping" in ons in stand te houden. Als de vruchten "hout, hooi en stoppelen "zijn, kan de ziel gered worden als door vuur. (zie 1Kor. 3:13-15). We kunnen dan te doen hebben met een verloren leven, maar gelukkig wel met een behouden ziel.



Pro en contra

Er zijn goedbedoelende mede-christenen die om velerlei redenen bezwaren inbrengen tegen de zekerheid van het behoud. Veelal vanuit beperkte bijbelgegevens, die ogenschijnlijk het tegenovergestelde beweren en waarmee men dan geen raad weet. Maar dat niet alleen. Het voornaamste bezwaar geldt vooral de vrees voor geestelijke slordigheid. Als je eeuwig heil niet afhangt van een zorgvuldige levenswandel, waarom zou je je daar dan druk om maken? Het tegenargument is natuurlijk, dat iemand, die het nieuwe leven kent, nooit echt gelukkig kan zijn op de weg van de zonde. Hij/zij blijft de drang in zich houden om de zaken weer op orde te krijgen. Als die drang op den duur niet tot uiting gaat komen, dan mogen we ons afvragen of iemand werkelijk wederom geboren is (zie Rom 6:1,2 en 1 Joh. 3:9). Een tweede bezwaar kan zijn, dat er gebrek aan geestelijke inzet is voor het dienen van de Heer. Hier kunnen we eveneens tegenover stellen, dat het juist niet in overeenstemming is met Gods bedoeling om door eigen inspanning in Christus te blijven Bewust leven uit de zekerheid van het eeuwig behoud, doet je niet uitsloven, maar geloven. Een derde bezwaar kan zijn, dat als onze eindbestemming niet afhankelijk is van onze christelijke levenswandel er een soort automatisme ontstaat, waarbij de mens beroofd wordt van de uitoefening van zijn vrijheid. Dat men het dus allemaal maar over zich heen laat komen zonder de noodzaak van het maken van de juiste keuzes en beslissingen in te zien. Hierbij wordt over het hoofd gezien dat God dingen in ons werkt, die wij van binnenuit in vrijheid uit mogen werken (Fil. 2:12,13).



Joop Schotanus