Tucht, een moeilijk geval!

Martin Penning • 90 - 2014 • Uitgave: 4
De gemeente van Jezus Christus wordt vergeleken met het aansprekende beeld van een lichaam. Dit beeld laat zien dat we elkaar als gelovigen nodig hebben. In de Bijbel vinden we verschillende ‘elkaar’-woorden: naar elkaar omzien, elkaar aanvaarden, elkaar liefhebben, elkaar vergeven, elkaar bemoedigen, elkaar vertroosten, elkaar opbouwen en elkaar aanvuren. In dit artikel willen we nadenken over een ‘elkaar’-woord dat niet meer populair is en dat is ‘elkaar terechtwijzen’.

Een moeilijk gesprek
Een aantal jaren ben ik nu voorganger en heb ik meerdere vermanende gesprekken moeten voeren. Ik had de stille hoop dat het mettertijd wel zou gaan wennen. Maar ik moet toegeven dat het niet snel went. Ik herken mijzelf in de volgende woorden:
“Als ik niet zeg wat verkeerd is in het leven van mensen, voel ik me ongehoorzaam aan het Woord van God en daarmee aan God Zelf. Dat geeft het besef als pastor gefaald te hebben. Alsof ik geprobeerd heb ‘aardiger te zijn dan God’ (de uitdrukking is van Bram Krol in zijn column ‘Fatale vergissing’ in Uitdaging van juni 2002). Maar als ik het wel zeg, oog in oog met mensen die vermaand moeten worden, voel ik me een bruut, een betweter, een Farizeeër. Alsof ik beter ben.”1
Kortom: aan de ene kant wil je vasthouden aan dat wat de Bijbel zegt, maar aan de andere kant zit er iemand tegenover je met verlangens, vragen of nood.

Vermanen en een pastorale grondhouding
Tucht heeft in ons taalgebruik een negatieve klank gekregen.2 Maar in de Bijbel zien we dat het primaire doel van tucht is: het behouden van een zondaar. Als het gaat om tucht dan wordt met name Matteüs 18:15-17 aangehaald. Helaas wordt er weinig gekeken naar de context waarin dit gedeelte staat. Want aan dit gedeelte gaan twee opmerkelijke zaken vooraf.
Ten eerste het gedeelte dat gaat over wie het belangrijkste zal zijn in het Koninkrijk der hemelen. Terwijl de discipelen zich druk maken over wie de voornaamste plaats zal innemen (Matteüs 18:1-2), wijst de Heere Jezus hen op het gering zijn (Matteüs 18:3-4). In vers 5 kunnen we nog lezen dat de Heere Jezus wijst op gastvrijheid en liefde.
Ten tweede laat de Heere Jezus zien hoe Hij te werk gaat, als een Herder die Zijn negenennegentig schapen achterlaat om het afgedwaalde schaap terug te brengen bij de kudde. Matteüs 18 leert ons iets over de pastorale context waarin het vermanende gesprek mag plaatsvinden.
Het eerste wat we moeten tonen in een vermanend gesprek is de zoekende liefde van Christus. Door de liefde van Christus is er plaats voor luisteren en openheid in het gesprek.
Ten tweede heb je als persoon die het gesprek leidt ook zelfkennis nodig. Wij kunnen alleen maar met ogen van de Heere Jezus naar iemand kijken als we zelf leven vanuit Gods Woord en staan onder de leiding van Zijn Geest. Dat betekent dat wij ons gehele hart moeten openen voor de Heere met al onze zwakheden en onze zonden die in ons leven aanwezig zijn. Onze grondhouding bestaat uit een diep ervaren van Gods onvoorwaardelijke vergevende liefde.
Als derde kenmerk van onze pastorale houding zou ik willen noemen ‘moed’. Naast onze open houding en ons luisterend oor moeten we ook duidelijk zijn naar de ander. De ander zal geconfronteerd moeten worden met zijn levenshouding, met als doel dat hij gaat ontdekken wat er mis is in zijn leven. Dit veronderstelt kennis van Gods Woord en tact om het op een fijngevoelige manier uit te leggen.

