‘Arjan Baan: 'En zij verlieten alles en volgden Hem’'

Feike ter Velde • 82 - 2006/07 • Uitgave: 4
Hij was al aan een baan begonnen na zijn diploma van de Landbouwschool, maar God deed een groot werk in zijn hart en het Evangelie liet hem niet meer los. Dus kwam hij tot het besluit theologie te gaan studeren. Nu is dat bijna afgerond. En dan wachten op de leiding van de Here. Een bewogen mens die de nood ziet én de oplossing in kerk en wereld: opwekking. Arjan Baan (32) vertelt.

Arjan is vader van vier kinderen en heeft zijn theologische studie aan de universiteit van Utrecht bijna klaar. Zijn scriptie zal gaan over de bekende Zuid-Afrikaanse predikant Andrew Murray (1828-1917). En dat zegt veel over het geestelijke gehalte van deze jonge en ambitieuze theoloog. Want deze dominee Murray was ook vervuld van het verlangen naar een opwekking in zijn kerk en heeft die ook mogen zien. Arjan heeft datzelfde verlangen naar opwekking in de kerken van ons land. De geestelijke dorheid houdt hem dagelijks bezig. Daarom nam hij enkele jaren geleden al initiatieven tot Bijbelstudiebijeenkomsten voor jongeren van de Gereformeerde gezindten, die uitliepen op wat nu ‘jongerenavonden’ wordt genoemd, compleet met een eigen website en zaterdagavondbijeenkomsten door het hele land heen. De stichting heet ‘Stichting Reformatorisch Appel’.
“Ik groeide op in een orthodox hervormd gezin in de Alblasserwaard. Na de HAVO ging ik naar de Chr. Hogere Landbouwschool in Dronten. Aan het einde van de studie een stage in Canada met nog vijf man. Daar verbonden we een vakantie aan. We reisden met een camper door de Amerikaanse staat Florida. Ik had er wel de voorwaarde aan verbonden dat we niet op zondag zouden reizen, maar dat lukte niet echt. Ik sprak niet over wat ik geloofde. Dat durfde ik niet. Mijn leven was altijd een dubbelleven. Zondags naar de kerk van de Gereformeerde Bond en verder disco’s, drank en kroegen. Net voordat we zouden terugvliegen naar Nederland stortte er een vliegtuig neer. Daardoor werd ik even heel erg stilgezet in het leventje van uitgaan, vrouwen en drank. Diep van binnen was er angst voor de dood en daarna voor het oordeel. En wáár zou ik dan blijven? Ik zei tegen mijn vrienden dat ik die avond niet meeging ‘stappen’. Ik bleef thuis. Ik heb geprobeerd in de Bijbel te lezen, maar daar kwam niets uit naar voren dat me houvast bood. De volgende avond bad ik: “Here, wilt U door de Bijbel met mij praten?” Ik werd stil en sloeg Gods Woord open. Ik las: “Want een iegelijk, die de Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden” (Rom. 10:13). Daar en toen ben ik krachtig bekeerd.
Ik heb toen in mijn eentje gezongen uit het diepst van mijn hart: “God heb ik lief, want die getrouwe Heer, hoort mijne stem, mijn smekingen, mijn klagen…” (Ps. 116:1)
Ik heb direct aan mijn vrienden verteld wat er met me was gebeurd. Alles was goed tussen mij en God! Hij had mij als Zijn kind aangenomen. Ik wist het zeker. Hij heeft mij in genade aangenomen en mijn zonden vergeven.

