Schatgraven in de Bijbel (12): Levend Water

Gert van de Weerd • 82 - 2006/07 • Uitgave: 21
De Profeet Ezechiël

Deel 12: Levend Water




Ezechiël 47 spreekt over de tempelrivier die in het Messiaanse Rijk een bron van zegen zal zijn. Dit schriftgedeelte is niet gemakkelijk te begrijpen. Nog moeilijker is het om er gangbare, aardse beelden aan te ontlenen. Daarmee is niet gezegd dat we dit hoofdstuk allegorisch moeten verstaan. Wel, dat ons voorstellingsvermogen tekort schiet, omdat de zegenrijke samenleving, die het Messiaanse Rijk zal kenmerken, hoger reikt dan wij ons kunnen indenken.



Levenswater

Lang geleden stonden de wateren van de Tehom aan Lucifer (heden satan genaamd) ter beschikking (Ez. 31:4,7,15). Ezechiël 31:4b zegt daarover: ‘Zijn stromen vloeiden rond zijn voet en zijn waterlopen zond hij tot alle bomen des velds.’ De gehele aarde profiteerde ervan en aldus vervulde Lucifer in de oudste tijden een zegenrijke rol. Maar, hoogmoed leidde tot zijn val (Ez. 31:5-10). Na de val van Lucifer raakte de aarde, behalve de Hof van Eden, deze waterstroom kwijt. Zonder water uit de Tehom verwordt de aarde tot een plaats waar de natuur vijandig is; waar moord en doodslag eerder regel dan uitzondering zijn. Het beheer over het levenbrengende water werd aan Jezus Christus gegeven. Johannes 4:10-14 spreekt daarover en Openbaring 7:17. Ook uit die tekst blijkt de zegenrijke werking van het water: ‘Want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.’



Afgesneden

In de Hof van Eden ontsprong een bron, waar levende wateren uitstroomden, die afvloeiden via vier rivieren (Gen. 2:10). Deze bevloeiden de Hof, waardoor het een Paradijs werd. Ook die bron putte uit de Tehom. Toen de Hof van Eden verdween, het laatste paradijs, was de gehele aarde verstoken van dit levende water. De profeet Ezechiël nu profeteert over een toekomstig moment waarop de uitbundige vruchtbaarheid, die de Hof van Eden kenmerkte, weer terugkeert.



Bron van zegeningen

De ontsluiting van de wateren van de Tehom zal één van de grootste zegeningen van het Messiaanse Rijk zijn. ‘Te dien dage zal het geschieden, dat een fontein geopend zal worden voor het huis van David en de inwoners van Jeruzalem tegen besmetting en verontreiniging. En te dien dage zal het geschieden, dat uit Jeruzalem leven verwekkende wateren zullen stromen. Eén helft naar de Dode Zee en één helft naar de Middellandse Zee’ (Zach. 13:1,14:8). Maar, de Bijbel spreekt op veel meer plaatsen over de tempelrivier. Bijvoorbeeld in Psalm 65, waar de toekomstige zegeningen van het Messiaanse Rijk als opmaat voor die tijd gebruikt worden. Vers 10: ‘De beek Gods is vol water.’ Maar ook Psalm 36:7c,9b en 10a: ‘Mens en dier verlost Gij, HERE’ en: ‘Gij drenkt hen met de stroom (rivier) van uw lieflijkheden. Want bij U is de bron des levens.’ Psalm 46:5 ‘Een rivier - haar stromen verheugen de stad Gods, de heiligste onder de woningen des Allerhoogsten.’ Jesaja 32:2 ‘Waterstromen in een dor land.’ Jesaja 33:21 ‘Daar echter (in Sion) is de HERE heerlijk voor ons; een plaats van rivieren en van brede stromen.’ Jesaja 43:20b ‘Want Ik geef water in de woestijn, rivieren in de wildernis om mijn uitverkoren volk te drenken.’ En Joël 4:18 ‘Een bron zal ontspringen uit het huis des HEREN en zal het dal van Sittim drenken.’



