De volmaakte wet der vrijheid

Feike ter Velde • 85 - 2009 • Uitgave: 14/15
De volmaakte wet der vrijheid

Iemand zei eens: “De mensheid strijdt voor haar vrijheid en maakt vervolgens wetten om die vrijheid teniet te doen.” Want iedereen weet dat wetten de absolute vrijheid beperken. Daar is al heel veel over gezegd.
Ouders leren hun kinderen dat vrijheid alleen kan bestaan binnen de grenzen van de verantwoordelijkheid. Dat hangt samen met het feit dat een mens leeft in de gemeenschap met andere mensen en ook voor hun welzijn verantwoordelijkheid draagt.
De Bijbel kent een unieke term: de wet der vrijheid.

Hier komen twee woorden samen die allebei om doordenking vragen. Vrijheid schenkt ruimte, de wet beperkt, knevelt en bindt de vrijheid in, zo op het eerste moment gezegd. Maar de uitspraak van de Duits/Zwitserse filosoof Karl Jasper (1883-1969): “Er mag geen vrijheid zijn tot vernietiging van de vrijheid” - toont al direct de noodzaak van de wet aan. Absolute vrijheid betekent tegelijkertijd het einde ervan.
In mijn vorige artikel over de biografie van Mohammed schreef ik: “Mohammed kwam binnen door de deur van de vrijheid en tolerantie, maar deed die deur definitief achter zich dicht.” Dat is tragisch en wordt in de geschiedenis bij herhaling gezien. Adolf Hitler werd democratisch gekozen, om vervolgens de democratie af te schaffen en een dictatuur te vestigen. Hetzelfde geldt vandaag voor bijvoorbeeld Hugo Chávez, de president van Venezuela.
De vrijheid op zich is geen garantie tegen dramatische ontsporingen in de toekomst. Daarom moet de vrijheid gebruikt worden om in wetgeving de regels vast te leggen die ook de vrijheid op langere termijn garanderen. Nochtans blijkt in deze wereld niets gegarandeerd te kunnen worden; door welke wet dan ook!

Dat geldt ook voor de wet van God. Ook de wet van God kan niet bewerken waartoe zij is bestemd, hoewel Gods wet volstrekt uniek is. Al die tientallen miljoenen wetten die door mensen zijn gemaakt om volkeren in toom houden, hebben de wet van God, de Tien Geboden, niet kunnen verbeteren. Gods gebod is uniek, alles doordringend en analyserend en allesomvattend. Wie het overdenkt en overpeinst wordt erdoor overweldigd. De psalmist zegt: ‘Aan alles, hoe volkomen ook, heb ik een einde gezien, maar uw gebod is onbegrensd’ (Ps. 119:96). De wet van God is zeer goed, de moeite van voortdurende studie waard, want zij is ook onderwijzing die moet worden geleerd. Zij is veel meer dan een gebod en een verbod. ‘Mijn lippen zullen overvloeien van lof, want Gij zult mij Uw inzettingen leren’ (Ps. 119:171).
Heel de Schrift is een lofzang op de Wet van God. We kennen zelfs de term ‘Vreugde der Wet’ - elk jaar een bijzondere feestdag in Israël en voor de Joden in de hele wereld: Simchat Thora. Het is het dankfeest voor de Wet, die de Here aan Zijn volk gaf door Zijn knecht Mozes. Dansend met de Thorarollen op de arm gaat men de synagoge rond. Jong en oud doet mee, de kleinsten op de schouders van vader. ‘Ontdek mijn ogen, opdat ik aanschouwe de wonderen uit Uw wet’ (Ps. 119:18).
En toch is de wet onvoldoende. En dat zit ’m niet in de wet, maar in de mens. De mens kán de wet niet houden, hoe hij ook zijn best doet (Rom. 8:7). Het was de grote strijd van Paulus, zoals hij daar zo aangrijpend over schrijft in de Romeinenbrief, hoofdstuk zeven. Het was zijn eigen levenservaring geworden. Hij was orthodox onderwezen in de wet, maar in zijn christenleven kwam hij er niet uit. Want, zo concludeert hij: ‘…wat de wet niet vermocht, omdat zij zwak was door het vlees…’ (Rom. 8:3). De zondige natuur, die een macht is over de mens, maakte de wet zwak. Te zwak en daarom ongeschikt tot redding en heil. En dan gaat Paulus spreken van een heel ander soort wet, die Jakobus noemt ‘de wet der vrijheid’ (Jak. 1:25) en hij noemt die de volmaakte wet! Zonder de wet van God op te heffen of af te schaffen is er op de Pinksterdag(!) een andere wet bijgekomen, de volmaakte wet der vrijheid.

