Christenen wandelen alleen!

Feike ter Velde • 87 - 2011 • Uitgave: 22
Maar… in het licht des levens!

Vandaag wordt de samenleving steeds goddelozer. Het wordt de kinderen al jong ingeprent: “Er is geen God en alles is vanzelf ontstaan… de oerknal.” Er is ook geen toekomst, alleen de eindknal. Daar tussenin moeten wij, in de jaren die we hier op aarde krijgen, maar zien wat we ervan maken. Het levensgevoel van mensen wordt met de verdere daling van de economie steeds somberder. En dan leven er ook nog christenen op deze aarde!
Zij moeten beter weten! Zij, wij, mogen wandelen in het licht en voor Gods aangezicht! Dat moet uitzicht bieden in onze cultuur van neergang en dood. Maar komt dat wel bij de ander aan?


Ik zag er wel tegenop om enkele weken lang dag in dag uit met een achttal collega’s samen te moeten zijn op de media-academie voor een televisietraining. De inschatting was snel gemaakt; collega’s van de VARA, VPRO, IKON en nog enkele anderen, zoals iemand van de Joegoslavische uitzendingen, die een overtuigde communist bleek. Allemaal dertigers en ik, als enige EO-er, net 40. De docenten van de NOS zagen het helemaal met ons zitten: we zouden een goede tijd hebben met elkaar. Nu heb ik vierentwintig maanden in militaire dienst gezeten, waarvan de helft in Nederlands Nieuw-Guinea, dus ik was geen bedeesde dorpeling uit afgelegen streken. Eerder het tegendeel. En bovendien stond ik hier sterk in mijn geloofsschoenen. Ik had het gesprek over mijn geloof met ongelovigen wel geleerd. Vooral hoe te staan als christen in deze wereld. Want dat was mijn grootste vraag toen ik net tot levend geloof was gekomen.
Ik kan nog steeds met grote dankbaarheid terugkijken op mijn contacten met de Amerikaanse theoloog en filosoof, dr. Francis A. Schaeffer. Hij verschafte mij antwoorden op de meest prangende vraag: hoe moet ik leven in deze wereld? Zijn boek Escape from reason (Vlucht uit de realiteit) bood al direct het eerste houvast. Daarna zou nog veel volgen van hem naar mij toe. Ik leerde me wapenen met de wapenrusting Gods. Ik leerde de rationele, de verstandelijke vragen naar de logica van het christelijk geloof te formuleren en te beantwoorden. Later moest ik de degens kruisen met vijf ongelovige journalisten, aan een bar in Zwitserland. Zij richtten al hun pijlen van ongeloof op mijn geloof en ik ontdekte dat het schild van het geloof feilloos werkt. En dat ging echt van dik hout zaagt men planken. Ik ontdekte hoezeer de levende God je bijstaat, als je ook de moeite wilt nemen om met je geloof je verstand niet op slot te doen, maar in de kracht van de Geest de ander redelijke antwoorden te geven op redelijke bezwaren tegen God en Zijn Woord. Sommigen werden boos uit onmacht, maar de relatie met mij – als perschef van de EO – met hen bleef steeds goed, ook daarna.

Hetzelfde gebeurde op de media-academie. In een georganiseerd tv-debat als deel van de opleiding, bracht de Joegoslavische communist, een jonge man met een pientere kop, de grote idealen van het marxisme als staatsvorm en als economisch model ter tafel. Enige tijd heb ik de argumenten van de anderen aangehoord, maar vond daarin geen aansluiting. Die argumenten waren me te meegaand of, in mijn ogen althans, erg slap. Hij won van ze op alle punten. Bovendien had hij een medestander gevonden in een overtuigde PSP-er (Pacifistische socialist). Toen heb ik het woord genomen en alles uit de kast gehaald. Ik had het thema al verschillende keren behandeld in lezingen en artikelen, dus ik zat er goed in. De rest zweeg, de aardige Joegoslaaf probeerde mij enkele malen fel te interrumperen, maar zonder succes. Hij begon luider te spreken, daarna te schreeuwen en riep uiteindelijk in vertwijfeling: “Tegen zó veel verbaal geweld kan ik niet op.” Ik hield hem voor dat ik redelijke argumenten hanteerde tegenover zijn betoog, waartegen hij geen weerwoord formuleerde. Het is een zwaktebod om dat verbaal geweld te noemen. Hij liep kwaad weg, het gesprek liep dood en na afloop werd de NOS-docent lid van de EO. Hij had het een prachtig debat gevonden. Tijdens die weken hebben alle medecursisten van mij het Evangelie gehoord en in mijn Bijbel gelezen. Maar ook met de Joegoslaaf is het contact daarna steeds goed gebleven. We hebben nog een keer samen geluncht op zijn initiatief en we hadden een goede tijd. Dat later het communisme als ondeugdelijk en corrupt systeem ineen zou storten en Joegoslavië uiteen zou vallen in een bloedige burgeroorlog konden wij toen niet vermoeden.

