Wim Embregts - ‘Een waarlijk apocalyptische situatie’

Feike ter Velde • 82 - 2006/07 • Uitgave: 15
Wim Embregts
‘Een waarlijk apocalyptische situatie’

Hij is met pensioen, maar was voorganger/predikant in de Pinkstergemeente en docent ‘Eschatologie’. Jaren geleden al schreef hij een boek over Openbaring met uitleggende verklaring Geen uitstel meer. Buitengewoon boeiend, leerzaam en verhelderend. Wie zijn de 144.000 verzegelden, wie de Twee Getuigen en wat is het Duizendjarig rijk? Wim Embregts (72) aan het woord.


De titel van het boek, Geen uitstel meer, is ontleend aan Openbaring 10:6, waar een sterke engel bij het blazen van de zevende bazuin de laatste zeven oordelen over deze wereld aankondigt. Als een laatste waarschuwing aan de wereld klinkt dan: “Er zal er geen uitstel meer zijn.” Net zoals in de tijd van Noach de laatste waarschuwingen geklonken hadden voordat de deur van de reddende ark dicht ging, klinkt dan de laatste waarschuwing voor deze ‘godvergeten’ wereld, die de gramschap van de toorn (Op. 16:19) tegemoet gaat. Hoewel de titel ook al op de eerste editie van mijn boek (1978) prijkte is er niets aan de urgentie veranderd: de wereld gaat in een ijltempo haar oordeel tegemoet.

Mijn vader was oorspronkelijk Gereformeerd en mijn moeder Hervormd, maar er werd niet veel meer aan gedaan dan bidden bij het eten en met de Kerst naar het kerstfeest van het Leger des Heils. Dat bidden is echter bij mij een grote rol gaan spelen in oorlogstijd. Ik heb als kind de bombardementen op Rotterdam van 1940 en 1943 meegemaakt en ben daarna door oorlogsomstandigheden in Oost-Duitsland terecht gekomen, waar ik in 1945 in de frontlinie van het aanstormende Russische leger terecht kwam. Als kind heb ik toen heel wat noodgebedjes naar de hemel gestuurd, vooral toen we midden tussen de schietende tanks en kanonnen zaten. Een waarlijk apocalyptische situatie. Ik heb gruwelijke dingen meegemaakt en beschouw het als een wonder dat ik er geen trauma aan heb overgehouden. Na de oorlog kwamen we als gezin van 5 personen, bijna helemaal berooid in Nederland terug en werden, in die tijd van woningnood, liefdevol in de woning van een tante opgenomen. Die tante was lid van de oudste Pinkstergemeente van Rotterdam en mijn moeder en ik volgden haar na korte tijd naar die gemeente. Toch heb ik er nog 10 jaar over gedaan voordat ik een echte geloofsbeslissing nam om mijn leven aan de Heer te geven. In die Pinkstergemeente heb ik uiteindelijk alle fasen van het geestelijke werk doorlopen van assistent-zondagsschoolleider, via jeugdleider, tot lid van de broederraad. De voorganger van die gemeente, P. van der Woude, heeft mij eigenlijk in de praktijk opgeleid voor het geestelijke werk. In die tijd had de Pinksterbeweging nog geen eigen Bijbelschool in Nederland. Later (1966) heb ik mogen meewerken aan de stichting van de Centrale Pinkster Bijbelschool, nu de Asuza Theologische Hogeschool. Br. Van der Woude wilde graag dat ik hem als voorganger zou gaan opvolgen, maar daar zag ik zelf absoluut geen leiding in. Maar in 1962 ontstond als pionierswerk vanuit die gemeente de Pinkstergemeente Hoogvliet, waar ik na enkele jaren voorganger ben geworden. Later werd ik tevens voorganger van de, vanuit die gemeente gestichte, Pinkstergemeente Spijkenisse. Tientallen jaren heb ik de gemeenten in die functie mogen dienen, waar vooral op drie terreinen mijn gaven bleken te liggen: prediking, pastoraat en Bijbelstudie.

