De berijmde Psalmen: onze nationale erfenis

Feike ter Velde • 88 - 2012 • Uitgave: 3
Van Nederlandse vrienden die al meer dan vijfenvijftig jaar in Amerika wonen, kreeg ik via het internet wat filmpjes toegestuurd met Nederlandse samenzang – de berijmde Psalmen – in verschillende kerken in ons land, o.a. op Urk. Ik heb even de tijd genomen ervoor te gaan zitten en te luisteren. Ik ben daar diep van onder de indruk geraakt. Veel teksten ken ik natuurlijk, zoals iedereen van mijn leeftijd: vroeger op school geleerd. Maar ineens realiseer ik mij dat dit een enorme rijke erfenis is: een nationale erfenis!
Dit moet vooral blijven!


Buiten de traditionele kerken vinden we in de eredienst steeds vaker de band, vooral met gitaren en drum en samenzang uit de bundel Opwekking. Het kerkorgel heeft plaatsgemaakt voor de muziekgroep, de band. Als je met Johann Sebastian Bach bent opgevoed en met klassieke muziek in het algemeen, dan is de muziekband in de evangelische gemeente bijna altijd onder de maat. Dat is natuurlijk mijn persoonlijke muzieksmaak en zo zeggen we: over smaak valt niet te twisten. Maar die hele muziekcultuur in de moderne kerk, met een soort relipopmuziek, heeft gebroken met de traditionele kerkmuziek met het daarin dominante kerkorgel. Maar die muzikale ontwikkeling, sommigen spreken van botsende muziekculturen, laten we hier verder rusten.

Diepe sporen
Er is gelukkig een fors deel van de christenheid in ons land te vinden in de traditionele, de reformatorische kerken en vooral in het orthodoxe deel daarvan, waar de berijmde Psalmen nog elke zondag gezongen worden. Op zondag leerde ik vroeger mijn psalmversje voor de maandagmorgen vooral tijdens de kerkdienst. In mijn kinderlijke voorstelling van de tekst zag ik allerlei beelden. Bij Psalm 138 vers 1 zag ik mezelf op het ijs staan. Ik weet nog de plek waar dat was. Aan het einde van de ijsvlakte stond een paleis, waarin de Here God woonde en ik boog mij, in verbeelding, neer op dat ijs. Want de tekst luidt: “Ik zal mij buigen op Uw eis naar Uw paleis, het hof der hoven…” Eén van mijn lievelingspsalmen in mijn kinderjaren, maar dat was vooral de melodie, was Psalm 75: “…dies vertelt men in ons land al de wond’ren Uwer hand” en dan ook vers 4 met “…oost noch west, noch zandwoestijn, doet ons meer of minder zijn”.
Waarom dat zulke diepe sporen in mijn herinnering heeft achtergelaten weet ik niet. Ik zou het willen weten! Was dat alleen de melodie, het muzikale deel van de Psalmen? Dat kan ik mij wel indenken, want muziek heeft mij altijd, ook al in mijn kinderjaren, wat gedaan. Mijn grootvader en vader speelden beiden orgel, grootvader in de kerk te Amsterdam. Mijn moeder had orgelles gehad van de beroemde Jan Zwart. Wij woonden net als deze musicus in Zaandam en zij waren bevriend met mijn grootouders. Mijn beide ouders zongen in het Zaans Bachkoor en als kind was ik vaak bij de generale repetitie van de Mattheüs en dan ’s avonds de uitvoering met solisten als Aafje Heynis, Herman Schey, Annette de la Beye. Ik was al jong vertrouwd geraakt met deze en andere vormen van klassieke muziek. Daarom spraken de psalmmelodieën mij zeker aan. De Psalmen 27 en 33 behoorden ook tot mijn muzikale favorieten. Ze riepen gevoelens op die nooit zijn weggegaan. Als ik zo’n Psalm hoor, is dat gevoel weer helemaal terug. Maar meer nog de teksten. De taal, de taalkundige vondsten, de trouw aan de onberijmde tekst en toch een vloeiende zangtekst, zijn allemaal kostbaarheden van de bovenste plank! Daarom noem ik dit onze nationale erfenis!