Ik heb in die tijd geleerd dat je als christen alleen moet wandelen, niet op anderen moet wachten en in de praktijk de volle wapenrusting moet aandoen, zoals Gods Woord (Efeziërs 6:10-20) ons beveelt. We leven in deze wereld, in deze cultuur en we mogen hier ambassadeurs van Christus zijn. Alle gelovigen, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament, leefden als vreemdelingen in een vreemd land. Zij kenden de eenzaamheid in hun geloofswandel en in de beslissingen die ze moesten nemen… alleen. Alleen, maar met God. De diepste weg ging onze Heiland, helemaal alleen en in de diepste duisternis aan het kruis.

Het is voor kinderen van gelovige ouders ook heel vaak een weg alleen, op school, op de sportclub of waar dan ook. Dat moeten we onze kinderen ook leren en voorhouden en vooral in het gebed aan ze denken, als ze trachten staande te blijven in een vijandige wereld. De mens is gemaakt voor de gemeenschap, de relatie met de medemens. Hij is niet gemaakt voor een onbewoond eiland. Daarom is die eenzaamheid op de weg van de christen niet altijd makkelijk. Sterker nog: het is tegennatuurlijk en het doet niet zelden pijn. De ware christen is geroepen te wandelen in de tuin van zijn eigen ziel, samen met de hemelse Vader. Daar begrijpen anderen niets van, ook medechristenen niet. In de voorhof van de Gemeente, te midden van vele anderen, kun je diepe eenzaamheid ervaren. Wat praten ze weinig over de rijke dingen van de Here Jezus. Het gaat over de vakantie, de zorgen van het leven, ziekte en ellende, maar bijna nooit over Hem in Wie al de volheid en de heerlijkheid van God woont. Pas wanneer je het heiligdom binnengaat in de gemeenschap met de levende God, met je hemelse Vader, dán komt de ware troost en zegen.
Het is de vreugde van elke ware gelovige dat de Heiland in de volle schijnwerpers wordt verheerlijkt en dat hijzelf in de schaduw blijft en alleen staat te midden van de mensen. Hij vindt daar weinigen met wie hij kan spreken over de mooiste dingen van zijn leven: de Heiland der wereld, zijn Heiland. Hij zwijgt stil als de mensen praten over religieuze en kerkelijke thema’s die hem niet zo interesseren. In de ogen van velen wil hij wel óver-geestelijk worden genoemd, omdat zijn geloof niet geschikt is voor die religieuze supermarkt met van alles en nog wat. Hij zoekt vrienden die in de nabijheid van de Here Jezus leven en aan wiens kleding ook de geur hangt van mirre, aloë en kassia uit de ivoren paleizen van onze gezegende Messias (Psalm 45:8-10).
In een wereldgelijkvormig christenleven wordt de eenzaamheid van de pelgrimsreiziger niet ervaren. Maar daar vindt men ook niet de ware en levende relatie met Christus. Daar vindt men een leven in het compromis. Daar zoekt men de acceptatie van de wereld zonder God en men kan er nog goed leven ook.
Maar de christen, die in die nauwe relatie met Christus staat, die de wandel in het licht kent, dient in deze wereld een duidelijk geluid te laten horen. Men behoort te weten dat je christen bent en leeft van die hoge standaard van God. Niet als ongeloofwaardig of huichelachtig braaf boontje, maar in het volle leven van deze wereld, met een hart dat op God en Zijn Woord is afgestemd. We moeten in staat zijn ieder het juiste antwoord te geven over wat we geloven, zelfs al stellen ze de vragen niet. We moeten op de hoogte zijn van wat er zich in de wereld speelt. We moeten mensen die zeggen dat we van de apen afstammen, ook iets zinnigs kunnen zeggen over God, die de mens schiep naar Zijn beeld en gelijkenis, zonder dat we de belediging accepteren dat de apen onze voorouders zijn. Ik zeg altijd tegen iemand die dat beweert: “Inderdaad, als ik jou aankijk zou ik dat bijna geloven, maar toch is het niet wáár!” Dan plonst de steen direct diep in het water en kun je praten over wat je hebt geleerd van God, de Schepper van hemel en aarde. Hij die dit alles maakte, is echt wel in staat Zichzelf aan de mens bekend te maken. En dat doet hij dan ook als jij met die mens het gesprek aangaat. Zo dient ook de Kerk zich in deze wereld te gedragen en haar leden toe te rusten voor het gesprek, de dialoog én de confrontatie. Niet alleen dialoog, ook confrontatie. Een botsing is echt niet zo erg, dat kan heilzaam werken. We moeten het alleen wel durven en niet bang zijn. Met de volle wapenrusting Gods en een levenswandel in het Licht van God kunnen we elke confrontatie aan. Dan komt er licht in deze donkere wereld!

Feike ter Velde