De betekenis van ‘Pesach’
Het Paasfeest heeft een voorname plaats in de Bijbel en de viering ervan wordt ons duidelijk beschreven in het Oude Testament. De viering van dit feest speelt in het Nieuwe Testament ook een belangrijke rol in verband met het kruislijden van de Here Jezus Christus. Dit houdt nauw verband met de Nieuwtestamentische Messiaanse vervulling die wij hierbij niet uit het oog mogen verliezen.
De term Pesach in Exodus 12
Het woord ‘Pesach’ waarmee het Joodse Paasfeest wordt aangeduid is (hoogstwaarschijnlijk) afgeleid van de Hebreeuwse werkwoordstam ‘pasach’, die niet zo eenvoudig te verklaren is en waarvoor meerdere betekenissen kunnen worden aangevoerd, die helaas niet allen even zeker of duidelijk zijn. Zowel het woord ‘pesach’ als voornoemd werkwoord ‘pasach’ komen voor in het Bijbelse verslag van de instelling van de pesachviering opgetekend in Exodus 12.1
Het werkwoord ‘pasach’
De stam ‘pasach’ betekent onder meer: huppelen, hinken,2 mank/lam zijn, stampen.3 De meest duidelijke betekenis van dit werkwoord is ‘voorbijgaan’ in de zin van ‘ongedeerd laten’ en dit houdt onmiddellijk verband met de geschiedenis van de dood die in de nacht van de tiende plaag in Egypte de huizen van de Joodse gezinnen niet trof, maar eraan voorbij ging. Dit voorbijgaan wordt in deze geschiedenis benoemd en beschreven met gebruik van het werkwoord ‘pasach’: “…wanneer Ik het bloed zie, zal Ik ‘pasach’/voorbijgaan… en… de deur ‘pasach’/overslaan…” (Exodus 12:13,23,27). In dit verband heeft de stam ‘pasach’ ook de betekenis van ‘sparen’.
Het zelfstandig naamwoord ‘Pesach’
De term ‘pesach’ komt, uitgaande van Exodus 12, in de Schrift voor met meerdere betekenissen. Het woord dient zowel als aanduiding voor het offerdier (Exodus 12:21,27; 2 Kronieken 35:1,13, etc.) als het offer (Deuteronomium 16:2; 2 Kronieken 35:1,7);4 het dient als aanduiding van de voorbereidingen van het Pesachfeest en van de Pesachviering zelf (Leviticus 23:5; Numeri 9:1-14). Maar het woord ‘Pesach’ komt ook voor als aanduiding van het gehele, zeven dagen durende, ‘feest van de Ongezuurde broden’ (Deuteronomium 16:1).
De doodsplaag als Gods teken
Het werkwoord ‘pasach’ met de betekenis van ‘sparen’ houdt verband met het Godsoordeel in Egypte. De doodsplaag5 was een teken waarmee de Here God gericht oefende ten opzichte van alle Egyptische afgoden, waartoe de farao zelf ook behoorde (Exodus 12:12). Maar deze slag trof niemand die gedekt was door Gods teken: namelijk het teken van het bloed. Het doodsoordeel, dat door de Here Zelf werd voltrokken (Exodus 12:12,13,23,27), ging uitsluitend voorbij (‘pasach’) aan het Joodse huis dat het teken van het bloed van het geslachte lam droeg (Exodus 12:13,23). Hierin zien we een rechtstreekse en profetische heenwijzing naar het plaatsvervangend offer van het Lam Gods dat komen zou om de zonde van de wereld te dragen (Johannes 1:29b; 1 Petrus 1:18,19; Hebreeën 7:27b). “Zie het Lam Gods dat de zonde van de wereld wegneemt.”
