Een bijzonder werk van de Heilige Geest

Feike ter Velde • 75 - 1999/2000 • Uitgave: 3
Stemmen uit de Hervormde kerk

Opwekking - een geestelijke vernieuwing van de kerk - komt, wanneer de kerk de eigen belabberde staat ziet en erkent. Dan komt er een roep om de Heilige Geest en om Zijn vernieuwende kracht. In de Geref. Bond van de Hervormde kerk werd in 1986 een prachtig boekje uitgebracht met de titel 'Het werk van de Heilige Geest en de Gemeente'. Duidelijk blijkt hieruit een eerlijk zicht op de eigen armoede en het verlangen naar de bijzondere werkingen van de Geest. Enkele citaten:

PROF. C. GRAAFLAND:
Het verschijnen van dit boek over de Heilige Geest en de Gemeente geeft op zichzelf reeds aan, dat er in de christelijke kerk iets in beweging is gekomen. Tegelijkertijd zit er achter deze ontwaking ook het besef, dat de Gemeente ver beneden haar stand is weggezonken. Dat zij dus heel hard om zo'n vernieuwing van de Geest verlegen is. We kunnen dus spreken van een merkwaardige samenloop van twee omstandigheden. De ontdekking van de rijkdom van de Gemeente èn van haar feitelijke armoede.

Die opwekking begint meestal doordat de Gemeente haar armoede leert zien en belijden. Die armoede wordt haar tot schuld. En doordat zij haar tot schuld wordt kan zij er geen vrede meer mee hebben. Zij vlucht ermee tot haar Here. Zij roept om Zijn ontferming en vergeving. Zij wacht ook op een vernieuwde uitstorting van de Geest.

Aan de ene kant het diepe besef, dat wij de christelijke gemeente omzwachteld hebben met een massa aan rompslomp, waardoor er een grote ademnood en valse gebondenheid is ontstaan, die de Gemeente verlamt. En aan de andere kant het geloven in de kracht van het Woord en de Geest. Werkelijke reformatie ontstaat ook nu, wanneer opnieuw aan het Woord alleen en aan de Geest alleen alle heerschappij toekomt. Laten wij eraan denken dat dit enorme gevolgen heeft. Want dat betekent op z'n minst, dat Woord en Geest ons en onze Gemeenten ook nu alle rompslomp, die wij met onze gereformeerde traditie hebben aangebracht, gaat aftrekken. Wij houden dan waarschijnlijk niet veel of misschien wel niets over. We komen naakt aan de dijk te staan. Een beschamend ontnuchteringsproces laat de Geest ons doormaken.

Voordat de Geest ons doet drinken uit de bronnen van het heil, maakt Hij ons eerst dorstig. Aan het ontvangen gaat het begeren vooraf.

DS. C. DEN BOER:
Kan de Geest wel vrijuit werken, als het Woord aan banden wordt gelegd? En wordt dat Woord niet aan banden gelegd als wij er b.v. een wettisch en moralistisch verhaal van maken? Wordt de rechte prediking niet geboren uit het wonder van de rechtvaardiging van de goddeloze? Een prediker die voor zichzelf weinig zicht heeft op Christus' vrije en onvoorwaardelijke genade en die de Gemeente daar dan ook geen uitzicht op biedt in zijn prediking, doet hij zijn Gemeente niet zeer tekort? En van armoe wordt de Gemeente dan maar onthaald op een verstard verkiezingsdogma. Ongereserveerde, radicale overgave, waarin de mens zijn laatste steunpunten in iets van zichzelf verliest om Christus alleen over te houden. En komt dan in zo'n prediking dan ook niet de Geest van Pinksteren mee? Staat Hij daar dan niet Zelf uit te delen uit Zijn volheid en die van Christus? Zegeningen van geloof, hoop en liefde. Vruchten van goedertierenheid, barmhartigheid, vergeving. Gaven, die bekwamen om te bidden, om te spreken, om anderen te onderwijzen, om krachten te doen (1 Cor. 12 en 14).

"Toen Uw woorden gevonden zijn, zo heb ik ze opgegeten; en Uw Woord is mij geweest tot vreugde en tot blijdschap mijns harten" (Jer. 15:16).

De vernieuwing van de Gemeente gaat nooit buiten Israël om. Als de Gemeente in de prediking des Woords als de verloren zoon wordt thuisgebracht, zou zij dan het feest van de thuiskomst kunnen vieren zonder te denken aan de oudste zoon, Gods eerstgeborene, Israël?

McCheyne, een Engelse opwekkingsprediker uit de eerste helft van de vorige eeuw, verwachtte een réveil voor de kerk van Schotland, als deze slechts zou doen wat Psalm 122 zegt: 'Wel moet zij varen, die u (Jeruzalem) beminnen'.

In een waarlijk opgewekte Gemeente, die getuigende gemeenschap mag zijn, staat altijd een stoel voor Israël klaar. De 'beminden om der vaderen wil' blijven de eerst-geadresseerden van het Evangelie des vredes. Wij kunnen nooit non-stop naar Kenya of Zuid-Amerika vliegen om daar het Evangelie te gaan verkondigen. Wij maken altijd een tussenlanding in Israël. Daar vindt het getuigend gesprek plaats met onze oudere broer. Daar horen wij het indringende klaaglied, de roep om de Messias. Israël wordt verzameld aan de klaagmuur. Daar buigen wij beschaamd het hoofd over zo veel lijden, de eeuwen door het volk der Joden aangedaan door een westerse wereld, waarde Naam van Christus uitdrukkelijk is genoemd. En wij zwijgen. Maar wij bidden ook. "God, denk aan de verloren schapen van het huis Israëls".

DS. C. VAN ANDEL:
Vernieuwing van de Gemeente is niet het in praktijk brengen van een of meer plannen die daartoe ontworpen zijn, hoe goed en functioneel die op zichzelf ook kunnen zijn. Het is niet het toepassen van enkele nieuwe 'maniertjes'. Wie zo begint zal er - naast al het andere dat ook al 'moet' - alleen maar vermoeider en wellicht ook teleurgesteld door worden, omdat het 'bij ons' al voor de zoveelste keer al 'weer' niet lukt. Vernieuwing is ook geen methode, maar een hernieuwde doorbraak van Gods Geest. Alleen daar bloeit het leven op, want "de Geest is het die levend maakt" (Joh. 3:63).

DS. C. TROUWBORST:
Als we hunkeren naar een hernieuwde doorbraak van de Heilige Geest dan mag wellicht hier ook een hernieuwde bezinning plaats vinden in de Gemeente als voor Gods aangezicht of voor het aangezicht van Gods Woord. En daarin komt ieder voor de dag: u en ik, vrij allen. Is de ontmoeting met Christus in het woord van de zondag een werkzaam woord in het leven van elke dag, in het leven met elkaar? Er ligt die hoge roeping: het Lichaam van Christus te zijn.