Daniël 9 (e) - Verbond met Satan

Gert van de Weerd • 84 - 2008 • Uitgave: 11
De Profeet Daniël 9 (e)
Verbond met Satan

Daniël 9 bevat belangrijke profetie over de toekomst. In het vorige artikel waren we aangekomen bij de kruisdood van Jezus Christus. We gaan verder met vers 26b en geven een directe vertaling uit de grondtekst, omdat anders belangrijke details ontbreken.

26b Dan zullen de troepen, van een heerser in opkomst, de stad en het heiligdom verwoesten.
Het woordje Dan heeft de betekenis van daarna. Dat kan direct daarna zijn, maar ook na meerdere, of zelfs na honderden jaren. De gebeurtenis, waarin de stad en het heiligdom verwoest worden, betreft de Joodse oorlog tegen de Romeinen. Die eindigde in een verpletterende nederlaag in 70 na Chr., waarbij zowel de stad Jeruzalem als de tempel volkomen verwoest werden. De heerser is Titus, de zoon van keizer Vespasianus. Deze leidde het laatste deel van de belegering Jeruzalem. Hij volgde zijn vader in 79 na Christus als keizer van het Romeinse Rijk op, precies zoals de profetie van Daniël voorzegt (een heerser in opkomst).

26c En zijn einde zal zijn gelijk de Vloed.
Met zijn einde doelt de tekst op de stad (Jeruzalem) en het heiligdom (de tempel). De vergelijking met de zondvloed, want dat wordt met de Vloed bedoeld, is treffend. De verwoesting van Jeruzalem was namelijk totaal. Het aantal doden betrof meer dan een miljoen. Bovendien werden nog honderdduizenden Joden als slaven verkocht. De aanvoer van slaven was zo groot in die jaren, dat de prijs ervan ineenstortte en sommige slavenmarkten gesloten werden.

27 Naar het einde toe, zo is het beschikt, zal er een verwoestende oorlog zijn. Dan zal hij een verbond, voor één week, met de meerderheid bevestigen. Maar in het midden van de week zal hij een einde maken aan het brengen van slachtoffers en kleine offers. En op een pinakel (van de tempel) zal een afschuwelijks iets zijn, dat verwoesting veroorzaakt. En op het Einde zal - gelijk vastbesloten is - het uitgestort worden op het gene verwoest is.
De woorden Naar het einde toe brengen scheiding aan tussen vers 26 en 27. De profetie maakt nu een grote sprong naar de toekomst en wel naar de Eindtijd. Het einde, dat is het grote einde, als de oordelen van God over de mensheid losbarsten. Dat is tevens het einde van het tijdperk van de wereldrijken der mensen, waar de profetie van Daniël steeds over spreekt. De geprofeteerde rampen zullen de aarde van aanzien veranderen; Openbaring 6:4 (NBG) ‘En een tweede, een rossig paard, kwam, en hem, die er op zat, werd gegeven de vrede van de aarde weg te nemen, en dat zij elkander zouden slachten en hem werd een groot zwaard gegeven.’ Openbaring 16:13-14 (NBG) ‘En ik zag uit de bek van de draak en uit de bek van het beest en uit de mond van de valse profeet drie onreine geesten komen, als kikvorsen; want het zijn geesten van duivelen, die tekenen doen, welke uitgaan naar de koningen der gehele wereld, om hen te verzamelen tot de oorlog op de grote dag van de almachtige God.’ En Openbaring 19:19 (NBG) ‘En ik zag het beest en de koningen der aarde en hun legermachten verzameld om de oorlog te voeren tegen Hem, die op het paard zat, en tegen zijn leger.’

27b Dan zal hij een verbond, voor één week, met de meerderheid bevestigen.
In die toekomstige oorlog (Dan) zal hij, dus de antichrist, een verbond sluiten met de meerderheid der Joden. Het woord meerderheid omvat het grootste deel van de bevolking van Israël. Dat zijn zij die de antichrist als Messias zullen aanvaarden. Slechts een minderheid zal hem doorzien en dat verbond afwijzen. Dat verbond zal voor een periode van een jaarweek, dus zeven jaar, gesloten worden. Daarmee ‘kopen’ de Joden een schijnvrede en autonomie over Jeruzalem. Deze zeven jaar is tevens de periode van de Grote Verdrukking waarover Jezus Christus zelf profeteert, Matteüs 24:21 ‘Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal.’ Het verbond tussen de Joden en de antichrist is een verbond met de dood. Lang geleden profeteerde Jesaja 28:14-15 daarover: ‘Daarom, hoort het woord des Heren, gij spotters, heersers over dit volk in Jeruzalem. Omdat gij zegt: Wij hebben een verbond met de dood gesloten en met het dodenrijk een verdrag gemaakt.’

27c Maar in het midden van de week zal hij een einde maken aan het brengen van slachtoffers en kleine offers.
In het midden van de week, dat is na drieënhalf jaar, zal de antichrist (hij) een einde maken aan de offers van de tempeldienst. Dat veronderstelt dan wel, dat er nog een tempel gebouwd zal worden; wellicht niet eens zo ver in de toekomst! En tevens, dat de offerdienst hersteld zal worden. Het is die tempel, waar Ezechiël in hoofdstuk 40-44 over schrijft.

27d En op een pinakel (van de tempel) zal een afschuwelijks iets zijn, dat verwoesting veroorzaakt.
Het einde van de tempeldienst aan de ware God gebeurt op last van de antichrist. Hij zal een nieuwe godsdienst invoeren, die de mensheid over de gehele aarde zal worden opgelegd. Daarvoor zal hij een afschuwelijks iets, of verschrikking, oprichten. Dat zal een gruwelijk afgodsbeeld zijn dat voor iedereen zichtbaar op een pinakel (van de tempel) zal worden gebouwd. Daarover spreekt Jezus Christus in Matteüs 24:15 ‘Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniël gesproken is, op de heilige plaats ziet staan - wie het leest geve er acht op - laten dan wie in Judea zijn, vluchten naar de bergen.’ Na de plaatsing van het afgodsbeeld zal er een levende geest in het beeld varen, die het beeld laat spreken. Dat beeld zal het ultieme kwaad vertegenwoordigen; de stem van satan. Openbaring 13:14-15 ‘En het zegt tot hen, die op de aarde wonen, dat zij een beeld moeten maken van het beest, dat de wond van het zwaard had en weer levend geworden is. En hem werd gegeven om aan het beeld van het beest een geest te schenken, zodat het beeld van het beest ook zou spreken, en maken, dat allen, die het beeld van het beest niet aanbaden, gedood werden.’

De instelling van de cultus van het beest en het oprichten van de gruwel der verwoesting (het afgodsbeeld) zal een deel van de Joden - de vromen onder hen - doen besluiten zich van de antichrist af te keren. Zij zullen weigeren om Jahweh, hun God, te verloochenen en het beeld te aanbidden en daarom gruwelijk vervolgd worden. Deze wetgetrouwe Joden, maar ook de ‘nieuwe’ christenen (zij die na de opname van de Gemeente van Christus tot bekering komen), worden door de Here Jezus in Matteüs 24 uitverkorenen genoemd. Matteüs 24:21-22 spreekt daarover: ‘doch ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen (van de Grote Verdrukking) worden ingekort.’

Gert A. van de Weerd