Bewogen brieven (XVI)
Bijzondere beloften van Christus in de Openbaring (16)
'Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op Mijn troon'
Openbaring 3:21
Dit is de láátste belofte van de Here Jezus in deze lange reeks van veertien beloften. Deze belofte - helemaal aan het einde van de profetische kerkgeschiedenis van Openbaring 2 en 3 - verplaatst ons naar het komende Messiaanse vrederijk. Het gaat bij de troonbelofte in dit vers in feite om twee verschillende ‘rijken’, en twee verschillende tronen: de troon van de Vader in de hemel, en de troon van de Zoon hier op aarde (hier omschreven als ‘Mijn troon’, 3:21). Er zal een tijd komen, dat de Zoon des mensen terugkeert uit de hemel en plaatsneemt ‘op de troon Zijner heerlijkheid’ (Matteüs 25:31).
Dat is in feite, de reeds lang beloofde troon van Zijn vader David (Lucas 1:32-33). Christus zal dan niet alleen als Koning heersen over het huis van Jakob. Maar al de volken zullen vóór Hem verzameld worden en Hij zal ze van elkaar scheiden, zoals de herder de schapen scheidt van de bokken. De schapen van Christus, dat zijn degenen die Hem kennen en toebehoren, die Hem in het geloof hebben aangenomen. Zij luisteren naar Zijn stem en zij volgen Hem (vgl. Johannes 10). De schapen van de Goede Herder zullen het Koninkrijk beërven en delen in Zijn heerlijkheid.
Maar de belofte die wij hier vinden, gaat toch nog verder. De overwinnaars gaan niet slechts het Koninkrijk binnen, zij zullen zelfs met Christus zitten op Zijn troon. Zij regeren dus met Hem en delen in Zijn koninklijke heerschappij. Het is de koninklijke waardigheid die hun wordt toegezegd. Dat is niet gering! De komende Koning omringt Zichzelf met ónderkoningen, die namens Hem zullen regeren.
Dit herinnert ons aan wat de Here Jezus beloofde aan de twaalf apostelen, als het loon voor het volgen van Hem: ‘Voorwaar, Ik zeg u, gij, die Mij gevolgd zijt, zult in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen op de troon Zijner heerlijkheid zal zitten, ook op twaalf tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te richten’ (Matteüs 19:28). In de wedergeboorte, als alle dingen nieuw zullen worden, zal de Vredevorst dus samen met Zijn volgelingen regeren. De apostelen zullen daarbij een bijzondere positie innemen ten aanzien van het bestuur van Israël.
Is dit geen geweldige belofte? Als kinderen van God zijn wij nu reeds erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus. Wat een aansporing is dat om te volharden in het lijden van de tegenwoordige tijd. Indien wij nu delen in Zijn lijden en Zijn verwerping op aarde, is dat om straks ook te delen in Zijn verheerlijking (Romeinen 8:17).
Indien wij nu volharden, zullen wij straks ook met Hem als koningen heersen (2 Timoteüs 2:12).
Daarom mogen wij ons spiegelen aan Hem, de grote Overwinnaar. Hij heeft volhard en heeft overwonnen. Hij is nu gekroond met eer en heerlijkheid in de hemel (Hebreeën 2:7). Hij is gaan zitten aan Gods rechterhand, op de troon van Zijn Vader. Hij komt spoedig terug, dat is Zijn belofte. Dan zal Hij Zijn troon op aarde oprichten, en de overwinnaars zullen met Hem, daarop mogen plaatsnemen. De heerschappij van de hemel, wordt dan daadwerkelijk gevestigd op de aarde en de hemelse heiligen zullen met Christus verheerlijkt worden. Onze positie op aarde zal dan corresponderen met onze hemelse positie, overeenkomstig Gods raadsbesluiten (vgl. Openbaring 4:4). Ziet u ook uit naar Zijn wederkomst? De regels van het volgende vers gaan dan in vervulling:
En met kronen
zult Ge op tronen
hen, die overwinnen, lonen,
als zij, Heer, Uw aanschijn zien.