In de Hervormde kerk miste ik wat ik had ervaren. Mijn meisje was van de Gereformeerde Gemeente. Ik ging zondags met haar mee. Maar toen ben ik alles wat ik aan geloof en geloofszekerheid had kwijtgeraakt. Mijn geloof werd afgebroken. Ik geraakte in een diepe put. Had ik me dan zó vergist? Was de God die ik had leren kennen en die ik had bezongen met die prachtige psalm dan toch iemand anders? Was ik dan niet aangenomen als Gods kind? Alles ebde weg in een sombere gemoedsgesteldheid. Mijn vader was toen scriba in de Hervormde kerk en er kwamen nog wel eens dominees bij ons thuis van elders, als ze bij ons kwamen preken. Op enig moment vertelde ik een dominee mijn bekeringservaring en wat er daarna gebeurde. Hij heeft mij aangehoord. Toen stelde hij mij de vraag: “Wie is Jezus voor je?” Ik schrok enorm van die vraag en ik had geen antwoord. Die vraag drong heel diep door naar binnen. Want ineens wist ik: Dát is het. Het gaat om Jezus…om Hém alleen. Vanaf dat moment is alles anders geworden. Ik kon met heel mijn leven en al mijn zonden komen bij het kruis van Golgotha. De Zon der gerechtigheid klaarde al mijn duisternis op. Wat een blijdschap dat geeft is nauwelijks onder woorden te brengen.

Bij het lezen van de Bijbel kwam ik bij de tekst “Ik zal u vissers van mensen maken, maar je moet je net aan de andere kant uitwerpen.” Ik wist het: ik moet theologie gaan studeren. De Here roept mij daarvoor. Ik werkte toen al enige tijd in een goede baan bij een uitzendorganisatie. Via werving en selectie van personeel, districtsmanager en regiomanager werd ik directeur. Ik had een goed salaris. Wat moest ik doen. Ik durfde aanvankelijk niemand te vertellen van mijn roeping. Ik ben begonnen alvast Latijn en Grieks te studeren. Tegelijkertijd ging ik in de ‘oudvaders’ lezen, wat zij geloofden en predikten. Ik ben toen eenvoudig begonnen met de vóóropleiding theologie.

Inmiddels was ik getrouwd en onze eerste werd geboren, Ruben. Ik moest het toch ook aan mijn werkgever vertellen. Die bood mij een vorstelijke oplossing aan. Ik mocht drie dagen in de week gaan werken met behoud van hetzelfde salaris. Ik greep het met beide handen aan. Ik had een drukke baan en studeerde hard. Maar korte tijd later kreeg ik pijn in mijn linker arm. Ik moest rustiger aan doen. Maar het werd steeds erger. Niets leek te helpen. Ik werd somber, depressief en warrig. De dokter constateerde een burn out. Ik kon niets meer. Alles deed me zeer in heel mijn lichaam. Angst voor de dood had mij overvallen. Ik zat midden in een diepe depressie. Op een dag las ik in Gods Woord: “en zij verlieten alles en volgden Hem” (Luc. 5:11). Ik verstond duidelijk de stem van Gods Geest. Ik heb mijn baan opgezegd en heb mij volledig aan mijn theologische studie gegeven.

Toen begon ik ook de grote nood te zien in de reformatorische gezindten. Vooral ook de onzekerheid bij mensen, bij jongeren, als het gaat om het eeuwige behoud. Ik hoorde ook een preek van een dominee die de deur van Gods genade wijd open zette. “Het is ook voor jou,” benadrukte hij. “Jezus kwam voor jou!” Dát sprak me aan, ik had het zelf beleefd en las ´t niet anders in de Bijbel. Op de Bijbelavonden kwamen velen tot overgave aan Christus. Ik ging met vrienden bidden, ’s morgens om half zeven, om opwekking. God was aan het werk, gaandeweg door het hele land heen. We gaan evangeliseren bij bars en disco’s waar ook veel refo-jongeren komen. Er is veel honger naar Gods levende en reddende Woord in deze kringen, maar er zijn weinig gezonde geestelijke leiders. De preken zijn voor tachtig procent melkspijze, steeds meer van hetzelfde, ook de catechismuspreken. We hebben een aanraking van de Heilige Geest nodig. De prediking kan niet vrijblijvend zijn, maar moet confronterend en uitnodigend zijn. Geloof, bekering, inwoning van de Geest, overgave en vervulling met de Geest, voor deze dingen moeten we ernstig bidden. En dan ook om geestelijke leiders die mensen tot Jezus kunnen leiden en daarna verder op Zijn weg, zodat we geen domineeskerk blijven maar een kerk met levende leden. Dát is mijn gebed.

Feike ter Velde