Gods bedoeling met Pesach
Door het wonderbaarlijke en machtige ingrijpen van de Here God kon het volk Israël vertrekken uit het slavenhuis Egypte en werd zij in staat gesteld om als een verlost en vrij volk op weg te gaan. Hun uitredding was tweevoudig: verlost van de slavernij en gespaard voor de dood in de nacht van het oordeel. Het doel van hun verlossing was eveneens tweevoudig: bevrijd om de Here te dienen als Zijn eigen verbondsvolk (Exodus 19:5; 24:3-8) en geroepen om met en voor Hem te leven (Deuteronomium 30:15-20). Dezelfde gegevens betreffende de Oudtestamentische pesachviering en de betekenis en gevolgen hiervan voor de gelovigen, vinden wij ook in het Nieuwe Testament, vervuld in het offer van de Here Jezus Christus. Door het geloof in het bloed van Zijn plaatsvervangend en verzoenend offer kan de verloren mens, die door zijn zondige staat als slaaf aan satan is gebonden (Romeinen 3:23; 7:24) en slechts de dood verdient (Romeinen 6:23a), deel krijgen aan het ‘nieuwe verbond’ (Matteüs 26:28; Marcus 14:24; Lucas 22:20; 1 Korintiërs 11:25).
Deze tweevoudige verlossing van het eeuwige verderf - verlossing van de eeuwige dood en verlossing uit de slavernij van satan - heeft voor de gelovige één tweeledig doel: God dienen in de genade van het Nieuwe Testament en leven als Zijn eigendom (vergelijk Exodus 19:6 met 1 Petrus 2:19). Dit sluit elke vorm van ‘eigen leven’ en onheilig gedrag uit (1 Korintiërs 6:11). Zo mogen we Pesach vieren en zijn offer dankbaar gedenken.
“Want ook ons Pascha (Paaslam) is voor ons geslacht: Christus” (1 Korintiërs 5:7).
Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk
Eindnoten:
1 Znw. ‘pesach’, Ex. 12:11,21,27,43,48 (ook in Num. 9:2,4,5,10,13; Lev. 23:5; Deut. 16:1, 28:16; Joz. 5:10,11; 2 Kon. 23:21,23); w.w. ‘pasach’, Ex. 12:13,23,27.
2 Het werkwoord komt met deze betekenis voor in de uitdrukking ‘op twee gedachten hinken’, zoals in Elia's vraag “hoe lang hinkt gij op twee gedachten?” (1 Kon. 18:21).
3 De stam ‘pasach’ komt (in de stamformatie ‘pisséach’) voor in 1 Kon. 18:26 in de - waarschijnlijk spottende - zin van ‘opspringen’.
4 De Aramese vorm van de term is ‘pascha’, zoals ook in het NT voorkomt.
5 Het Hebreeuwse woord ter aanduiding van de plaag is ‘néga’ (Ex. 11:1) en betekent: slag, afgeleid van het werkwoord ‘naga’ (= treffen, raken, slaan).
De term Pesach in Exodus 12
Het woord ‘Pesach’ waarmee het Joodse Paasfeest wordt aangeduid is (hoogstwaarschijnlijk) afgeleid van de Hebreeuwse werkwoordstam ‘pasach’, die niet zo eenvoudig te verklaren is en waarvoor meerdere betekenissen kunnen worden aangevoerd, die helaas niet allen even zeker of duidelijk zijn. Zowel het woord ‘pesach’ als voornoemd werkwoord ‘pasach’ komen voor in het Bijbelse verslag van de instelling van de pesachviering opgetekend in Exodus 12.1
Het werkwoord ‘pasach’
De stam ‘pasach’ betekent onder meer: huppelen, hinken,2 mank/lam zijn, stampen.3 De meest duidelijke betekenis van dit werkwoord is ‘voorbijgaan’ in de zin van ‘ongedeerd laten’ en dit houdt onmiddellijk verband met de geschiedenis van de dood die in de nacht van de tiende plaag in Egypte de huizen van de Joodse gezinnen niet trof, maar eraan voorbij ging. Dit voorbijgaan wordt in deze geschiedenis benoemd en beschreven met gebruik van het werkwoord ‘pasach’: “…wanneer Ik het bloed zie, zal Ik ‘pasach’/voorbijgaan… en… de deur ‘pasach’/overslaan…” (Exodus 12:13,23,27). In dit verband heeft de stam ‘pasach’ ook de betekenis van ‘sparen’.
Het zelfstandig naamwoord ‘Pesach’
De term ‘pesach’ komt, uitgaande van Exodus 12, in de Schrift voor met meerdere betekenissen. Het woord dient zowel als aanduiding voor het offerdier (Exodus 12:21,27; 2 Kronieken 35:1,13, etc.) als het offer (Deuteronomium 16:2; 2 Kronieken 35:1,7);4 het dient als aanduiding van de voorbereidingen van het Pesachfeest en van de Pesachviering zelf (Leviticus 23:5; Numeri 9:1-14). Maar het woord ‘Pesach’ komt ook voor als aanduiding van het gehele, zeven dagen durende, ‘feest van de Ongezuurde broden’ (Deuteronomium 16:1).
