Vragen - jrg. 76-14

ds. Theo Niemeijer • 76 - 2000/01 • Uitgave: 14
Uit Mattheus 25:34-36 kunnen we concluderen, dat men door goede werken behouden wordt. Is dat zo? (N. T. te M.)

Antwoord:
Mattheus 25:31-46 gaat over het volkerenoordeel dat de Here Jezus als Koning der Joden, direct na zijn zichtbare wederkomst hier op aarde, zal voltrekken. In Joël 3:1-2 lezen we hierover: ''Want zie, in die dagen en te dien tijde, wanneer Ik een keer zal brengen in het lot van Juda en van Jeruzalem, zal Ik alle volken verzamelen en afvoeren naam het dal Josafat, en Ik zal aldaar met hen in het gericht treden ter oorzake van mijn volk en van mijn erfdeel, dat zij onder de volken verstrooid hadden…"

Nu zien we in Mattheus 25 het moment aanbreken, dat de Here Jezus als koning der Joden zichtbaar wederkomt en de volkeren vóór zich verzamelt om hen op grond van hun houding ten opzichte van zijn volk Israël te richten.

De vraag is eigenlijk: wat heb je met mijn volk gedaan tijdens de diaspora? Heb je het te eten gegeven, te drinken gegeven, gekleed, in de gevangenis opgezocht, gehuisvest, enz. De Koning (de Here Jezus) zal dan zeggen: "In zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders gedaan hebt, hebt gij het Mij gedaan" (vs. 40). Met de uitdrukking "Deze mijn minste broeders" bedoelt Hij zijn volk Israël! In Zacharia 2:8 staat: "Wie u aanraakt, raakt zijn oogappel aan", met andere woorden: wat je met mijn volk doet, dat doe je met Mij. Tijdens het oordeel over de volkeren wordt dit duidelijk vervuld. Ook gaat hiermee de belofte van God aan Abraham in vervulling: Wie u zal zegenen, zal Ik zegenen, wie u vervloekt, zal Ik vervloeken. Zo ziet u, dat de houding van de volkeren ten opzichte van Israël bepalend is voor het resultaat van dit oordeel. De bokken worden veroordeeld en komen in het oordeel terecht, terwijl de schapen "het rijk beërven", waarmee aangegeven wordt, dat ze deel mogen hebben aan het Vrederijk, dat onder de heerschappij van de Here Jezus na het oordeel een aanvang zal nemen. Deze volkeren (schapen) gaan hiermee nog niet naar de hemel maar ze mogen in de zegen van het vrederijk delen. Het vrederijk is hier op aarde en tijdens dit vrederijk komt, hetzij sporadisch, nog steeds zonde en dood voor! Niet iedereen, die het vrede-rijk meemaakt komt automatisch in de hemel. Ook na het vrederijk, wordt de duivel nog voor een korte tijd losgelaten en vindt er nog een laatste volkerenopstand plaats, waarna de satan pas uiteindelijk in de poel des vuurs geworpen zal worden. De conclusie, dat we op grond van Mattheus 25 door goede werken behouden worden, is dus uit het verband gelicht en strookt niet met de context van dit gedeelte. In Efeziërs 2:9 lezen we heel duidelijk over onze behoudenis: "Niet uit werken, opdat niemand roeme". Goede werken zijn niet de voorwaarde voor ons behoud maar het resultaat daarvan!


In 2 Corinthiërs 5:10 staat: Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, hetzij goed, hetzij kwaad". Betekent dit, dat al onze zonden dan nog openbaar gemaakt zullen worden, ook wanneer we tot geloof in de Here Jezus gekomen zijn? (H. R. te Z.)

Antwoord:
Wanneer we als gemeente voor de rechterstoel staan om beoordeeld te worden dan zal duidelijk worden wat Hij in ons leven heeft kunnen bereiken. Er zal geen "film" van al onze daden aan ons getoond worden, waarbij het schaamrood op onze kaken zal staan, nee we mogen weten dat door het bloed van de Here Jezus al onze zonden vergeven zijn en voorgoed verdwenen zijn. De Here Jezus zal deze zonden dan niet nog eens opdiepen. Ons achterliggende leven zal dan bepalend zijn voor de beloning, die Hij zijn leden van het lichaam wil geven. Wanneer ons leven vrucht gedragen heeft worden we beloond, wanneer ons leven vruchteloos geweest is, zullen we "schade lijden", maar wel behouden worden! (lees 1 Corinthiërs 3:12-15).

Hoe dit "schade lijden" er uit ziet, kan ik u niet vertellen. Het lijkt op de situatie van Ezau, die wilde erven maar geen erfenis kreeg omdat Hij het eerstgeboorterecht onverschillig verachtte. We lezen van Hem dat Hij afgewezen werd en een plaats voor berouw zocht maar niet vond! (Hebreeën 12:16-17). Voor deze onverschilligheid worden we in dit gedeelte gewaarschuwd. Veel christenen lijden de laatste tijd aan onverschilligheid, waarbij ze niet beseffen, dat ze de erfenis verspillen! Zeker, in de hemel zal geen berouw zijn, maar voor we de hemel ingaan, bij de rechterstoel van Christus, zal er wel berouw zijn! Er zijn zelfs christenen bij wie de vrijmoedigheid ontbreekt en beschaamd zullen staan bij zijn komst! (1 Johannes 2:28).

