De zondebok

Gieneke van Veen-Vrolijk • 81 - 2005/06 • Uitgave: 19
De zondebok

In het Nederlandse taalgebruik komt de uitdrukking ‘zondebok’ voor. Iemand die altijd van alles de schuld krijgt… Soms weet men wel dat deze term van godsdienstige oorsprong/strekking is, maar meestal wordt hierbij niet stil gestaan. Wat houdt het begrip ‘zondebok’ in? Kunnen we het eigenlijk wel ‘zo maar’ gebruiken? Het is immers een profetische heenwijzing naar het plaatsvervangende lijden van de Here Jezus, zo leert ons Leviticus 16.

Jom Kippoer en Leviticus 16
De zevende maand, Tishri (september-oktober) is belangrijk in het Jodendom, als de maand van de bijbelse najaarsfeesten. Jom Kippoer (Grote Verzoendag) heeft hierin een centrale plaats. De viering van dit feest wordt uitgebreid uiteengezet in Leviticus 16.
De dieren die op deze dag geofferd moesten worden, worden genoemd in de verzen 3 en 5, waarbij twee geitenbokken centraal staan om als zondoffer te dienen (vs. 7 t/m 10). Beide dieren werden gesteld voor de Here, bij de ingang van de samenkomsttent en Aäron moest twee loten werpen: “…één lot voor JHWH/de Here en één lot voor ‘de weggaande bok’. Deze ‘weggaande bok’ werd levend voor de Here gesteld als verzoeningsoffer: hij werd naar de woestijn gestuurd, nadat Aäron alle zonden en overtredingen van de Israëlieten met zijn handen op de kop van de bok had beleden en deze er had ‘opgelegd’ (vs. 10; 20 t/m 22).
De profetische inhoud en symbolische betekenis van de ‘vertrekkende bok’ is: “En die bok zal op zich al hun ongerechtigheden dragen...” (Lev. 16:22a). Zeer opvallend is dat het hier voorkomende werkwoord ‘nasa’ (= opnemen, dragen) later door de profeet Jesaja op dezelfde wijze wordt gebruikt in de beschrijving van de Man der smarten die onze zonden/ziekten plaatsvervangend droeg… (Jes. 53:4a).

De ‘zondebok’ beschrijving heeft zo een indringende profetische betekenis als heenwijzing naar het offer en het kruislijden van de Here Jezus Christus, tot verzoening voor wie in Hem gelooft (vgl. Hand. 2:21; 4:12).
“Waarlijk, Hij heeft onze ziekten op zich genomen en onze smarten heeft Hij gedragen” (Jes. 53:4).

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk