Zoeklicht Zomerquiz (8)

Jan van Barneveld • 89 - 2013 • Uitgave: 14/15
Weer biedt het Zoeklicht u een Bijbelquiz aan. Voor een regenachtige dag of een avond dat ‘er weer niks is op tv’. Vergeet u niet om eerst een paar kopieën te maken van deze pagina’s, voor het geval dat u de quiz met uw gezin of met de gemeentekring als een soort wedstrijd wilt maken. U krijgt eerst een serie vragen die verband houden met Jozef. Daarna over Paulus en zijn Evangeliearbeid en ten slotte een paar ‘algemene’ vragen.
Nieuw is dat we bij de antwoorden op pagina 20 hier en daar een korte toelichting geven. We zijn ook dit jaar uitgegaan van de NBG 1951 vertaling. Uw (kritische) reacties of vragen zien we met grote belangstelling tegemoet. Zaten er nog foutjes in deze quiz? Was het (weer) te moeilijk? Hebt u er wat aan gehad?
U ziet dat er twee antwoordkolommen zijn. Het is de bedoeling dat u de eerste ‘ronde’ zonder Bijbel, dus uit het hoofd en soms na diep nadenken, beantwoordt. Bij de tweede ronde kunt u de antwoorden in de Bijbel opzoeken. We hopen dat u veel genoegen en ook geestelijk profijt hebt van deze quiz.

Jozef vragen (1-9)
1. Hoeveel zonen had Jakob voordat Jozef werd geboren?
a) Vier
b) Zes
c) Acht
d) Tien

2. Hoe heette de tweede zoon die Jakob bij Rachel had?
a) Juda
b) Simeon
c) Benjamin
d) Rachel kreeg maar één zoon, Jozef

3. Rachel was aanvankelijk onvruchtbaar. Net als Sara en Rebekka. Wie heeft voor Rachel gebeden waarna zij zwanger werd van Jozef?
a) Haar man, Jakob
b) Haar schoonvader Isaäk
c) God verhoorde Rachels gebed
d) Haar zuster Lea bad voor haar

4. Jozef bezocht zijn broers die de kudde weidden bij Dotan. Die broers wilden hem vermoorden. Wie van de broers verzette(n) zich hiertegen?
a) Ruben
b) Juda
c) Dan en Naftali, zonen van Bilha, de slavin van Rachel
d) Geen, alle broers haatten hem

5. Wie van de broers kwam met het idee Jozef aan een passerende karavaan kooplieden te verkopen?
a) Ruben
b) Juda
c) Dan en Naftali, zonen van Bilha, de slavin van Rachel
d) Het idee om nog wat aan Jozef te verdienen kwam uit de groep broers op

6. Hoe reageerde Jozef, toen hij in de droge put werd gegooid?
a) Hij verzette zich hevig toen ze hem zijn pronkgewaad uittrokken
b) De Bijbel vertelt niets over een reactie van Jozef
c) Hij deed, net als de Here Jezus, zijn mond niet open
d) Hij smeekte zijn broers om medelijden

7. Waar is Jozef begraven?
a) In een kleine piramide in Egypte
b) In Sichem, waar Jacob een stuk land had gekocht
c) In de spelonk van Machpela, bij Hebron, waar Abraham, Isaäk en Jakob begraven zijn
d) In Bethel, waar Jakob de HERE had ontmoet

8. Toen Jakob op 147-jarige leeftijd was gestorven, maakten de broers van Jozef zich ergens zorgen over. Waarover?
a) Ze waren bang dat Farao het land Gosen, waar ze woonden, terug zou eisen
b) Ze verlangden terug naar het Beloofde Land, naar Kanaän
c) Ze waren bang dat Jozef zich alsnog zou wreken voor wat ze hem hadden aangedaan
d) Ze voelden zich niet meer thuis in Egypte

9. Wat staat er over Jozef in de rij van geloofshelden, in Hebreeën 11?
a) Dat Jozef op zijn sterfbed sprak over de uittocht van de Israëlieten uit Egypte
b) Jozef wordt niet genoemd in Hebreeën 11
c) Dat Jozef door het geloof stand hield in de verleiding
d) Dat Jozef door het geloof Israël verloste tijdens de zware hongersnood die toen heerste

Paulus vragen (10-18)
10. Bij welke religieuze of nationalistische groep hoorde Paulus volgens eigen zeggen?
a) Farizeeën
b) Schriftgeleerden
c) Sadduceeën
d) Zeloten

11. In welke stad begon Paulus, meteen na zijn bekering, met de verkondiging van het Evangelie van de Here Jezus?
a) Jeruzalem
b) Damascus
c) Tarsus
d) Antiochië

12. Toen Paulus pas tot geloof in de Here Jezus was gekomen wilde hij zich bij de discipelen in Jeruzalem voegen. Maar die waren nog steeds bang voor hem en meden hem. Wie trok zich toen Paulus, die toen nog Saulus heette, aan en hielp hem?
a) Petrus
b) Johannes
c) Jakobus, de ‘broeder des Heren’
d) Barnabas

13. Toen Paulus in Jeruzalem in de gevangenis zat, werd er een samenzwering tegen hem gesmeed. Wie ontdekte die samenzwering en waarschuwde Paulus?
a) Eén van de discipelen in Jeruzalem
b) Een neef van Paulus
c) De Heer openbaarde het aan Paulus in een droom
d) Een soldaat die Paulus goed gezind was

14. Paulus was als gevangene per schip onderweg naar Rome. In een zwaar noodweer strandde het schip met 276 mensen aan boord, op een eiland. Hoe heette dat eiland?
a) Malta
b) Cyprus
c) Kreta
d) Op een niet nader genoemd eiland

15. Welke discipel is door Paulus besneden?
a) Niemand
b) Titus
c) Timoteüs
d) Trofimus

16. Waar of onder welke situatie wordt Paulus of Saulus het eerst in de Bijbel genoemd?
a) Toen hij onderweg was naar Damascus om daar de gemeente van de Here Jezus te vervolgen
b) Als één van de leiders van de gemeente in Antiochië
c) Als fel vervolger van de Gemeente, o.a. in Jeruzalem
d) Bij het stenigen van de diaken/evangelist Stefanus

17. Vul de volgende uitspraak van Paulus aan: ‘Allen die in Christus godvruchtig willen leven zullen … worden’
a) gezegend
b) gered
c) verheerlijkt
d) vervolgd

18. Welk antwoord geeft Paulus op de volgende retorische vraag die hij stelt: “Wat is dan het voorrecht van de Jood of wat is het nut van de besnijdenis?”
a) De besnijdenis heeft nu geen nut meer
b) Geen, immers de besnijdenis van het hart is hiervoor in de plaats gekomen
c) Velerlei in elk opzicht
d) Geen, immers het oude is voorbij gegaan en het nieuwe is gekomen

‘Algemene’ vragen
19. De Here Jezus vergelijkt Zich in het Johannes-evangelie met een:
a) Wijnstok
b) Vruchtbare vijgenboom
c) Edele olijf
d) Boom, geplant aan waterstromen

20. Hoeveel van de 27 geschriften het Nieuwe Testament worden aan de apostel Johannes toegeschreven?
a) Een
b) Twee
c) Vier
d) Vijf

21. Wie was de eerste martelaar die gedood werd en die in het boek Handelingen wordt genoemd?
a) Stefanus, de diaken/evangelist
b) Jakobus, de broer van Johannes
c) Filippus, de diaken/evangelist
d) Barnabas

22. Er gebeurden veel wonderen door de handen van de apostelen. Uit jaloezie (naijver) werden zij gearresteerd. Een engel bevrijdde hen. Ze gingen toen ‘gewoon’ door met leren in de tempel. Ze werden weer gearresteerd en voor de Raad gebracht. Wie kwam(en) er toen voor hen op?
a) Nikodemus
b) Jozef van Artimathea
c) Gamaliël, een wetgeleerde
d) Enkele leden van de Raad, die gelovig waren geworden