Mijn belangstelling voor de eschatologie (‘leer der laatste dingen’) vindt haar oorsprong misschien wel juist in mijn eigen apocalyptische ervaringen in de oorlog, die mijn aandacht trokken naar de gebeurtenissen van de eindtijd. Daarbij werkten er twee zaken mee: in de gemeentelijke Bijbelstudies kwamen er voortdurend vragen over eindtijdkwesties, waardoor ik mij wel moést gaan verdiepen in het onderwerp en later kreeg ik vanuit de kersvers gestichte Bijbelschool de vraag of ik het vak eschatologie wilde gaan doceren. Wat het eerste betreft: ik haalde overal vandaan boeken over dit onderwerp bij elkaar, waarbij ik vooral kon putten uit de bibliotheek van mijn toenmalige voorganger. Daar vond ik o.a. de boeken van de zendelinge, zuster M. A. Alt (van de zangbundel Glorieklokken) en van broeder Johannes de Heer. Zr. Alt heb ik zelf later ontmoet. Ik vond haar een indrukwekkende persoonlijkheid. Haar Bijbelstudieboek heb ik dankbaar gebruikt. Van Johannes de Heer heb ik vooral zijn boek Het duizendjarig vrederijk verslonden, maar ook een flink aantal van zijn andere boeken. Daarnaast nog een flinke stapel boeken van andere schrijvers. Toch ben ik op een gegeven moment vastgelopen in de studie van al die boeken. Dat kwam omdat nogal wat schrijvers de nodige pretenties hadden: dít was nu eenmaal het juiste standpunt, dát had de Heer laten zien en het volgende boek moest je vooral biddend bestuderen, want dan zou de Heer je wel laten zien dat dit het enige juiste was. Het probleem was alleen dat ik volkomen tegenstrijdige standpunten tegenkwam en op de lange duur zag ik door de bomen het bos niet meer. Ik heb zelfs het onderwerp een paar jaar laten rusten, maar het liet míj niet met rust. Daarna heb ik nog honderden boeken over dit onderwerp bestudeerd.

Volkomen overtuigd ben ik tenslotte op het standpunt uitgekomen dat in vroegere jaren alom in de Pinksterbeweging werd gehuldigd: dat de gemeente van Jezus Christus door de Heer zal worden opgenomen vóór de Grote Verdrukking (pretribulationisme) en dat de zichtbare komst van Christus op aarde zal plaatsvinden vóór het Duizendjarig Vrederijk (premillennialisme). Helaas heb ik dit standpunt in de loop der jaren geleidelijk zien vervagen binnen de Pinksterbeweging. Er kwam een trend van: de gemeente zal door de Grote Verdrukking heen moeten. Daar kan ik allerlei oorzaken voor opnoemen. Pas de allerlaatste tijd hoor ik gelukkig weer wat meer belangstelling voor het vroegere standpunt.

Nu over mijn boek Geen uitstel meer. Toen ik aantrad als leraar Eschatologie aan de Centrale Pinkster Bijbelschool heb ik een lesboek geschreven voor de studenten. Mijn lessen gaven niet alleen maar mijn eigen, traditionele, standpunt weer, maar ook andere zienswijzen. De studenten moesten zelf hun eigen conclusies trekken. Dat is overigens altijd mijn methode gebleven. Later vroeg een inmiddels niet meer bestaande uitgeverij in Rotterdam of ik van dat studentenlesboek een meer populair geschreven versie wilde maken. Dat is dus Geen uitstel meer geworden. De eerste oplage was ongeveer 5000 boeken, een groot aantal voor die tijd en voor dit soort boeken, maar ze zijn allemaal verkocht. Het was zelfs zo dat er steeds vraag naar bleef bestaan, maar ik moest steeds “nee” verkopen. Tot de uitgeverij Het Zoeklicht vroeg het boek opnieuw uit te mogen geven en die is er in geslaagd er een werkelijk fraaie uitgave van te maken.

Gezien mijn leeftijd ben ik dichter bij de hemel dan de meeste andere mensen. Ik zie dan ook elke dag als een dag “nader bij U.” Tijdens mijn laatste vakantie heb ik een dik boek over de hemel gelezen en hoe mensen daarover fantaseren. Ik fantaseer er niet over, maar ben er wel benieuwd naar. Er staat in de Bijbel veel meer over de hemel dan de meeste mensen veronderstellen. Misschien kan ik zelf nog wel eens een boek schrijven over de hemel. Als ik tenminste nog tijd van leven heb...

Feike ter Velde