Daniël 8 (c) - De Grote Verdrukking

Gert van de Weerd • 84 - 2008 • Uitgave: 3
Schatgraven in de Bijbel:
De Profeet Daniël 8 (c)

De Grote Verdrukking


In het vorige artikel waren we aangekomen bij de Eindtijd. Satan roept de totale oorlog tegen God uit en tegen Zijn volgelingen: christenen en het volk Israël. Ook nu geven we een directe vertaling uit de grondtekst, omdat anders belangrijke details ontbreken.

Vers 12a Het heir werd overgegeven, evenals het dagelijks offer, vanwege de staat van de overtreding.
Het heir: Opvallend is dat de toevoeging ‘van de hemelen’ ontbreekt. Kennelijk is sprake van een aards heir (menigte). Het overgeven ziet op het moment waarop de antichrist zijn masker afgooit en een algemene vervolging van de gelovigen inzet (Op. 13:15). Dat gebeurt als het beeld van het beest wordt ingewijd, halverwege de zevenjaarsperiode van de Grote Verdrukking. Die gelovigen zijn van verschillende signatuur. Enerzijds wetgetrouwe Joden, die zullen weigeren het beeld van het beest te aanbidden. Daarnaast vele christenen die na de opname tot geloof zullen komen.

12b Toen wierp hij de waarheid ter aarde. Alzo handelde hij en hij was voorspoedig.
De antichrist (hij) zal de aarde naar z’n donkerste uur voeren en zal voorspoedig zijn in wat hij doet. Het zal een gruwelijke tijd zijn, waarin de mens diep zal zinken, omdat de waarheid ter aarde wordt geworpen.

13a Toen hoorde ik de ene heilige spreken en deze zei tot de andere - tot de ander, die steeds gesproken had -: Wat is de tijdsduur van het visioen van het dagelijks offer,
Het heiligdom wordt overgegeven (vers 12) aan de antichrist, die zich als Messias voordoet. Deze is een dienaar van Satan en daarom zal het heiligdom ontwijd worden. Dat is een vernedering die God niet kán accepteren. Dus roept de aartsengel uit: Wanneer komt daar een einde aan? Vers 14 geeft het antwoord.

13b maar ook betreffende de staat van opstandigheid, die totale verwoesting bewerkt,
De staat van opstandigheid is de wereldwijde rebellie tegen de Allerhoogste, waartoe de antichrist de aardbevolking zal aanzetten. Gevolg is dat de oordelen Gods over de aarde worden afgeroepen (totale verwoesting).

13c als zelfs het heiligdom wordt overgegeven en het heir vertrapt wordt?
Het heir dat vertrapt wordt zijn de gelovigen die door de antichrist zullen worden omgebracht.

14 Hij zei tot mij: het zal tweeduizend driehonderd avond-morgens duren. Dan zal het heiligdom wederom ingewijd worden.
De periode waarin de tempel ontwijd zal worden, duurt tweeduizend driehonderd avond-morgens. De Joodse dag begint ’s avonds, direct na zonsondergang en eindigt de volgende dag bij zonsondergang. De term avond-morgens geeft dus een dag van 24 uur aan. Daniël spreekt over 2300 dagen.

15 En het geschiedde, terwijl ik, Daniël, in het visioen schouwde en het probeerde te begrijpen, toen, zie, plotseling stond vlak voor mij iemand, die eruit zag als een krachtige jonge man.
Terwijl Daniël het visioen probeert te doorgronden verschijnt plotseling de engel Gabriël (vers 16). Dat is geen stralende verschijning met vleugels, zoals we vaak op afbeeldingen zien, maar iemand met het uiterlijk van een krachtige jonge man.