23. Van welke twee machthebbers wordt in de Bijbel verteld dat zijn verjaardag gevierd werd?
a) Farao en Herodes
b) Farao en Belsassar
c) Belsassar en Ahasveros
d) Herodes en Ahasveros

24. In welke twee van de 66 geschriften (boeken) van de Bijbel komt de Naam HERE of God niet voor?
a) Hooglied en 3 Johannes
b) 3 Johannes en Esther
c) Hooglied en Esther
d) Prediker en Hooglied

25. Welke van de volgende beweringen is niet juist:
a) Rehuel is een andere naam voor Jetro, de schoonvader van Mozes
b) De grootvader van David was Boaz, die met Ruth getrouwd was
c) Jedidjah is de naam die de HERE aan Salomo gaf
d) Batholomeüs was één van de 12 discipelen van de Here Jezus

De eerste ronde is klaar. Na een (koffie)pauze kunt u de tweede ronde vrij snel maken. Alleen de vragen waarvan u niet zeker bent dat uw antwoord goed is kunt u nu opzoeken in de Bijbel en dan een score van tegen de 100% halen. Daarna snel voor controle van uw antwoorden naar pagina 20.


Antwoorden Bijbelquiz

Vraag Antw. Bijbelgedeelte + commentaar
1 d Genesis 29:31 – 30:21. Over de zonen van Jakob en dochter Dina.
2 c Genesis 35:16-20. De geboorte van Benjamin en het sterven van Rachel.
3 c Genesis 30:22. God verhoorde het gebed van Rachel.
4 a Genesis 37:21, 22 en 29,30. Ruben heeft echt z’n best gedaan.
5 b Genesis 37:26 ev. (Judas had 30 zilverstukken gekregen).
6 d Genesis 42:21. De broers wisten het na zoveel jaren nog precies.
7 b Jozua 24:32. Jozef had gevraagd zijn gebeente mee te nemen.
8 c Genesis 50:15.
9 a Hebreeën 11:22. Jozef profeteerde over de uittocht uit Egypte.
10 a Handelingen 23:6 en 26:5.
11 b Handelingen 9:19,20. Paulus begon meteen met getuigen en prediken.
12 d Handelingen 9:27. Barnabas vertelde het verhaal van Paulus’ bekering.
13 b Handelingen 23:16-22. Een zoon van de zuster van Paulus.
14 a Handelingen 28:1. Malta dus.
15 c Handelingen 16:1-3. Timoteüs. Zijn vader was niet-Joods, een Griek.
16 d Handelingen 7:58-8:1. Stefanus.
17 d 2 Timoteüs 3:12.
18 c Romeinen 3:1,2.
19 a Johannes 15:1-8. “Ik ben de ware wijnstok.”
20 d Johannesevangelie; 1,2 en 3 Johannes en Openbaring.
21 a Stefanus. Handelingen 7.
22 c Handelingen 5:34.
23 a Matteüs 14:6 (Herodes) en Genesis 40:20 (Farao).
24 c Leest u maar na in Esther en Hooglied.
25 b Boaz was de overgrootvader van David (Ruth 4:13-17).

Ik ben waarschijnlijk net zo benieuwd naar uw score als u. Mijns inziens zijn er zeven tamelijk makkelijke vragen. Tien vragen waren redelijk te doen en acht moeilijke vragen. Onderstaande scorelijst is alleen voor uzelf een maat. Iemand die pas de Bijbel leest en tien punten scoort heeft het prima gedaan. Een Bijbelleraar met minder dan 20 punten moet zijn eigen Bijbelstudies nog maar eens bestuderen. Nu dan mijn suggestie:

• 20-25 punten. Uitstekend
• 15-19 punten. Prima
• 14-10 punten. Voldoende
• 9 of minder punten. Volgende Bijbelquiz zult u veel beter scoren.

Ten slotte wensen wij van de redactie, u een ontspannen, plezierige en ook gezegende vakantie toe.

Jan van Barneveld