Hugo Bouter
'Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op Mijn troon'
Openbaring 3:21
Dit is de láátste belofte van de Here Jezus in deze lange reeks van veertien beloften. Deze belofte - helemaal aan het einde van de profetische kerkgeschiedenis van Openbaring 2 en 3 - verplaatst ons naar het komende Messiaanse vrederijk. Het gaat bij de troonbelofte in dit vers in feite om twee verschillende ‘rijken’, en twee verschillende tronen: de troon van de Vader in de hemel, en de troon van de Zoon hier op aarde (hier omschreven als ‘Mijn troon’, 3:21). Er zal een tijd komen, dat de Zoon des mensen terugkeert uit de hemel en plaatsneemt ‘op de troon Zijner heerlijkheid’ (Matteüs 25:31).
Dat is in feite, de reeds lang beloofde troon van Zijn vader David (Lucas 1:32-33). Christus zal dan niet alleen als Koning heersen over het huis van Jakob. Maar al de volken zullen vóór Hem verzameld worden en Hij zal ze van elkaar scheiden, zoals de herder de schapen scheidt van de bokken. De schapen van Christus, dat zijn degenen die Hem kennen en toebehoren, die Hem in het geloof hebben aangenomen. Zij luisteren naar Zijn stem en zij volgen Hem (vgl. Johannes 10). De schapen van de Goede Herder zullen het Koninkrijk beërven en delen in Zijn heerlijkheid.
Maar de belofte die wij hier vinden, gaat toch nog verder. De overwinnaars gaan niet slechts het Koninkrijk binnen, zij zullen zelfs met Christus zitten op Zijn troon. Zij regeren dus met Hem en delen in Zijn koninklijke heerschappij. Het is de koninklijke waardigheid die hun wordt toegezegd. Dat is niet gering! De komende Koning omringt Zichzelf met ónderkoningen, die namens Hem zullen regeren.
Dit herinnert ons aan wat de Here Jezus beloofde aan de twaalf apostelen, als het loon voor het volgen van Hem: ‘Voorwaar, Ik zeg u, gij, die Mij gevolgd zijt, zult in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen op de troon Zijner heerlijkheid zal zitten, ook op twaalf tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te richten’ (Matteüs 19:28). In de wedergeboorte, als alle dingen nieuw zullen worden, zal de Vredevorst dus samen met Zijn volgelingen regeren. De apostelen zullen daarbij een bijzondere positie innemen ten aanzien van het bestuur van Israël.
Is dit geen geweldige belofte? Als kinderen van God zijn wij nu reeds erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus. Wat een aansporing is dat om te volharden in het lijden van de tegenwoordige tijd. Indien wij nu delen in Zijn lijden en Zijn verwerping op aarde, is dat om straks ook te delen in Zijn verheerlijking (Romeinen 8:17).
Indien wij nu volharden, zullen wij straks ook met Hem als koningen heersen (2 Timoteüs 2:12).
Daarom mogen wij ons spiegelen aan Hem, de grote Overwinnaar. Hij heeft volhard en heeft overwonnen. Hij is nu gekroond met eer en heerlijkheid in de hemel (Hebreeën 2:7). Hij is gaan zitten aan Gods rechterhand, op de troon van Zijn Vader. Hij komt spoedig terug, dat is Zijn belofte. Dan zal Hij Zijn troon op aarde oprichten, en de overwinnaars zullen met Hem, daarop mogen plaatsnemen. De heerschappij van de hemel, wordt dan daadwerkelijk gevestigd op de aarde en de hemelse heiligen zullen met Christus verheerlijkt worden. Onze positie op aarde zal dan corresponderen met onze hemelse positie, overeenkomstig Gods raadsbesluiten (vgl. Openbaring 4:4). Ziet u ook uit naar Zijn wederkomst? De regels van het volgende vers gaan dan in vervulling:
En met kronen
zult Ge op tronen
hen, die overwinnen, lonen,
als zij, Heer, Uw aanschijn zien.
Hugo Bouter