Christelijke vrijheid is ook omzien naar elkaar

Jacco Stijkel • 82 - 2006/07 • Uitgave: 1
In het vierde deel van deze Bijbelstudie over 1 Korinte, staat het thema van de christelijke vrijheid centraal. Vrijheid is een belangrijk thema in de brieven van Paulus. Zo ook in deze brief. Hij spreekt daarover in hoofdstuk 6, 8, 9 en 10. In 1Kor. 6:12 schrijft de apostel: “Alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig.” Wellicht is dit een bekende zegswijze geweest in Korinte, want het komt ook in 1Kor. 10:23 voor. In beide gedeelten gaat het om voedsel. Ook in hoofdstuk 8 komt dit naar voren, als het gaat om het eten van offervlees. Hierover hadden de Korintiërs blijkbaar Paulus vragen gesteld. Mag je dergelijk vlees eten? Dat is een begrijpelijke vraag, want het ging om vlees dat aan de afgoden gewijd was. Seksuele losbandigheid kenmerkte deze cultus.
In twee brieven in Openbaring (Pergamum, Openb. 2:14) en Tyatira (Openb. 2:20) wordt het eten van afgodenoffers en hoererij aan elkaar gekoppeld en wordt er ernstig tegen gewaarschuwd. Overigens, tegen de hoererij waarschuwt Paulus ook ernstig in hoofdstuk 6. Ik wil hier even kort op ingaan. Over het lichaam wordt soms zeer neerbuigend gepraat. Alsof het niet meer is dan een ‘stoffelijk omhulsel.’ Paulus laat in dit gedeelte zien dat God het lichaam juist zeer belangrijk vindt. Wij worden niet alleen als geestelijke mensen opgewekt, maar juist met een lichaam, juist met een verheerlijkt lichaam, gelijk aan Christus (in hoofdstuk 15 komt Paulus daar uitvoerig op terug). Paulus stelt dat ons lichaam er is voor God, we moeten God verheerlijken met ons lichaam. Zoals Paulus al eerder schreef (3:16) zijn wij een tempel van Gods geest. Wij zijn in Christus als één lichaam met God verbonden (1Kor. 12:12-31). Dat betekent dat wij ons niet moeten inlaten met hoererij. Hoererij houdt in, ontucht (zie ook het rijtje in vers 10), maar ook dat je je niet meer houdt aan Gods geboden en afgodendienst daarvoor in de plaats stelt.
In Jeremia lezen over Israël dat God verlaat (Jer. 2:13, 3:1, 19, 5:6-8). Hoererij is een ernstige zonde, waarover God oordeelt (Hebr. 13:4). Door je te verbinden met een hoer word je één met haar. Terwijl je één met God moet zijn. De enige verbinding die je verder mag aangaan is binnen het huwelijk. Paulus spreekt in de brief aan de Efeziërs heel verheven over het huwelijk (Ef. 5:22-33), waar hij het huwelijk vergelijkt met de relatie tussen Christus en de gemeente. Duidelijk dus dat hoererij niet past binnen het christelijke leven.
Terug naar ons thema. “Alles is geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is mij geoorloofd, maar ik zal me door niets laten knechten.” “Ik zal me door niets laten beheersen,” vertaalt de NBV. Dat is de christelijke vrijheid. In die vrijheid staat de Here Jezus centraal, het gaat om het verheerlijken van God (1Kor. 6:20). Laten we eens kijken naar hoofdstuk 8. Mag je nou offervlees eten of niet? “Wat nu het eten van offervlees betreft, wij weten, dat er geen afgod in de wereld bestaat en dat er geen God is dan Eén. Want al zijn er zogenaamde goden, hetzij in de hemel, hetzij op aarde – en werkelijk zijn er goden in menigte en heren in menigte - voor ons nochtans is er maar één God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en tot wie wij zijn, en één Here, Jezus Christus, door wie alle dingen zijn, en wij door Hem” (1Ko8:4-6).
In deze verzen maakt Paulus in eerste instantie duidelijk dat de machten aan wie het vlees gewijd is reëel zijn. Deze machten bestaan! Ps. 82 geeft boeiend weer hoe deze machten zich verhouden tot God. Wij hebben ook te strijden tegen deze machten, “wantwij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de geesten in de hemelse gewesten” (Ef. 6:12). Maar hoe sterk die machten ook lijken te zijn, de duivel heeft zijn nederlaag al geleden. De Here Jezus heeft overwonnen op het kruis! “Hij heeft de overheden en machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen gezegevierd”(Kol.2:15). In die overwinning staan wij. “Maar wij zijn meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad. Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, nog heden noch toekomst, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here” (Rom. 8:37,38). Het gaat om Hem! Die overwinning betekent dat het zogenoemde gewijde vlees geen betekenis voor ons heeft. “Je kunt het zonder gewetensbezwaar eten,” zegt Paulus tegen de Korintiërs (1Kor. 10:25). Maar niet iedereen heeft die kennis (1Kor. 8:7). Er zijn blijkbaar ook broeders en zusters van wie het geweten bezwaard wordt door het eten van offervlees. Moet je je dan maar voor blijven staan op je christelijke vrijheid en in het bijzijn van die zwakkere broeder of zuster (je medegeloofsgenoten die minder ver zijn in de geestelijke groei dan jij) dat vlees dan eten? Nee, zegt Paulus, want dat vlees heeft op zich geen enkele betekenis. Je moet niet je broeder of zuster in vertwijfeling brengen. “Dan gaat er immers iemand, die zwak is, ten gevolge van uw kennis verloren, een broeder, om wiens wil Christus gestorven is. Door zó te zondigen, en hun geweten, indien het zwak is, te kwetsen, zondigt gij tegen Christus. Daarom, indien wat ik eet, mijn broeder aanstoot geeft, wil ik in eeuwigheid geen vlees meer eten, om mijn broeder geen aanstoot te geven” (1Kor. 8:11-13). Ook dat is christelijke vrijheid. “Of gij dus eet of drinkt, of wat ook doet, doet alles ter ere Gods. Geeft nog aan Joden, noch aan Grieken, noch aan de gemeente Gods aanstoot; zoals ook ik allen in alles ter wille ben, niet om mijn eigen belang te zoeken, maar dat van zeer velen, opdat zij behouden worden.” (1Kor 10:31-33) Christelijke vrijheid is in de eerste plaats alles doen ter ere van God. Dan kan de wereld wel zeggen, dat we ons aan allerlei beperkingen moeten houden. Maar juist wat de wereld voor vrijheid houdt, brengt het verderf en word je slaaf van de zonde (2Petr. 2:19). Terwijl wij als gelovigen juist van de zonde verlost zijn. In de brief aan de Galaten is de christelijke vrijheid ook een hoofdthema. Paulus schrijft daar: “Want gij zijt geroepen, broeders, om vrij te zijn, (gebruikt) echter die vrijheid niet als een aanleiding voor het vlees, maar dient elkander door de liefde. Want de gehele wet is in één woord vervuld, in dit: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.” (Gal. 5:13,14). Daarom doen wij ook alles ter ere van God. Dat betekent ook dat we omzien naar andere mensen. In de eerste plaats onze medegelovigen, maar ook zeker de mensen die de Here Jezus nog niet kennen, “opdat zij behouden worden.”

Jacco Stijkel