Tot zegen voor elkaar

Joop Schotanus • 81 - 2005/06 • Uitgave: 17
Tot zegen voor elkaar



In de loop der jaren kunnen in onze ziel ontwikkelingen plaats hebben, die onze manier van omgaan met onze medemensen bepalen. In onze onderlinge relaties liggen bepaalde voorspelbare patronen, die alles te maken hebben met onze karaktervorming. U weet uit uw familie- en kennissenkring hoe iemand zich laat gelden of hoe die persoon meestal reageert in gesprekken en omstandigheden. We hoeden ons ervoor om bepaalde dingen te doen of te zeggen, omdat we weten wat het losmaakt. Zo lang we nog overzicht en inzicht hebben, durven we ons aan de situaties wel bloot te stellen. Maar wat te doen als de zaak telkens opnieuw uit de hand loopt? We willen zo graag tot zegen zijn voor elkaar, maar we krijgen daartoe niet altijd de kans of we ontdekken dat we het verkeerd aangepakt hebben. Hoeveel liefde kunnen we opbrengen voor de ‘moeilijke’ karakters? Op een bepaald moment komt er een einde aan ons geduld en geven we het op. We bidden nog wel voor de betrokkene(n), terwijl we eigenlijk het geloof in een verandering hebben opgegeven, omdat het zo vaak is vastgelopen. Daarna kunnen we de neiging hebben om het contact zoveel mogelijk te ontwijken.



Laten we eens proberen een beschrijving te geven van zo’n (ogenschijnlijk) hopeloze situatie. In het contact stel je je bloot aan een praatgraag iemand, die haar tekorten heel geanimeerd probeert te compenseren met interessante kletspraatjes over die of die. Onbewust schreef ik haar tekorten. Mannen mogen zich evenzeer aangesproken weten. Om in onze kindertijd in het zwembad zelf omhoog te komen duwden we de ander naar beneden. Vanuit een soort minderwaardigheidsgevoel heeft men een sterke behoefte om zichzelf omhoog te werken. Men probeert dit te bereiken door anderen naar beneden te halen. Achter allerlei verdachtmaking zit vaak iets van zelfrechtvaardiging. Er is ook veel bemoeizucht en ziekelijke nieuwsgierigheid dat leidt tot ongezonde situaties. Men raakt niet uitgepraat over andermans tekorten en zwakheden. Als er iets positiefs gezegd wordt over iemand, voelt men zichzelf bedreigd en weet men aan het gesprek direct een negatieve draai te geven, waardoor het liefdevolle verdwijnt en het liefdeloze de overhand neemt. Uit jaloezie of gewichtigheid maakt men de reputatie van een medebroeder of –zuster kapot. U dacht dat ik het tot nu toe over de boze buitenwereld had. Het komt evenzeer voor onder hen die zich naar de Naam van Christus noemen.



Er is iets mis gegaan in de geestelijke vorming, met vaak heel nare sociale consequenties. Men is niet opgevoed met de noodzaak om ‘van zichzelf’ verlost te worden. Het enige wat men weet, is dat je je zonden mag belijden en vergeving mag ontvangen. Voor velen hoort dat er in ieder geval om tien over tien op zondagmorgen bij. Op een soort automatische manier hoort dat vragen om vergeving ook nog bij elk gebed dat men opzendt: “In de vergeving van al onze zonden”. Ondertussen berust men in het zondaar zijn en houdt men zichzelf met allerlei nare menselijke eigenschappen in stand. Zolang wij onszelf nog handhaven liggen we nog onder de invloed van de tegenstander. Het roddelcircuit en de geldingsdrang horen bij de duisternis. Het jezelf belangrijk maken door al maar te praten over jezelf of op een negatieve manier over die ander is niet van de Heer. Het oordelen over anderen is een vorm van hoogmoed. Een plaatselijke gemeente kan er zelfs aan ten onder gaan. In ieder geval gaat de geestelijke kracht erdoor verloren.



De situatie kan alleen maar doorbroken worden door een radicale verandering. Men moet innerlijk helemaal los komen van zichzelf. Alleen door absolute zelfovergave komt men vrij uit de macht van de duisternis. In de Bijbel heet dat zelfverloochening. Dit begint niet met het vragen om vergeving voor uw zonden, maar voor die ene zonde van de zelfpromotie. Vanuit het zich één maken met de dood van Christus geeft u uw zelfhandhaving op. Dit opgeven van het zelfbeschikkingsrecht baant de weg voor een nieuwe omgang met de medemens. Een vrijgemaakt iemand kan luisteren en staat vragend open voor de problemen van de ander, zonder zichzelf op de voorgrond te stellen. Alleen op deze manier kunnen we, onder leiding van de Heilige Geest, tot zegen voor elkaar zijn.



Joop Schotanus