Column: Iedereen gelijk

Jef de Vriese • 82 - 2006/07 • Uitgave: 14
Wij moeten God en de koning (1Petr. 2:17), de oudsten (1Tess. 5:12-13) en senioren (Lev. 19:32) met eer behandelen. Maar dat betekent niet dat wij hooggeplaatsten anders moeten behandelen om daar zelf voordeel uit te halen. Het misdeelde lid van de gemeente moet zelfs meer eer ontvangen (1Kor. 12:24). Dat het niet de bedoeling is hooggeplaatsten met vlijtaal op onze hand te krijgen, blijkt uit het feit dat Jezus zelf geen blad voor de mond nam om hen, die religieus in aanzien stonden, toch op hun nummer te zetten (Matt. 3:7). Jezus had alle aandacht voor Samaritanen, hoewel Joden niet omgaan met Samaritanen (Joh. 4:9), Galileërs, hoewel men dacht dat uit Galilea niet iets goeds kon komen (Joh. 7:41), vrouwen, armen, tollenaars, zieken en zondaars. Hij verwaarloosde hen niet ten voordele van goede public relations met de kapitaalkrachtigen en de invloedrijken. Hij zag dwars door het uiterlijk heen, omdat Zijn aandacht gericht was op de verlorenheid van alle zielen. Hij zag het hart aan. Het maakte voor Hem niet uit hoeveel iemand in de collecte stopte, maar met welke hartsgesteldheid dat gebeurde (Marc. 12:42-44). In Zijn omgang met anderen liet Hij Zich niet leiden door tijdelijk aards voordeel, maar hoe Gods barmhartigheid tegemoet kon komen aan de diepste innerlijke behoefte van de mensen, zodat Hij de eer ontving en niemand anders (Ps. 115:1).

Wat die behoefte betreft, zijn wij allen gelijk. Armen en rijken zijn voor hun hemelse wijsheid helemaal afhankelijk van God (Jak. 1:9-11). We kunnen ons dus best voor God buigen, want Hij heeft geestelijk leven voor nederigen van hart.

Jef de Vriese