Waar begint tucht?
Sporters leven jarenlang gedisciplineerd om de top te bereiken. Deze prestaties gaan hand in hand met een leven van zelfbeheersing en matigheid (1 Korintiërs 9:25). Dat een topsporter zich dingen ontzegt om de top te bereiken vinden we normaal. Maar dat een christen zich dingen moet ontzeggen om op die manier een diepere relatie met de Heere te krijgen, vinden we vreemd. Door de ontdekkende werking van de Heilige Geest en het verzoenende werk van Jezus Christus zijn we door genade een kind van God geworden. Maar door genade mogen we ons ook toewijden aan de Heere in een heilige levenswandel. Dit is een leven in toewijding en zelfbeheersing.
Daarbij is zelftucht een positief element in het leven van een christen. Het moet een verlangen zijn van een gelovige om door de leiding van de Heilige Geest ook een zelfbeheerst leven te leiden. Zal een gemeente tucht willen toepassen onder haar geledingen, dan zal er ook ruimte moeten zijn in onderwijs en prediking voor zelftucht. Dit onderwijs kan een louterende werking hebben in persoonlijke levens van mensen.

Doel van tucht
• De gemeente van Jezus Christus heeft zijn bestaansrecht te danken aan een heilig en barmhartig God. De tucht is niet los te zien van die heilige God die wij als gemeente mogen dienen (1 Petrus 1:15-16).
• In Matteüs 18 kunnen we een 4-traps procedure ontdekken ten aanzien van de tucht.
1. Een ontmoeting onder vier ogen, een persoonlijke confrontatie.
2. Een ontmoeting met twee of drie anderen, het betrekken van getuigen.
3. Een ontmoeting met de gehele gemeente, betrokkenheid van de lokale kerk.
4. Pas dan volgt eventueel uitsluiting, publieke uitbanning.
De eerste drie punten zijn er alle drie op gericht de persoon terug te krijgen binnen de gemeenschap. Vandaar dat tucht ook ingebed moet zijn in de pastorale zorg. Tucht is op en top zielszorg binnen de gemeente van Christus.
• Het is een verantwoordelijkheid die de gemeente van Jezus Christus heeft gekregen. Het is een middel om mensen terug te brengen bij de Heere Jezus. Zowel het bovengenoemde gedeelte uit Matteüs, als de Brieven van het Nieuwe Testament geven ruimte om op te trekken met mensen die dreigen af te vallen (Galaten 6:1-2; Judas :22-23; Jakobus 5:19-20). Als de zonde van de persoon een negatieve invloed heeft op het zedelijke leven of de geldende leer, dan is men genoodzaakt de persoon uit de gemeente te zetten (1 Korintiërs 5:11-13). Maar als er tucht over een persoon wordt uitgesproken, dan zal de gemeente compassie moeten houden voor deze persoon. De gemeente heeft de opdracht om de persoon opnieuw te winnen (Matteüs 5:17).
• Tucht is geen bemoeizucht, maar het is onze zorgplicht. Tucht is omzien naar elkaar, elkaar waarschuwen, elkaar terechtwijzen en zaken op orde brengen. Hierdoor houden we onze persoonlijke relatie met de Heere Jezus oprecht.
• Tucht heeft ook als doel om de gemeente zuiver te houden. Er is een scherpe lijn tussen de gemeente en de wereld. Deze moet gehandhaafd blijven. Bij het wandelen in de waarheid zijn gemeenteleden aan elkaar gegeven om elkaar de juiste weg te wijzen, zo nodig terug te brengen, weer op weg te helpen en verder te begeleiden. Als gemeenteleden onzuivere zaken de gemeente inbrengen, zoals immoraliteit of dwaalleer, zal men afstand moeten nemen. Deze afstand is nodig, zodat de onzuiverheid niet de gehele gemeenschap infecteert.

Wat zijn belemmeringen om tucht toe te passen in de gemeente?
1. Ervaring uit het verleden
In het verleden werd de tuchtmaatregel vaak gehanteerd om mensen uit te sluiten. De tucht heeft ook een negatief imago, omdat het selectief wordt toegepast. Op het gebied van huwelijk en seksualiteit wordt tucht veel vaker toegepast dan op het gebied van roddel en ontrouw zijn aan de gemeente.

2. Het impopulair zijn van het begrip zonde
Vanuit Matteüs 18 hebben we gezien dat gemeenteleden elkaar moeten wijzen op zondig gedrag. Tucht en zonde zijn aan elkaar gekoppeld. Maar het begrip zonde is in prediking, onderwijs en pastoraat steeds meer op de achtergrond geraakt. We zien binnen de gemeente een proces waarin er niet meer gesproken wordt over zonde, maar over gebrokenheid, pijn en verdriet. Angstvallig wordt het woordje zonde niet meer genoemd. Gevolg is dat we ook niet meer kunnen spreken over tucht.