16 Toen hoorde ik de stem van een mens uit de Ulai. Deze riep en zei: Gabriël, vertel nu de betekenis van het visioen, echter aan deze persoon alleen. Vervolgens kwam hij dicht bij mij staan.
In de Ulai, waarschijnlijk op een zandbank, staat een menselijke gestalte. Hij spreekt met de stem van een mens. Het is dus geen mens, maar wel een belangrijk persoon, want hij beveelt Gabriël. Waarschijnlijk is het de Engel des Heren; de oudtestamentische verschijningsvorm van Jezus Christus. Dat is een logische keuze. Want, naast God is Hij immers de enige die boven de aartsengelen staat en hen kan bevelen. De Engel des Heren geeft Gabriël opdracht om Daniël het visioen uit te leggen. Met nadruk wordt aan de boodschap toegevoegd dat alleen Daniël deze uitleg mag ontvangen. Daarom gaat de aartsengel ook zo dicht bij hem staan.

17 Vanwege zijn komst raakte ik geheel buiten zinnen en viel op mijn aangezicht. Toen zei hij tot mij: Besef terdege, o mensenkind, dat het visioen de tijd van het einde betreft.
Daniël schrikt zo van de komst van de aartsengel dat zijn benen het begeven. Gabriël begint op plechtige wijze z’n betoog. Het is een belangrijke openbaring, want het betreft de tijd van het einde. Het einde waarvan? Wel, van de geschiedenis van de koninkrijken der mensen (vers 23). Want daar gaan de visioenen van Daniël over! Die gebeurtenis ligt ook voor ons nog in de toekomst.

18 Terwijl hij sprak viel ik flauw met mijn gezicht naar de grond. Maar hij raakte mij aan en zette mij overeind.
De emotie wordt Daniël te veel. Hij valt flauw, maar de aartsengel raakt hem aan, waardoor hij weer bijkomt en richt hem op.

19 Toen sprak hij: Zie mij aan!, die u vertellen zal wat er gaat gebeuren in het laatste deel van de wraak, want dit betreft de gestelde tijd van het Einde.
Uit de plechtige woordkeuze blijkt dat Gabriël de boodschap hoogst belangrijk vindt.
Het laatste deel van de wraak ziet op het laatste deel van De Grote Verdrukking, als de oordelen Gods over de aarde zullen gaan.
De gestelde tijd van het Einde: De afloop van het Einde staat vast. Satan kan de wereld niet blijvend verpesten, want Jezus Christus, de Messias, komt. Maranatha!

20/21 De ram die u zag, die twee horens bezat, zijn de koningen van Medië en Perzië.
En de geit (de harige geit), is de koning van Griekenland. En de grote horen, die tussen zijn ogen was, dat is de eerste koning.

De eerste koning was Alexander de Grote; het derde wereldrijk der mensen.

22 En degene, die afgebroken werd en waar er vier opgroeiden in zijn plaats - dat zijn vier koninkrijken -, uit dat volk zullen zij ontstaan, echter zonder zijn kracht.
Alexander stierf plotseling en dat stortte het wereldrijk in een burgeroorlog. Uiteindelijk bleven vier diadochen (= opvolgers) over. Zij stichtten nieuwe rijken, echter geen ervan benaderde de macht van het rijk van Alexander (zonder zijn kracht).

23 En in het laatste gedeelte van hun heerschappij, als de volheid voor hen, die opstandig zijn, aangebroken is, zal een koning opstaan, hardvochtig van aangezicht en bedreven in intriges.
De profetie spring nu naar de Eindtijd. Het vierde (Romeinse Rijk) wordt niet apart genoemd. Dat hoeft ook niet, want dat rijk kwam uit de vier diadochen voort (vers 9). Het laatste gedeelte van hun heerschappij (van de wereldrijken der mensen, voorzover die met Israël te maken hebben) ziet dus op de eindfase van het Romeinse Rijk. Als aan die heerschappij een eind gaat komen, staat nog eenmaal een machtig koning op. Hij heeft de kenmerken van Satan, die hem zal zenden. Het is een koning, die hard van aangezicht is en bedreven in intriges. Daarin herkennen we de antichrist, die de laatste koning van het wereldrijk van het vierde beest is (Daniël 2). Dat is de laatste koning van de wereldrijken der mensen, voordat Jezus komt!

Gert A. van de Weerd