Bezonnenheid

Jef de Vriese • 86 - 2010 • Uitgave: 19
‘Want God heeft ons niet gegeven een geest van lafhartigheid, maar van kracht, van liefde en van bezonnenheid’ (2 Timoteüs 1:7).
Het Grieks woord sofronismos betekent bezonnenheid, zelfbeheersing. Gelovigen moeten gedachten tot bedachtzaamheid koesteren (Romeinen 12:3) en woorden van waarheid en van gezond verstand spreken (Handelingen 26:25). Opzieners, jonge en oude mannen moeten bezadigd zijn (1 Timoteüs 3:2; Titus 1:8, 2:6). Het is een ingetogen matigheid (1 Timoteüs 2:9). Wie bezonnen is, is goed bij zijn verstand (Marcus 5:15, Lucas 8:35, 2 Korintiërs 5:13). Het is een wijze redelijkheid. Bezonnenheid is bezadigd, tegenover goddeloosheid en wereldse begeerten, als vrucht van de verschijning van Jezus Christus (Titus 2:12).
Lafhartigheid vlucht en is de controle kwijtgeraakt. Voor wie in een geestelijke strijd staat, is zelfbeheersing in het denken absoluut noodzakelijk. Wanneer leven en bediening door elkaar worden geschud, maakt het volharding mogelijk. In penibele omstandigheden voorkomt het dat de aandacht van de waarheid wordt afgetrokken.
Nuchtere en waakzame bezonnenheid is geen aangeboren karaktertrek, komt niet tot stand door stoïcijns afstand te nemen van lijden en strijd, is geen gevolg van oosterse meditatietechnieken, maar hoort bij de vrucht van de Heilige Geest.
Bezonnenheid loopt ook niet achter elke nieuwe hype. Bezonnenheid laat zich niet leiden door emoties, noch door verdriet, noch door emotioneel welbevinden, noch door hoog oplaaiende ervaringen. Bezonnenheid gaat na of de dingen wel echt zijn. De toets van de echtheid is niet de ervaring, zelfs niet het nuchter nadenken, maar een karakter dat een afdruk is van de vrucht van de Geest.

Jef De Vriese