3. Een therapeutisch evangelie
Voorgangers zijn therapeuten geworden die voor een ieder een troostrijk woord hebben. Als prediker doe je zeker geen normatieve uitspraken meer, omdat de angst bestaat wettisch of moralistisch over te komen. Het doel van het therapeutisch evangelie is om iedereen een plek te geven in de gemeente, om de kudde koste wat het kost bij elkaar te houden. Het profetische woord wat scherp, confronterend en rechtlijnig kan zijn, wordt niet meer gesproken en dit willen mensen ook niet meer horen.

4. Waarheid en liefde
Door bovengenoemde punten zien we dat de liefde boven de waarheid wordt gesteld. Waarheid en liefde kunnen niet buiten elkaar. We moeten ze niet tegen elkaar uitspelen. Als liefde binnen de prediking en het pastoraat boven de waarheid wordt gesteld, dan krijg je een horizontaal evangelie, een vervlakkend evangelie, een evangelie waar het profetisch gehalte uitgehaald is. Dan krijg je een evangelie waarin mensen alleen nog maar bevestigd worden in hun gedrag, ook als dat gedrag in strijd is met de waarheid.

5. Tucht is niet verbindend
Toen ik werd beroepen door mijn huidige gemeente, was het sleutelwoord in de profielschets en de gesprekken ‘samenbinden’. Binnen de gemeente is er sterk de gedachte dat alles samenbindend moet zijn. Alle zeilen moeten bijgezet worden om iedereen binnenboord te houden. Men is bang dat tucht polariserend werkt.

6. Churchhoppen
Gemeenteleden gedragen zich steeds meer als consument. Als de gemeente niet naar tevredenheid functioneert, dan ga je naar een andere gemeente. Als de muziek of de prediking niet in lijn is met je gevoel of gedachten, dan ga je gewoon naar een andere gemeente toe. Dat zie je ook als men te maken krijgt met een moeilijk gesprek of met de tucht. Als mensen worden aangesproken op hun gedrag, dan vinden ze dat inmenging in hun privéleven en keren ze de gemeente de rug toe.

7. Gezagsverhoudingen
Onze cultuur is wars van hiërarchische structuren geworden. Dit geldt voor zowel het huwelijk, de relatie man en vrouw, maar ook de relatie binnen het gezin, tussen ouders en kinderen. Dat is de kerkmuren niet voorbijgegaan. Vandaar dat tucht ook uit de gratie is. Want in de tucht word je aangesproken vanuit een bepaalde gezagsstructuur.

Conclusie
Tucht is jarenlang vanuit de juridische kant benaderd en veel te weinig vanuit de kant van de zielszorg. Dat is waarschijnlijk één van ‘de allergieën’, naast de veranderde cultuur binnen de kerken, die de hedendaagse gelovige heeft omtrent dit onderwerp.
Zoals de Heere Jezus op weg gaat om het ene schaap te redden, zo mogen gelovigen, in navolging van de Goede Herder, zorgdragen voor diegenen die dreigen af te dwalen van de kudde. Dat is de opdracht die een hedendaagse gemeente heeft. Tucht is zorgen voor zielen die niet meer gericht zijn op de Goede Herder. Tucht is niet bedoeld om als gemeente te komen tot een wettisch sluitend geheel. Het zijn zielen die het Evangelie van Jezus Christus verruilen voor immoraliteit en dwaalleringen. Voor deze zielen behoort de gemeente zorg te dragen. Dit is de verantwoordelijkheid van de hedendaagse gelovige, een hedendaagse gemeente en mensen die extra verantwoordelijkheid in een gemeente dragen. Daarbij mogen de gelovigen een houding aannemen van zachtmoedigheid, want je zult zelf eens in verzoeking komen (Galaten 6:1), wie denkt te staan, laat hij oppassen dat hij niet valt (1 Korintiërs 10:12).

Martin Penning

1 Vriend van zondaren; ds. het Lam, pag.11
2 Strenge leiding, kastijding, discipline, beheersing van verkeerde neigingen


Martin Penning is 45 jaar en getrouwd met Jeanet. Ze hebben drie kinderen. Na 10 jaar fysiotherapeut te zijn geweest is Martin begonnen aan een theologische opleiding aan de Evangelische Theologische Academie, daarna aan de CHE. Tijdens zijn studie was hij werkzaam bij Tot Heil des Volks en in de Vrije Evangelische Gemeente Oldebroek. De afstudeerscriptie ging over tucht in de gemeente. Martin is nu 6 jaar voorganger in de Vrije Evangelische Gemeente Hilversum.