Het gaat bij dit oordeel dus niet om alle zonden die we tijdens ons leven op aarde gedaan hebben maar of Christus gedurende ons aardse leven tot zijn doel met ons gekomen is!


In Daniël 9:27 kunnen we over "het verbond van een week lang" lezen, dat op de helft van deze week op de "gruwel der verwoesting- zal uitlopen. Mogen we dit verbond zien in een vredesverdrag tussen Israël en de Palestijnen? (G. S. te L.)

Antwoord:
In dit vers gaat het over de laatste jaarweek (zeven jaar) die de Here God over zijn volk bepaald heeft om met zijn volk tot het uiteindelijk doel te komen. Dit doel kunnen we in Daniël 9:24 lezen, waarin we zien dat het uiteindelijk zal leiden tot de "Zalving van de Heiligheid der Heiligheden (S.V.)" waarmee gedoeld wordt op de zalving van de Messias als de Koning der Joden door zijn volk.

Vóór deze gebeurtenis breekt voor Israël de laatste jaarweek, ook wel de grote verdrukking genoemd, aan. Deze laatste jaarweek wordt ingeleid door een verbond met de antichrist. De Here Jezus zegt hierover: "Indien een ander komt in zijn eigen naam, die zult gij aannemen" (Johannes 5:43), waarmee de Here Jezus op de antichrist wijst, die door Israël aanvaard zal worden. Zo lezen we in Jesaja over het verbond met de dood, dat Israël met de antichrist zal sluiten! (Jesaja 28:15 en18).

De komende maanden zal weer opnieuw onderhandeld worden over de toekomstige status van Jeruzalem. Zodra deze onderhandelingen op een godsdienstig niveau getild worden dreigen ze vast te lopen. De optie van het Vaticaan om Jeruzalem onder internationaal bestuur te plaatsen is waarschijnlijk de enige oplossing, waarin de Joden, Moslims en Christenen zich zullen vinden. Misschien zal dit de weg naar de vrede zijn, waarover 1 Thessalonicenzen 5:3 spreekt: "Terwijl zij zeggen het is (alles) vrede en rust, overkomt hen, als de weeën een zwangere vrouw, een plotseling verderf'. Om Jeruzalem onder internationaal bestuur te krijgen, waarmee Jeruzalem ook de heilige stad voor de Moslims, Joden en Christenen wordt, zal een verbond gesloten moeten worden. Op de tempelberg zal dan een tempel verschijnen, waar alle wereldgodsdiensten zich aan zullen verbinden. De voortekenen zien we al heel duidelijk om ons heen: 'Begin september kwamen meer dan duizend religieuze leiders, vertegenwoordigers van alle wereldgodsdiensten uit de hele wereld, voor de Millennium Wereldvredestop in New York samen. Deze topontmoeting leidde tot de instelling van een permanente religieuze adviesraad om de VN bij te staan bij het voorkomen en oplossen van oorlogen" (aldus het nieuws in de krant).

De antichristelijke macht zal zowel politiek, religieus als economisch van aard zijn. Op elk van deze drie gebieden zien we een ontwikkeling naar éénheid. De naderende voetstappen van de antichrist zijn duidelijk waarneembaar. Het duurt niet lang meer, voor hij zich zal openbaren en alle macht, zowel politiek, religieus als economisch naar zich toe zal trekken.

Wanneer de antichrist zichzelf uit zal roepen als de enige god, die aanbeden dient te worden, zullen de Joden zich terugtrekken, waarmee het eerder gesloten verbond met de antichrist verbroken zal worden. Dan zal voor Israël het moment aanbreken, waarop ze geheel alleen komen te staan en de woestijn in zullen vluchten naar de plaats die God voor hen bereid heeft (Openbaring 12:14).

De tweede helft van deze laatste jaarweek zullen de Joden in de woestijn door God onderhouden worden. Het volk zal dan in de woestijn wel gelouterd worden zoals we in Maleachi 3:2,4 kunnen lezen: "Want Hij zal zijn als het vuur van de smelter en als het loog van de blekers. Hij zal zitten, het zilver smeltend en reinigend, Hij zal de zonen van Levi reinigen, Hij zal het louteren als goud en zilver, opdat zij de Here in gerechtigheid offer brengen." Hierna zal Israël onder leiding van de Grote Jozua na ruim 3200 jaar het land opnieuw in bezit nemen. Zijn voeten zullen dan op de Olijfberg staan en Jeruzalem zal dan de stad van de Grote Koning worden! Als Koning der Joden zal Hij zich op de troon zijner heerlijkheid in het dal Josafat (vlak bij Jeruzalem) neerzetten en de volkeren oordelen (zie bovengestelde vraag).

ds. Theo Niemeijer