Een hemelse rivier?

Ook in Openbaring 22:2 wordt gesproken van een rivier die leven brengt. ‘Aan weerszijden van de rivier staat het geboomte des levens, dat twaalfmaal vrucht draagt, iedere maand zijn vrucht gevende; en de bladeren van het geboomte zijn tot genezing der volkeren.’ Er is een duidelijke overeenkomst met de perikoop van Ezechiël 47:1-12. Plaats en tijdstip zijn echter verschillend. Sommige exegeten zien beide rivieren als identiek. Dat is echter uitgesloten. Openbaring 22 speelt zich af na het Messiaanse Rijk, als de menselijke geschiedenis een einde heeft genomen (Openb. 20:7-15). Daarna komt ‘een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan’ (Openb. 21:1). Dat is dus het einde van een tijdperk en daarna zal het leven er niet meer uitzien zoals nu het geval is, maar hemelse dimensies krijgen. Daar deelt de Bijbel ons weinig over mee. We weten slechts dat alles dan tot zijn bestemming komt; zoals God het gewild heeft.



De rivier van Ezechiël

De wateren ontspringen onder de dorpel van het Huis, (Ezechiël 47:1). Dat is het middendeel van de voorkant van de tempel. Uit de onderbouw daarvan, in Ezechiël 41:8 omschreven met verhoging en fundament, komen de wateren te voorschijn. Deze verdwijnen onder de grond bij de zuidflank van het huis ten zuiden van het altaar (vers 2). Bij het buitenste poortgebouw dat uitziet op het oosten ziet de profeet de wateren weer te voorschijn komen. Het water stroomt snel, want zij stortten zich uit de zuidflank. Dat is niet verrassend, want er is een aanzienlijk verval. Dat bedraagt ongeveer 9½ el (bijna 5 meter). De rivier wordt langzaam dieper. Na duizend el (ruim 500 meter) komt het water tot de knieën. Nog duizend el verder tot het middel (vers 4). De profeet waadt steeds verder door de rivier. Na nog eens duizend el wordt de rivier te diep om nog door te trekken (vers 5). Dan (vers 7), komt de rivier tot rust en splitst zich in twee takken. Één gaat er westwaarts (Zacharia 14:8). Ezechiël spreekt over de oostelijke tak en die stroomt een lege Dode Zee binnen (vers 8). Bij het passeren wordt deze gezond gemaakt en de rivier mondt uit in de Rode Zee. Onmogelijk, zult u zeggen. De Dode Zee ligt immers in een diepe kloof? Het water kan niet in de Rode Zee stromen, want dan zou de rivier 400 meter omhoog moeten klimmen! Wel, water stroomt inderdaad niet omhoog. De verklaring is dat er een grote aardbeving zal komen (Zacharia 14:4), die de diepe kloof van de Dode Zee zal opheffen tot boven zeeniveau. De overige verzen spreken voor zich:

9 ‘En het zal geschieden dat het er wemelen zal van allerlei soorten levende wezens. Overal waar de twee rivieren stromen zal leven floreren. Ook zal er zeer veel vis zijn, waarheen de daartoe bestemde wateren ook stromen. Dan zullen zij tot genezing zijn en aldus zal de rivier leven brengen, overal waar hij maar heen stroomt.’ 12 ‘Aan beide oevers van de rivier zullen allerlei soorten vruchtbomen groeien, waarvan het blad niet zal verwelken, noch zal zijn vrucht rotten. Elke maand zullen zij vrucht dragen omdat zijn water uit het heiligdom ontspringt. En zijn vruchten zullen tot voedsel dienen en zijn blad tot genezing.’ (Ezechiël 47:9-12)



Gert A. van de Weerd



Teksten uit Zacharia/Ezechiël zijn direct vertaald uit de grondtekst (Zie: De Profeet Ezechiël, deel 1/2 en De Profeet Zacharia, van dezelfde schrijver. Te verkrijgen bij Het Zoeklicht). De overige teksten komen uit de NBG-vertaling.