Tennis
Onze berijmde Psalmen zijn van 1773. Daarmee werden de oudere berijmingen, vooral die van Petrus Datheen, afgeschaft. Dat ging niet overal zonder slag of stoot. Ook vandaag is er regelmatig kritiek op de teksten van de berijmde Psalmen. De nieuwe berijming van de Psalmen streeft naar eenvoudiger tekst. Maar dat is juist jammer en vaak een verarming. Door het gebruik van de aloude Psalmen leren we ook oudere woorden, die weliswaar niet meer in het dagelijks taalgebruik voorkomen, maar die men in poëzie en proza van hogere soort, wel vaak tegenkomt. Zowel de Statenbijbel als de berijmde Psalmen hebben enorm bijgedragen aan de ontwikkeling en verdieping van de Nederlandse taal.
In kritieken op de oude berijming van de Psalmen komt men soms vreselijke argumenten tegen, die ons ervan moeten overtuigen dat de teksten moeten worden afgeschaft of in ieder geval vernieuwd. Men kan er ook voor kiezen om moeilijke woorden aan kinderen uit te leggen. Daar worden ze alleen maar rijker van. Er voor weglopen is armoede. Als ik naar een voetbalwedstrijd ga of, nog erger, naar een tenniswedstrijd, dan hoor ik termen waar ik niets van begrijp. Engelse termen, nou Engels spreek ik redelijk goed, maar ik snap niets van die vaktermen! Toch is er niemand op de tennisbaan die moeite zal doen om die termen te veranderen, want we doen er al heel lang mee. Als ze het mij uitleggen en de spelregels die bij die termen passen, dan wordt er in mij geïnvesteerd en ik ga rijker naar huis dan toen ik kwam.

J.S. Bach
Het jaartal 1773 zegt ook veel; drieëntwintig jaar na de dood van Johann Sebastian Bach en midden in het leven van Wolfgang Amadeus Mozart en aan het begin van het leven van Ludwig van Beethoven. Een eeuw van de geboorte van de grootste muziek aller tijden. Deze grote musici staan aan de top van de Westerse cultuur. De muziek van J.S. Bach is een rechtstreekse vrucht van de Reformatie, van de vernieuwde kerk, van het levende Woord van God. Hoewel misschien rond de Geneefse cultuur van Johannes Calvijn, waar de berijmde Psalmen werden geboren, Bach niet echt bekend was, moet gezegd worden dat de cultuur van die tijd wel doortrokken was van nieuwe muzikale inzichten en geniale composities.
De geniale Nederlandse componist Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621) had diepe sporen nagelaten op Europese componisten van latere tijden, zelfs op Bach. Zijn naam – hij was jarenlang de vaste organist van de Oude Kerk in Amsterdam – is voor altijd verbonden aan de Geneefse Psalmen, omdat hij de meerstemmige toonzetting van de Psalmen componeerde. In die Gouden Eeuwen zijn de Psalmen ontstaan. De onvergelijkelijke diepzinnigheid van de muziek van Bach plaatst hem met kop en schouders boven alle componisten, zowel vóór als ná hem.
Op het gebied van kerkmuziek is er met Bach ook geen vergelijking mogelijk. Zijn cantates, zijn passionen, zijn orgelmuziek en dan vooral zijn Hohe Messe in b-mineur, staan allemaal op eenzame hoogte, onbereikbaar voor welk ander muzikaal genie ook. Zijn onvoorwaardelijke geloof in God en in Zijn Woord was wel de grootste bron van inspiratie van Bach. Daarnaast ook zijn enorme muzikale inzicht en technische kwaliteiten. Dit alles was bedoeld om Gods heerlijkheid te roemen en te prijzen, vond hij zelf. Het was bijna tachtig jaar na de dood van Bach dat de oorspronkelijk Joodse componist, Felix Mendelsohn Bartholdy, zevenentwintig jaar oud, de Mattheüs Passion ging uitvoeren. Van toen af aan groeide Johann Sebastian Bach uit met een reputatie die we nu kennen: de grootste musicus aller tijden. Muziek die de God van de Bijbel ten hoogste prijst! Wat een prachtige geschiedenis!
Daarom dit hartstochtelijk pleidooi: We moeten de berijmde Psalmen, die toen zijn ontstaan, niet kwijt! Ze brengen ons al zingende dichter bij God en het werk van Zijn handen. Tegenover het evolutionistische wereldbeeld van nu spreken de Psalmen over de schepping als het grote werk van de levende God. De schepping zelf wordt ook opgeroepen mee te zingen in het koor van Gods verheerlijking.

Feike ter Velde