De antichrist (1)

Henk Schouten • 80 - 2004/05 • Uitgave: 14
De antichrist

Over de antichrist is veel te zeggen, zo schijnt het. Zodra je deze term gebruikt spitst menigeen de oren. Vooral schijnt het interessant te zijn over hem te speculeren, het getal van het beest is daar een prachtig hulpmiddel bij, zeshonderdzesenzestig, merktekens en andere icoontjes schieten over de tafel. Pak een beetje duister persoon of iemand die je niet zo ligt en ga knutselen aan de letters en letterwaarden, mogelijk lukt het de verwenste persoon tot antichrist te degraderen. Maar het is nogal een aanklacht iemand tot het beestmens uit Openbaring 13, de werelddictator die komen gaat, te bombarderen. Gaat het om die supermens van de eindtijd, of moeten we op andere aspecten letten?

Het woord antichrist komt maar een paar keer voor in de bijbel en wel in de eerste en de tweede brief van Johannes (1 Joh, 2:18 en 22, 1 Joh, 4:3 en 2 Joh.1: 7). Kenmerkend voor de antichrist is de loochening van de Vader en de Zoon, en de ontkenning van de komst van de Here Jezus in het vlees. De loochening van de Zoon is een diepingrijpende. Wie de Zoon loochent, zo leert de Schrift, kent ook de Vader niet. De Vader immers heeft Zich in de Zoon geopenbaard. Duidelijk is dat het hier om wezenlijke dingen gaat, het hart van het evangelie. Wanneer we Johannes volgen, zien we dat hij er ook op wijst dat dé antichrist, voorafgegaan zal worden door vele antichristussen (1 Joh. 2:18).

Wat voor personen zijn deze antichristussen? Het zijn mensen die de gemeente verlaten, maar ze hebben eigenlijk nooit bij de gemeente behoord (1 Joh. 2:19). We zien een soort van zelfregulerend vermogen in de gemeente. Zij die er niet bij horen scheiden zich vanzelf af, hoewel dat ook niet te simplistisch gemaakt moet worden, soms moet je je als ware christen afscheiden van de helaas groter wordende groep van schijnchristussen.

We stellen vast dat Johannes afvallige christenen bedoelt, dat is pijnlijk. Maar we moeten vasthouden aan de definitie van Johannes, de antichrist is een ‘christelijk’ probleem. Het probleem is dat hij en zijn vele voorlopers uit de gemeente voortkomen. De ongelovige heiden of misschien zelfs de ongelovige jood tot antichrist bombarderen is te makkelijk. Dit gegeven wordt nogal eens over het hoofd gezien bij alle speculaties die men rond deze persoon heeft. Toen het Osmaanse rijk voor de poorten van Wenen stond was het duidelijk, de ‘turk’ was de antichrist. Tijdens de inquisitie was de paus de antichrist, hoewel de Roomse kerk toch een heel bijbelse belijdenis heeft over de Godheid van onze Here Jezus en zijn vleeswording. Napoleon en Hitler zijn gewilde anti-Christussen. Vandaag wordt nogal eens richting de Islam gekeken. Er zijn mogelijk allerlei antichristelijke kenmerken, toch moeten we voorzichtig zijn.

Kenmerk is, zoals gezegd, de Vader-Zoon loochening en de ontkenning van de vleeswording, en daarmee bevinden we ons in het hart van de christelijke kerk, niet daarbuiten.
Deze Vader-Zoon loochenaars scheiden zich af van de ware gelovigen, het is hen niet mogelijk met ‘hun’ waarheid bij dé waarheid te blijven. Daarbij moeten we wel beseffen dat deze afscheiding niet spontaan en direct is. Lange tijd injecteren zij hun gif in de gemeente. Het omringt ons van alle kanten. Onze kinderen op onze ‘christelijke’ scholen leren over een ‘Christusfiguur’ die in het rijtje gezet wordt naast, Gandhi, Boeddha en Krishna. Er wordt gesproken over een Christussymbool en een Christusmythe. Maar niet over Christus, de gezalfde Gods, de Heer der heren en de Koning der koningen. Over de vleeswording zwijgt men. De kruisdood en opstanding, laat staan de wederkomst van de Here Jezus worden nog genoemd. Menige theoloog en dominee heeft deze kernwaarheden, zonder welke je geen christelijk geloof meer hebt, losgelaten. Dat kan niet!
Op het punt van de incarnatie en de Godheid van Christus moeten we zeer intolerant zijn en is een duidelijke stellingname vereist. Wie deze dingen ontkent, hoe vroom de andere woorden ook klinken, heeft de geest van de antichrist. Het gaat daarbij dus niet om ongelovigen, maar om mensen die zich als christen voordoen, maar in wezen antichristelijk zijn. We moeten deze onzalige gedachten radicaal verwerpen en niet als een mogelijk idee of ander inzicht tolereren.
Wanneer we zo over het wezen van de antichrist nadenken, beseffen we onthutst, dat de antichrist veel meer een dringende en dreigende realiteit is in de directe omgeving van kerk en gemeente dan een sensationeel superwezen in de laatste tijd.

ds. Henk Schouten