‘Allen zullen wij niet ontslapen, maar veranderd worden’

Jacco Stijkel • 82 - 2006/07 • Uitgave: 5
In het vorige Zoeklicht hebben we stilgestaan bij de enorme betekenis van de opstanding van onze Heer Jezus Christus. We willen nu onze studie over 1 Korinte besluiten met de belofte die Paulus verbindt aan deze opstandingskracht: het onvergankelijke leven.

In 1 Korinte 15:35-58 wordt de kracht van Jezus’ opstanding verbonden met onze opstanding. Eigenlijk is dit gedeelte pas echt te verstaan als we 1 Tess. 4:13-18 er bij houden. Beide gedeelten gaan over hetzelfde, namelijk wat er gebeurt tijdens de opname van de gemeente. Maar Paulus laat verschillende kanten van de opname van de gemeente zien.
Ook zijn er overeenkomsten. Laten we daarmee beginnen. De opname van de gemeente is gegrond in het sterven en de opstanding van Jezus Christus. Ook in 1 Tess. 4:14 maakt Paulus deze verbinding. Verder laat Paulus heel duidelijk zien dat we een geestelijk lichaam krijgen. “Vlees en bloed kunnen het Koninkrijk van God niet beërven en het vergankelijke beërft de onvergankelijkheid niet” (1Kor. 15:50). Dit geestelijke lichaam wordt door Paulus in 1Kor. 15:35-49 nadrukkelijk verbonden met Jezus’ opstanding. Het eerste lichaam (dat wat we nu hebben) is een natuurlijk lichaam, het lichaam van Adam. Maar wij krijgen een geestelijk lichaam, zoals Jezus dat na zijn opstanding heeft. In de evangeliën kunnen wij daar iets van zien. In de verschijningen van Jezus aan zijn discipelen en bijvoorbeeld aan de Emmaüsgangers zien we hoe Hij plotseling komt en weer weggaat. Dichte deuren houden Hem niet tegen. Wat een belofte dat “gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen” (1Kor. 15:49).
Als het gaat om deze transformatie, dit ‘veranderd worden’, schrijft Paulus dat het een ‘geheimenis’ is. Dit is iets wat verborgen is geweest, totdat God het aan Paulus heeft geopenbaard. “Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden. Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen” (1Kor. 15:52, 53). In 1Tess. 4:15-17 schrijft Paulus over hetzelfde. Maar daar geeft hij nog meer informatie. In 1 Korinte gaat het vooral om wat er met ons gebeurt: wij worden veranderd! We krijgen een onsterfelijk lichaam! En dit gebeurt, zo lezen we in beide gedeelten, bij de klank van de bazuin. Dit zegt iets over het moment waarop we veranderd worden. Met deze bazuin wordt voleinding ingeluid. De dood is overwonnen! Deze bazuin klinkt naar ik meen niet in het boek Openbaring. Deze bazuin klinkt voor de gelovigen, de overwinnaars, zij worden bij de Heer geroepen. In Openbaring gaat het om bazuinen die oordelen aankondigen. En wij vallen niet onder het oordeel. Integendeel, juist in die zware periode zijn wij bij onze Heer. Paulus schrijft ook 1 Tessalonicenzen over hoe het gaat gebeuren: eerst de ontslapenen, daarna ‘wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren’(vers 15). Wat een hoop! Het is niet afgelopen met de dood. Ik vind het zo mooi dat Paulus hier schrijft dat hij zelf verwacht dit prachtige moment tijdens zijn leven mee te maken. Paulus is ons hier een goed voorbeeld hoe wij moeten leven. Ook wij moeten leven in de overtuiging dat de Here Jezus spoedig kan komen. Natuurlijk, de tekenen wijzen daarop. Denken we alleen aan het herstel van Israël, de vorming van het nieuwe Romeinse rijk, de afval waar we midden inzitten, de liefdeloosheid van onze maatschappij. Allemaal duidelijke signalen dat Jezus’ komst voor de deur staat. Maar in de eerste plaats gaat het niet om de tekenen, het gaat om Jezus zelf. Wij willen bij Hem zijn. Ontroerend blijf ik Paulus woorden vinden in Filippenzen 1:23. De apostel is reëel in doodsgevaar, toch zegt hij “Ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste.” Natuurlijk, de opname is wat anders dan sterven, maar wat zegt het veel over Paulus’ levenshouding. Het gaat hem om Christus. Zo moet het ook bij ons zijn, als het gaat om de wederkomst. Het is prima dat we verlangen naar de wederkomst omdat we geliefden weer zien, de teleurstellingen van deze aarde achter ons kunnen laten of iets dergelijks. In de eerste plaats gaat het om onze Heer. Want Hijzelf daalt neder vanuit de hemel en voert ons, samen met de ontslapenen, in een oogwenk weg, Hem tegemoet in de lucht (1Tess. 4:16,17). Hij brengt ons naar zijn doel: altijd bij Hem zijn (vers 17). In Johannes 14 laat Jezus ook zien dat Hij hiermee bezig is, in de tijd tussen zijn hemelvaart en wederkomst. “In het huis mijns Vaders zijn vele woningen – anders zou Ik het u gezegd hebben – want Ik ga heen om u plaats te bereiden, en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij moogt zijn waar Ik ben” (vers 2, 3).
Deze beloften vinden dus hun grond in de opstanding. Door zijn opstanding overwon Jezus de dood. Dit is Gods overwinning door onze Here Jezus Christus (1Kor. 15:57). Hiermee komt uit wat Jesaja schreef “De dood is verzwolgen in de overwinning” (Jes. 25:8) en Hosea’s woorden: “Dood, waar is uw overwinning? Dood, waar is uw prikkel?” (Hos. 13:14). Dit is de kracht van Gods profetisch Woord. Jezus heeft dit Woord vervuld. Jezus heeft de Torah vervuld. In Hem wordt de zonde teniet gedaan. Dat heeft betekenis voor ons leven. Paulus eindigt daarom dit hoofdstuk met een bemoediging: “Daarom, mijn geliefde broeders, weest standvastig, onwankelbaar, te allen tijde overvloedig in het werk des Heren, wetende, dat uw arbeid niet vergeefs is in de Here” (1Kor. 15:58). Wat een zekerheid, dat de Heer ons werk voor Hem op waarde schat. En juist door de belofte van zijn wederkomst, van zijn overwinning op dood, mogen we standvastig en onwankelbaar in het leven staan. Niet in eigen kracht, maar omdat de Heilige Geest in ons werkt. Het is deze Geest waarover Openbaring spreekt: “En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En wie het hoort, zegge: Kom! En wie dorst heeft, kome, en wie wil neme het water des levens om niet” (Op. 22:17). Kunt u dat meezeggen, ja meezingen zoals het vertolkt is in Opwekking 585:

Spoedig zullen wij Hem zien
en voor altijd op Hem lijken
en Jezus kennen zoals Hij is, amen!
Nooit meer tranen, nooit meer pijn,
want wij zullen met Hem leven
in zijn nabijheid, voor altijd.
Amen, amen!

Jacco Stijkel