De zaligsprekingen (1)

Arthur W. Pink / vert. Herman de Heus • 80 - 2004/05 • Uitgave: 11
De zaligsprekingen (1)
Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen.


Christus is eenmaal in het vlees gekomen en Hij komt weder. Beide komsten houden verband met het Koninkrijk der hemelen. Was Zijn eerste komst bedoeld om het rijk (in individuele mensenharten en tussen hen onderling) te stichten, Zijn tweede komst zal zijn om dat rijk in al zijn heerlijkheid te openbaren. Daarom is het belangrijk om de merktekenen van de onderdanen van het Koninkrijk te begrijpen, teneinde te weten of wijzelf ertoe behoren en of wij ons de beloften die ermee samenhangen mogen toeëigenen. En daarom is het belangrijk om de zaligsprekingen nauwlettend te bestuderen. De acht zaligsprekingen vormen één geheel. Wanneer een bekwaam kunstenaar iemand portretteert, dan zal elk onderdeel van het portret zijn meesterhand verraden, maar de mens die hij schildert wordt pas herkenbaar als de onderdelen in hun samenhang gezien worden. Zo hebben alle zaligsprekingen hun eigen schoonheid en genade, maar samengenomen geven zij het volledige beeld van een ware onderdaan en burger in het Koninkrijk van God.
Gods heerlijke verlossing is om niet, ‘zonder geld en zonder prijs’ (Jes. 55:1). Deze voorziening is uiterst barmhartig. Als God Zijn heil te koop aanbood, dan zou geen zondaar het kunnen verkrijgen, omdat hij níets heeft om mee te betalen. Maar de overgrote meerderheid ziet dit niet, nee wij zien het geen van allen, totdat de Heilige Geest onze door zonden verblinde ogen opent. Alleen zij die door de dood overgegaan zijn in het leven worden zich hun armoede gewaar, nemen de positie in van een bedelaar, ontvangen met blijdschap de goddelijke liefdadigheid en gaan op zoek naar de ware rijkdom. Daarom zegt Jezus: ‘armen ontvangen het evangelie’ (Matt. 11:5). Prediking aan armen reikt verder dan de oren en dringt in het hart.
Armoede van geest, zich bewust worden van eigen leegte en nood, dat is het werk van de Heilige Geest in een mensenhart. Het volgt op de pijnlijke ontdekking dat al mijn gerechtigheden zijn als een bezoedeld kleed (Jes. 64:6). Als ik wakker word voor de waarheid dat zelfs mijn allerbeste daden onaannemelijk (ja, een gruwel) zijn voor de driewerf Heilige God, dan word ik arm van geest. Iemand die arm van geest is, weet dat hij als zondaar de hel verdient. Welbeschouwd is armoede van geest het negatief van geloof. Het is het besef van je volstrekte nietswaardigheid dat moet komen voordat je Christus in geloof vastgrijpt en in de geest Zijn vlees eet en Zijn bloed drinkt (Joh. 6:48-58). Het is het werk van de Heilige Geest die ons hart leegmaakt van onszelf, om voor Christus woonplaats te maken. Het is het besef van nood en gebrek.
De eerste zaligspreking is de basis en geeft de grondtrek van elke wedergeboren mens. Wie arm van geest is, heeft in eigen ogen geen recht van bestaan en weet dat zijn plaats is in het stof vóór God. Valse leraars en wereldsgezindheid kunnen hem tijdelijk van die plek vandaan trekken, maar God weet de wedergeborene terug te brengen. Het is voor een kind van God ook goed om daar, in het stof vóór God te vertoeven, want daar op die plek wordt zegen geschonken. In Mattheus 11:29 toont de Here Jezus ons hoe wij die geest van Godsverering kunnen krijgen.
Waarom wordt de mens die in het bezit van deze armoede van geest komt, zalig genoemd? Omdat zo iemand daarmee een gezindheid krijgt die precies tegengesteld is aan degene die hem van nature aankleeft. Omdat deze armoede het eerste vaste bewijs is dat in hem een Goddelijk werk van genade wordt gewrocht. Omdat zulke armoede maakt dat hij de ware rijkdom buiten zichzelf gaat zoeken. En omdat hij een erfgenaam is van het Koninkrijk der hemelen.
Het is een zegen om te zien dat Christus Zijn grote rede juist met déze woorden begint. Hij begint niet met vervloekingen aan het adres van de bozen, maar met zegenwensen voor Zijn volk. Dat is de Here ten voeten uit, Die niet kwam om te oordelen. In de oren van de wereld moet het vreemd en armzalig klinken, maar de gelovige weet dat hij zalig is mits arm van geest. Deze woorden van Christus zetten ook meteen de toon voor de rest van Zijn onderwijs: het gaat niet vooral om wat een mens doet, maar om wat hij is. Zalig zijn de armen van geest. Arm van geest, dat is het tegengestelde van die trotse, aanmatigende en zelfgenoegzame gezindheid die door de wereld zo bewonderd en geprezen wordt. Het is tegengesteld aan die onafhankelijke en opstandige houding, aan die weigering om voor God te buigen, aan Farao als hij zegt: ‘Wie is de Here, naar wie ik zou moeten luisteren?’ (Ex. 5:2). Ben ik arm van geest, dan weet ik dat ik niets heb, niets ben, niets doen kan en alles nodig heb. Armoede van geest wordt zichtbaar als iemand vóór God in het stof wordt gebracht om zijn volstrekte hulpeloosheid te erkennen. Het heeft alles te maken met het begin van ontwaken van de verloren zoon in dat verre land, op het moment dat hij ‘gebrek begon te lijden’ (Lukas 15:14).

Arthur W. Pink
Vertaling: Herman de Heus