De doodsplaag als Gods teken
Het werkwoord ‘pasach’ met de betekenis van ‘sparen’ houdt verband met het Godsoordeel in Egypte. De doodsplaag5 was een teken waarmee de Here God gericht oefende ten opzichte van alle Egyptische afgoden, waartoe de farao zelf ook behoorde (Exodus 12:12). Maar deze slag trof niemand die gedekt was door Gods teken: namelijk het teken van het bloed. Het doodsoordeel, dat door de Here Zelf werd voltrokken (Exodus 12:12,13,23,27), ging uitsluitend voorbij (‘pasach’) aan het Joodse huis dat het teken van het bloed van het geslachte lam droeg (Exodus 12:13,23). Hierin zien we een rechtstreekse en profetische heenwijzing naar het plaatsvervangend offer van het Lam Gods dat komen zou om de zonde van de wereld te dragen (Johannes 1:29b; 1 Petrus 1:18,19; Hebreeën 7:27b). “Zie het Lam Gods dat de zonde van de wereld wegneemt.”
Gods bedoeling met Pesach
Door het wonderbaarlijke en machtige ingrijpen van de Here God kon het volk Israël vertrekken uit het slavenhuis Egypte en werd zij in staat gesteld om als een verlost en vrij volk op weg te gaan. Hun uitredding was tweevoudig: verlost van de slavernij en gespaard voor de dood in de nacht van het oordeel. Het doel van hun verlossing was eveneens tweevoudig: bevrijd om de Here te dienen als Zijn eigen verbondsvolk (Exodus 19:5; 24:3-8) en geroepen om met en voor Hem te leven (Deuteronomium 30:15-20). Dezelfde gegevens betreffende de Oudtestamentische pesachviering en de betekenis en gevolgen hiervan voor de gelovigen, vinden wij ook in het Nieuwe Testament, vervuld in het offer van de Here Jezus Christus. Door het geloof in het bloed van Zijn plaatsvervangend en verzoenend offer kan de verloren mens, die door zijn zondige staat als slaaf aan satan is gebonden (Romeinen 3:23; 7:24) en slechts de dood verdient (Romeinen 6:23a), deel krijgen aan het ‘nieuwe verbond’ (Matteüs 26:28; Marcus 14:24; Lucas 22:20; 1 Korintiërs 11:25).
Deze tweevoudige verlossing van het eeuwige verderf - verlossing van de eeuwige dood en verlossing uit de slavernij van satan - heeft voor de gelovige één tweeledig doel: God dienen in de genade van het Nieuwe Testament en leven als Zijn eigendom (vergelijk Exodus 19:6 met 1 Petrus 2:19). Dit sluit elke vorm van ‘eigen leven’ en onheilig gedrag uit (1 Korintiërs 6:11). Zo mogen we Pesach vieren en zijn offer dankbaar gedenken.
“Want ook ons Pascha (Paaslam) is voor ons geslacht: Christus” (1 Korintiërs 5:7).
Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk
Eindnoten:
1 Znw. ‘pesach’, Ex. 12:11,21,27,43,48 (ook in Num. 9:2,4,5,10,13; Lev. 23:5; Deut. 16:1, 28:16; Joz. 5:10,11; 2 Kon. 23:21,23); w.w. ‘pasach’, Ex. 12:13,23,27.
2 Het werkwoord komt met deze betekenis voor in de uitdrukking ‘op twee gedachten hinken’, zoals in Elia's vraag “hoe lang hinkt gij op twee gedachten?” (1 Kon. 18:21).
3 De stam ‘pasach’ komt (in de stamformatie ‘pisséach’) voor in 1 Kon. 18:26 in de - waarschijnlijk spottende - zin van ‘opspringen’.
4 De Aramese vorm van de term is ‘pascha’, zoals ook in het NT voorkomt.
5 Het Hebreeuwse woord ter aanduiding van de plaag is ‘néga’ (Ex. 11:1) en betekent: slag, afgeleid van het werkwoord ‘naga’ (= treffen, raken, slaan).