Vermanen: terechtwijzen én bemoedigen - Spr. 9:8

Els ter Welle • 93 - 2017 • Uitgave: 12
‘Wijs een spotter niet terecht, anders zal hij u haten. Wijs een wijze terecht en hij zal u liefhebben’ (Spreuken 9:8).

Wie laat zich heden ten dage nog vermanen? Al gauw staan de haren recht overeind als we ons bemoeien met iemands aangelegenheden. Men ziet terechtwijzing vaak als een oordeel. Het verschil tussen die twee is ook best lastig.

Als de Here Jezus zegt dat we niet moeten oordelen dan gebruikt Hij het Griekse woord ‘katakrinoo’. Het is ‘iemand naar beneden halen’. Dat doen we als we kwaadspreken of onbezonnen en onbarmhartig onze mening uiten.
Vermanen heeft een heel andere betekenis. Daarvoor wordt het woord ‘parakleo’ gebruikt, dat ‘erbij roepen’ betekent. Een herder roept een afgedwaald schaap terug bij de kudde. Hij veroordeelt het niet, maar brengt het terecht. Dat is de clou!
Bovendien houdt vermanen in de Bijbel niet alleen terechtwijzen in maar ook bemoedigen.
In 1 Tessalonicenzen 5:12 wordt dat prachtig omschreven: ‘Wij roepen u ertoe op, broeders, hen die ordeloos leven terecht te wijzen, de moedelozen te bemoedigen, de zwakken te ondersteunen en met allen geduld te hebben.’
Geef raad, help, wijs op het gevaar, maar oordeel niet! Want – zegt de Bijbel - God komt het oordeel toe. Hij is de diepe kenner van alle harten en weet alle ins en outs van elk leven, waardoor alleen Hij bekwaam en rechtvaardig is om dat te doen!
De kern van vermanen is dat we het goede voor de ander op het oog hebben. Als dat niet het geval is, zal ook een terechtwijzing die juist is als een veroordeling overkomen.
Zo hanteerden de Farizeeën strikte en strenge regels, maar misten zij de essentie van nederigheid en barmhartigheid om terecht te wijzen. Ze dachten heel hoog van zichzelf en hadden diepe minachting voor zondaars en tollenaars (Lucas 18:9-14). Jezus noemde hen witgekalkte graven. De buitenkant leek heel wat, maar de binnenkant was verrot! (Matteüs 23:27-28) Maar dat zagen zij zelf totaal niet. Ze waren voortdurend bezig met de splinter in het oog van een ander, maar de balk in hun eigen oog zagen ze niet. In Matteüs 7:1-5 zegt de Here Jezus hierover: ‘Haal eerst die balk uit je eigen oog. Dan kun je zelf weer goed zien. En pas dan kun je de splinter uit het oog van de ander halen.’

Het gaat er dus niet om dat we de splinter niet mogen verwijderen. Het is verschrikkelijk pijnlijk om er een in je oog te hebben. Maar het is de manier waarop en de gesteldheid waarin we het doen!

Els ter Welle