Jakobus zegt: wie zich ’verdiept’ in die volmaakte wet. Er staat eigenlijk ‘…wie zich voorover buigt…’! Hetzelfde woord als bij Petrus in Johannes 20:5, die zich vooroverbuigt om in het lege graf te kijken. Je moet voorover buigen om te kijken en te zien… in de volmaakte wet der vrijheid. Paulus spreekt over deze wet als ‘de wet van de Geest des levens’ (Rom. 8:2).
Wat hier aan de orde komt is het grote geheim van het christenleven, van het Evangelie, Gods blijde nieuws voor een verloren mens. Nu is het mogelijk geworden het christenleven te leven en dat is ‘buiten de wet om’ (Rom. 3:21) tot ons gekomen! Die wet van de Geest des levens is misschien het beste te verstaan door hem ‘wetmatigheid’ te noemen. Want het is geen wet die met letters is opgeschreven en waarbij - indien wij die overtreden - een straf wordt toegepast, zoals dat bij elke ‘normale’ wet het geval is. Deze wet is een wetmatigheid die als vanzelf werkt, zonder er iets aan te hoeven doen. Deze wet, wetmatigheid, heeft alles te maken met de inwoning van de Heilige Geest en geeft aan wat een mens is, niet wat een mens doet!

Het beste vergelijk is misschien wel te maken met de natuurwetten, die we kennen en vroeger op school moesten leren. Natuurwetten zijn er en werken altijd, zonder dat we er iets aan hoeven te doen. Bijvoorbeeld: de wet op de zwaartekracht. We leren onze kinderen de kopjes en glazen niet uit hun handen te laten vallen, want het valt altijd naar beneden. Zonder dat er bij te zeggen weten ze dat dit komt door de wet op de zwaartekracht. Je kunt er niets aan doen, zij werkt… altijd!
Zo is het ook met de wet van de Geest des levens. De ware gelovige, die met zijn/haar leven tot Christus is gekomen, zich aan Hem heeft overgegeven en een kind van God is geworden, heeft de Heilige Geest van God gekregen, uit welke hij/zij ook opnieuw geboren - wedergeboren - is geworden.

Een christen is tweemaal geboren, natuurlijk uit natuurlijke ouders en bovennatuurlijk, uit de Heilige Geest. Dat is gebeurd bij het horen van het Evangelie. Dat Woord is als een ‘zaad’ in de akker van het hart gevallen (1Petr. 1:23,25) en is daar, door de Geest, ontkiemd en tot leven gekomen. Die Geest - dat is ook erg belangrijk om te weten en te beseffen - is dezelfde Geest die Jezus uit de dood heeft opgewekt, waarna Hij is opgestaan! (Rom. 8:11). Dat feit blijft m.i. bij veel prediking onderbelicht en dat is schadelijk voor heel de kerk. Feit is dat de inwonende Heilig Geest Zijn kracht in ons werkt, ten eerste de kracht die leidt tot de wedergeboorte. Daar merken we niets van, dat geschiedt. Daarna gaan we merken dat er een andere wet (wetmatigheid) in ons leven is gekomen, die van de Geest.
Belangrijk is te beseffen dat de Bijbel leert dat er tegelijkertijd en altijd(!) ook een andere wetmatigheid in ons leven heerst. Die was er altijd al, namelijk de ‘wet der zonde en des doods’. Als gevolg van een tweede wet, die erbij kwam, die van de Geest des levens, gaan we ook ontdekken dat er een wet was - namelijk die van de zonde en de dood - die ons leven altijd al heeft beheerst. Dat hadden we daarvoor niet ontdekt, niet geweten. Die ontdekking deed Paulus en die beschrijft hij in Romeinen hoofdstuk zeven! Wat een geweldig onderwijs!

Nu mogen we gaan zien dat de wet van de Geest des levens in ons dagelijks leven en voor altijd(!) iets heel bijzonders uitwerkt. Hij maakt ons namelijk vrij van de wet van zonde en dood. Is die er dan niet meer? Jawel, die is er nog steeds en die blijft er ook, zolang we in dit vlees en bloed op aarde leven. Maar we zijn er vrij van gemaakt! We zijn er geen willoze slaven meer van. De twee wetten (wetmatigheden) zijn er steeds, maar de wet van de Geest des levens is zó krachtig in ons aan het werk, dat hij ons vrijmaakt van de slavernij van die andere wet, namelijk van de zonde en de dood. We zijn geen slaven meer (Rom. 6:6), maar we zijn vrijgemaakt! Die wetmatigheid is er nog wel, die zondaarsnatuur, die geneigd is tot alle kwaad (Zondag 3, vraag 8 van de Catechismus), maar die wordt overwonnen, overstegen door de kracht van die tweede wet, die van de Geest des levens. Zo komt een mens in de vrijheid waarover Jakobus spreekt en wat Paulus zo prachtig uitdiept, vooral in de brief aan de Romeinen.

Wie zich in deze volmaakte wet der vrijheid verdiept, loopt niet vergeetachtig weg (zoals in Jak. 1:24), maar zal zalig zijn in zijn doen. Met andere woorden: de volmaakte wet der vrijheid schrijft niet voor wat we wel en niet moeten doen, maar bepaalt wie we zijn! Ieder mens handelt naar wat hij is; zoals hij is doet hij ook. Is hij een veranderd mens door de volmaakte wet der vrijheid, oftewel door de wet van de Geest des levens, dan zijn zowel zijn doen, zijn daden en zijn handelen dienovereenkomstig. Hij wordt eraan herkend! Het is de vrucht die toont welke boom het is!

Feike ter Velde