De Grote Verdrukking – de grote verwarring

Feike ter Velde • 82 - 2006/07 • Uitgave: 14
Het laatste boek van de Bijbel laat ons in vogelvlucht de dingen zien, die over de wereld gaan komen. Het grootste deel van het boek, Openbaring van Jezus Christus, gaat over de ‘Grote Verdrukking’, namelijk de hoofdstukken 6 t/m 18.
De Grote Verdrukking komen we voor het eerst tegen in Matteüs 24 – de rede van Jezus over de laatste dingen. De Grote Verdrukking hoort dus bij de dingen van het einde, de ‘laatste dingen’. De Grote Verdrukking leidt steeds weer tot grote verwarring onder christenen en is een onbekend thema in kerk en prediking. Het schreeuwt daarom om aandacht!


We zullen nooit het antwoord helemaal kennen op de vraag, hoe het toch komt dat de dingen van het einde, met name de Grote Verdrukking, zoals beschreven in Openbaring, oorzaak zijn van ontkenning, verwarring en soms strijd onder gelovigen. Ten eerste is daar de categorie christenen, die van mening is dat het niets aan je geloofsleven toevoegt, of je nu met de dingen van de toekomst en de profetie bezig bent of niet. Deze groep christenen – gevreesd moet worden dat die heel groot is, misschien wel de hoofdmoot van de hele wereldwijde christenheid – laat de profetie links liggen. Er wordt niet over gepreekt – “Ik zou niet weten wat ik ervan zeggen moet,” zei een predikant tot zijn gemeentelid desgevraagd. Men moet zich bij deze groep christenen afvragen wat men dan wél gelooft, belijdt en beleeft. Het Nieuwe Testament besteedt meer aandacht aan de toekomstige dingen dan bijv. aan doop en avondmaal. Men zou deze groep christenen kunnen vragen wat deze twee geloofszaken – doop en avondmaal – aan hun geloofsleven toevoegen. Het zijn immers maar enkele teksten die erover gaan, terwijl er veel meer teksten zijn die van de dingen van de toekomst en de wederkomst van Jezus spreken. Dan nog het hele Oude Testament daargelaten. Alle profeten spreken over de dingen van de toekomst, de voleinding en de komst van het Koninkrijk Gods op aarde.

De enige verklaring ervoor is deze: men geloofde de afgelopen vijftien eeuwen in de christelijke kerk, zoals dat bijv. in de R.-K.-kerk en de Oosters-orthodoxe kerken nog steeds het geval is, dat we nu in het Vrederijk leven. Dat Vrederijk is gereduceerd tot de Kerk in het hier en nu. De kerk zal uiteindelijk over de hele wereld haar invloed hebben uitgebreid. Dat is het doel waarnaar gestreefd moet worden en dan zal het goed worden op aarde. Zoals een zuurdesem het hele deeg doortrekt, zo zal het Evangelie de hele wereld gunstig beïnvloeden en uiteindelijk veranderen. Gelukkig wordt deze gedachte in Bijbelgetrouwe kerken en groepen langzamerhand losgelaten. We kunnen nu predikanten horen zeggen – of ze erover preken weet ik niet – dat het Vrederijk komt als straks de Vredevorst komt! En dat is mooi om van hen te horen.

Echter, dat heeft grote consequenties voor de zondagse preek. Men kan toch niet goed leven bij de gedachte, dat de grote waarheden van laatste dingen, ook vandaag nog aan de gelovigen wordt onthouden? Als dat Vrederijk komt met de Vredevorst – de Wederkomst van Jezus Christus – dan moeten we ook aandacht besteden aan de dingen die de Here Jezus daar zelf over zegt. Met andere woorden: het profetisch Woord, beide in OT en NT, moet open gaan. Er moet weer gestudeerd worden. Er moeten stappen gezet worden, er moet moed getoond worden op de kansel. De grote rijkdom van het laatste Bijbelboek als de heerlijke en ook vreselijke apotheose van de heilsgeschiedenis moet worden ontsloten voor de Gemeente van Christus, omdat de geest van de antichrist onder ons is en velen straks een knieval voor de antichrist zullen maken. Dáárom spreken profeten, apostelen en de Heiland zelf zo indringend over deze dingen. De geest van de antichrist, dat is de boze geest van de vorst der duisternis, heeft er alle belang bij dat de profetie wordt genegeerd. En als er aandacht voor is dan is hij erop uit zoveel mogelijk verwarring te stichten. Zóveel, dat mensen zeggen: “Laten we het alsjeblieft over andere dingen hebben.” Dan is alles doodgeslagen.

