Bijbelleraar Dato Steenhuis - spreker op de komende Toogdag (2003)

Feike ter Velde • 79 - 2003/04 • Uitgave: 11
Dato leerde een lief meisje kennen, maar ja, ze was niet Gereformeerd (Vrijgemaakt) en dat was in het Groningse Schildwolde toch wel een probleem. Ze praatten er samen veel over, maar zij, Hennie, hield vol dat hij eens mee moest gaan naar de samenkomst. Die zondag in 1953 verruilde Dato de eredienst in de Vrijgemaakte kerk voor iets totaal anders: een samenkomst van de Vergadering der Gelovigen. "Ik vond het vreselijk. Er zaten 26 mensen, terwijl ik een kerkdienst met een paar honderd mensen gewend was. Het zingen, de Woordbediening, het avondmaal, voor mij was het alles vreselijk die morgen".
Het zat Dato allemaal meer dan dwars en hij besloot naar zijn dominee te stappen, het hem uit te leggen en om raad te vragen. Hij vertelde het hele verhaal en vroeg: "Dominee, wat is dit nu toch voor kerk?". Het antwoord van de dominee verbijsterde Dato. "Jongen, dit is de room van de melk, die je hebt geproefd".
Wat bleek? In het dorp Slochteren woonden twee kruideniers, elk met hun eigen klanten. De ene kruidenier was Vrijgemaakt en de andere was van de Vergadering van Gelovigen. De Vrijgemaakte kruidenier kreeg echter TBC en verschillende andere gezinsleden ook. De winkel moest dicht omdat alles naar het sanatorium moest. De klanten kwamen nu als vanzelf bij de concurrent, kruidenier Kluppel van de Vergadering. En wat deed deze man? Hij hield de omzet bij van alle klanten van de Vrijgemaakte collega, deed de bruto winst, dus zonder aftrek van eventuele eigen kosten, elke week in een grote envelop en bezorgde die bij zijn zieke collega en dat gedurende de hele lange tijd dat deze ziek was en zijn winkel gesloten bleef. "Het stond niet in de krant, maar werd stilletjes gedaan", vult Dato – nog steeds ontroerd door deze zaak – aan.

"Toen ik dit hoorde", vertelt hij, "was bij mij het ijs gebroken. Ik ging met een totaal andere houding naar de Vergadering, woonde bijbelstudieavonden bij en kwam gaandeweg tot de ontdekking dat ik de Here Jezus helemaal niet kende. Ik kwam daar in aanraking met tante Marie en haar lieve man, oom Harm. Zij leerden mij wat het Evangelie inhield. Ik zag aan ze dat ze een levende relatie met de Here Jezus hadden. Het straalde van ze af, ook zonder woorden. Ik kende dat helemaal niet. Ik zag daardoor mijn eigen hoogmoed en eigenzinnigheid. Zij straalden beiden de liefde van Christus uit wat mij jaloers maakte en vooral hongerig naar meer. In die tijd was er een serie bijbelstudieavonden over de brief van Paulus aan de Romeinen. Toen ging ik het Evangelie pas echt verstaan. Ik had dat nooit gehoord! Kwam ik dan bij die tante Marie en oom Harm, dan pakte oom Harm zijn trekharmonica en zei op z’n Gronings: ‘Lat’n we eerst maar wat sing’n, mien jong". Dan zongen we uit de bundel van Johannes de Heer, bij de trekharmonica van oom Harm, alles op driekwartsmaat, maar teksten – die ik niet kende – die me diep in mijn hart raakten. Ik had nooit gehoord van de ‘overgave aan de Here Jezus’ en dat je ‘verbroken moet worden bij het kruis en daar je eigen leven moet afleggen’. Dat heb ik mogen doen. Ik heb concreet mijn zonden leren belijden en afleggen. Ik zag mijn trots, mijn hoogmoed en bad, ‘Here, maakt u mij net als tante Marie en oom Harm – Maakt u mij een kind van God’. En dat mocht gebeuren. Ik mocht opnieuw geboren worden. Ik mocht worden gedoopt en geestelijk gaan groeien door de studie in Gods Woord. Wat een Bijbel hebben we toch! Ik ontdekte steeds meer van de rijkdommen die ik nooit eerder had gehoord of gezien.

Sinds 1977 – ik was toen 40 jaar – mag ik het Evangelie full time uitdragen, nadat ik mijn baan had opgezegd. Ik mocht nieuwe Gemeenten stichten, andere Gemeenten helpen opbouwen vanuit de Schrift en we hebben nooit te kort gehad. ’t Was wel eens moeilijk, soms heel spannend, maar de Here heeft altijd voorzien in al onze noden.
Ik ervaar het als de grootste dat mijn vrouw, Hennie, dat lieve meisje van toen, altijd voor de volle honderd procent achter mij staat en een steun aan mij zijde is. We zijn samen ongelofelijk dankbaar voor onze drie kinderen die ook wandelen met de Here Jezus en dat ook weer aan onze kleinkinderen mogen overdragen.
Op het werk mogen we steeds veel vrucht zien, maar er zijn ook zorgen bij me. Is het niet wonderlijk dat je de toekomstverwachting – dus de verwachting van Jezus’ wederkomst, de verwachting van de Opname van de Gemeente en alles wat daarmee samenhangt, steeds verder ziet wegebben? Het lijkt wel of christenen meer interesse hebben voor het eigen welbevinden, in de eigen voorspoed en welvaart dan voor de dingen van de hemel. Alles is er steeds meer op gericht dat het dikke eigen-ik wordt gevoed en steeds dikker wordt. Het gaat daarbij om het ‘zelf-leven’. Veel theologie en prediking lijkt alleen dáár op gericht en niet meer op het handelen van God, op de vervulling van de profetie en op de verwachting van ‘onze zalige hoop’ - de verschijning van de Here Jezus. Dat baart mij zorgen.
Ik las vanmorgen in het boek Genesis over de zegen van Jacob aan zijn kinderen. Dan komt hij ook toe aan de twee zonen van Jozef. De jongste, Efraïm, ontvangt de eerste zegen, doordat Jacob zijn handen kruiselings op het hoofd van de jongens legt. Jozef wilde ingrijpen: ‘Zo niet, mijn vader!’ zegt hij tot Jacob. Het is alsof mij dit vanmorgen een les leerde: We willen de moeite niet meer en vooral niet het kruis. We willen alleen maar persoonlijk welbevinden. Terwijl het bijbelse principe juist het kruis is, waardoor we geestelijk groeien. Eerst de dood, dan het leven. Dat is de volgorde voor elk kind van God. Efraïm betekent immers: "God heeft mij vruchtbaar gemaakt in het land mijner ellende" (Gen. 41:52). Dat staat altijd voorop. Dat krijgt de eerste zegen. We moeten vruchtbaar leren worden in het land van de ellende. Het kruis van Christus moet ons leren te sterven met Hem. Hij is vóór ons gestorven, maar zijn wij wel mèt Hem gestorven. Daarna, als we met Hem gestorven zijn komt pas Manasse: "God heeft mij al mijn moeite doen vergeten" (:51). Juist dat wil onze generatie éérst hebben. De moeite vergeten, welvaart en welbevinden, genezen, een goed lichaam. Allemaal belangrijk, maar eerst komt: willen wij wel sterven met Christus… aan onszelf? Er ligt nog een groot werk in het bijbels onderwijs vandaag".

Feike ter Velde