Als je kind niet meer gelooft…

Dirk van Genderen • 86 - 2010 • Uitgave: 17
Wat een verdriet is het voor ouders wanneer hun kind alles wat met het geloof te maken heeft, bewust vaarwel zegt. Ik heb al veel ouders ontmoet die mij met tranen in hun ogen hierover het een en ander vertelden. Ze voelden zich machteloos en hadden het gevoel dat ze gefaald hadden in de opvoeding. Telkens weer wees ik hen op de Here Jezus. ‘Blijf voor je kind bidden en weet dat Hij de Machtige is. Hij kan je zoon, je dochter tot geloof doen komen.’

Het zou wel eens kunnen zijn dat dit één van de grootste oorzaken van intens verdriet is van veel gelovige ouders. Omdat ze weten wat de consequenties van het niet geloven zijn. De Bijbel zegt immers dat wie niet in de Here Jezus gelooft, voor eeuwig verloren is. In kerken en gemeenten zou hier wel eens wat meer aandacht aan mogen worden besteed.

‘Weet u,’ - ik hoor het hem nog zeggen - ‘mijn zoon heeft het geloof en de Here Jezus vaarwel gezegd. Zijn vrouw is niet-gelovig. Ze hebben drie kinderen en soms pas ik op bij hen. Dan vertel ik de kinderen wel eens over de Here Jezus, maar mijn schoondochter heeft gezegd dat ze dat niet meer wil.’ Tranen stroomden over zijn wangen. ‘Wat ik het ergste vind,’ zei hij, ‘is, dat ze straks niet behouden kunnen worden als ze niet in de Here Jezus geloven. Heb ik niet genoeg laten zien hoeveel het geloof voor mij betekent? Wilt u bidden voor mijn zoon, mijn schoondochter en mijn kleinkinderen?’
Ik heb deze broeder gewezen op de Here Jezus. Op Zijn trouw, Zijn almacht. Op Hem, als hoorder en verhoorder van gebeden. Uiteindelijk is dat het enige wat overblijft.

Iemand anders vertelde me: ‘Ook wij kennen het verdriet dat praktisch al onze familieleden absoluut niets te maken willen hebben met God en met de Here Jezus. Dat is ook zo bij mijn schoonzus, die niet lang meer te leven heeft. Zij kent het Evangelie, zij weet van het verlossingswerk van de Here Jezus. Ik zei tegen haar: ‘Geef je over aan Hem, Hij geeft je vrede en rust. Wij moeten en mogen op de bres staat voor onze dierbaren en het verder in Gods hand geven, dan is het aan Hem.’

Dit is de weg die we mogen gaan. Dat we onze dierbaren en geliefden die de Here Jezus niet kennen, voortdurend in onze gebeden opdragen aan Hem en in Zijn hand geven. Wij kunnen onze zoon, dochter of misschien wel onze eigen man of vrouw niet bekeren. Maar als we het van de Here verwachten en van de Heilige Geest, dan mogen we hen loslaten en aan Hem overgeven. Dat verlost ons van krampachtigheid en schenkt ons Zijn rust en Zijn vrede.

In deze weg wil de Here werken. Ik heb het al vaker gehoord. ‘Ik had een biddende moeder, die elke dag voor mij op de knieën ging. De Here heeft haar gebeden verhoord.’
Misschien kent u wel het verhaal van Monica, de moeder van Augustinus. De jonge Augustinus leefde een losbandig leven. Hij ging samenwonen, wat zijn moeder niet wilde. Ook zijn vader was ongelovig en kwam pas op z’n sterfbed tot bekering. Dat maakte het extra moeilijk voor Monica, die een zeer toegewijde christin was. Zij stond er, geestelijk gezien, alleen voor.
Dagelijks bad ze voor haar zoon en haar man. Ze kende de woorden van de Here Jezus: ‘Bid en u zal gegeven worden’ (Matteüs 7:7). Daar pleitte ze op. Jarenlang veranderde er niets en dacht ze dat haar gebed niet zou worden verhoord. Zij klaagde haar nood bij de predikant van haar stad, bisschop Ambrosius. Die zei: ‘Mevrouw, een kind van zoveel gebeden kan niet verloren gaan!’ En Monica heeft het mogen meemaken, dat ook haar zoon tot bekering kwam.
Augustinus schreef daar later over: ‘Here, U hebt Uw hand naar mij uitgestoken en mij uit de duisternis gehaald. Dat gebeurde door middel van mijn moeder die steeds voor mij heeft gebeden. En U hebt haar verhoord.’

Verwacht veel, ja alles, van de Here. Ook voor uw zoon, uw dochter, en misschien wel uw man of uw vrouw, die (nog) niet in de Here Jezus gelooft.

Dirk van Genderen