De Grote Verdrukking, waarover de Here Jezus spreekt, vinden we in het OT. De Heiland spreekt altijd conform de Schriften! “…er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe.” (Dan 12:1) Als we hier aandachtig lezen vinden we drie dingen: 1) de Gemeente zal stralen als de glans van het uitspansel – zij wordt immers opgenomen voordat deze vreselijke dingen gaan gebeuren; 2) Israël zal in die Grote Verdrukking terzijde worden gestaan door de grote engelenvorst, Michaël (Dan 12:1), die we later zien optreden in Op. 12:7 ; 3) en Israël zal in die tijd aan de Grote Verdrukking ontkomen (!), zoals ook Jeremia (30:7) profeteerde; de volkerenwereld zal getroffen worden door de verschrikkingen van deze nooit eerder gebeurde rampspoed over de aarde en beschreven in de Openbaring. Nota bene, de apostel der liefde wordt geroepen om deze dingen in een verre toekomst – namelijk op de Dag des Heren, dat is de Grote Verdrukking (!) (Op. 1:10) – te zien gebeuren. Israël zal uit de macht van de volkerenwereld worden bevrijd. Daniël moest het boek verzegelen (12:4), want pas in de eindtijd (!) zullen de dingen duidelijker komen te liggen. Dat is toch ook een opmerkelijke tekst, die niet aan onze aandacht mag ontsnappen. Mochten er mensen zijn – en die zijn er velen, helaas – die denken dat deze profetieën allemaal reeds zijn vervuld, dan mag men hen vragen: “Wanneer werd Israël dan van zijn vijanden verlost en van de overheersing door vreemde machten?” Het heeft nog nimmer plaatsgevonden!

Er wordt ook melding gemaakt van de opstanding der doden! Eerst degenen die ten eeuwige leven opstaan en daarna de anderen, tot eeuwige versmading. Er wordt geen tijd bij gegeven, die er ligt tussen deze twee opstandingen. Dat het er twee zijn mag duidelijk zijn: 1) de opstanding ten leven, 2) de opstanding ten oordeel. Het is uiterst verwarrend om in het licht van de Schrift te spreken over maar één opstanding. Het NT leert ons immers dat de opstanding voor de gelovigen zal zijn als die van Jezus zelf, ‘van tussen de doden uit’ (Luc. 20:35). Deze uitdrukking ‘opstanding uit de doden’ (dus: van tussen de doden uit), wordt in de Schrift alleen gebruikt voor Christus en de gelovigen (1Kor. 15, 1 Tess. 4 etc.), maar niet voor de ongelovigen. Hun opstanding ten oordeel is een andere en ook op een ander tijdstip. De opstanding ten oordeel vindt plaats ná het Vrederijk – daarom spreekt Op. 20: 4-6 van een eerste en een tweede opstanding. Daartussen ligt de periode van het Vrederijk – en dat is duizend jaar.

Uit het boek Daniël wordt volstrekt duidelijk dat al deze dingen gaan over de eindtijd (12:9). Daniël snapte het niet helemaal, het moest verzegeld worden tot de eindtijd en eerst dán zal het worden geopenbaard. Die openbaring van wat Daniël al mocht zien, vinden we in de het laatste Bijbelboek. De dingen van de eindtijd roepen op tot heiligmaking (Dan 12:10 en Op. 22:11). Alleen al dáárom is het profetisch Woord van groot belang voor de hele Gemeente van Christus – reformatorisch of evangelisch. Echter, de vijandschap tegen de profetie zelf en tegen al het pogen de dingen te verstaan bij het licht van de Geest, is vandaag overal onmiskenbaar. En dat is verdrietig, omdat de dingen in zo’n snel tempo zich in kerk en wereld voltrekken. We kunnen niet langer volstaan met te trachten te behouden wat we hebben. De Gemeente van Christus mag zich inspannen om de profetie te verstaan en die te duiden in de tijd, in déze tijd. De duivel gaat rond als een briesende leeuw. Dat zien we en kunnen we duiden, waarom dan niet de woorden der profeten en met name de Openbaring, waarin ons de verlossing van de Gemeente wordt getoond, de verlossing van Israël en de verlossing van de Schepping.

Feike ter Velde