Dinosaurussen (2)

J.W. Embregts • 84 - 2008 • Uitgave: 20
Dinosaurussen (2)

De vorige keer hebben we ons afgevraagd hoe het toch gekomen kan zijn, dat al die dino’s zo plotseling uitgestorven zijn? De eerste gedachte was: het is gekomen door een planetaire ramp. Nu de volgende theorie.

2. Het is gekomen door de zondvloed

Lange tijd is er van uitgegaan dat de zondvloed, waarvan we uitgebreid lezen in Genesis 6:5 tot 9:17, zich beperkt heeft tot het gebied van het Midden-Oosten. Wel was opvallend dat in de geschiedenissen van tal van volkeren buiten het Midden-Oosten, bijv. Amerika, ook berichten over een plaatsgevonden zondvloed voorkomen. Daar zou men toch wel het idee aan kunnen ontlenen dat het een wereldwijde catastrofe geweest moet zijn. De woorden van Genesis spreken dan ook steeds over ‘de aarde’:
Gen. 6:5 ‘Toen de HERE zag, dat de boosheid des mensen groot was op de aarde…’
Gen. 6:6 ‘berouwde het de HERE, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had.’
Gen. 6:7 ‘Ik zal de mensen, die Ik geschapen heb, van de aardbodem uitroeien, de mensen, zowel als het vee en het kruipend gedierte en het gevogelte des hemels...’
Gen. 6:11 ‘De aarde nu was verdorven voor Gods aangezicht, en de aarde was vol geweldenarij. En God zag de aarde aan, en zie, zij was verdorven, want al wat leeft had zijn weg op de aarde verdorven.’
Gen. 6:13 ‘En zie, Ik ga hen met de aarde verdelgen.’

Ook het verdere van de geschiedenis laat zien dat het om meer dan een plaatselijke ramp ging: 40 dagen en 40 nachten achter elkaar zware regen en geweldige watervloeden:
Gen. 7:11 ‘op die dag braken alle kolken der grote waterdiepte open en werden de sluizen des hemels geopend.’
Gen. 7:17 ‘En de vloed was veertig dagen over de aarde en de wateren wiesen en hieven de ark op, zodat zij oprees boven de aarde. Toen de wateren zeer toenamen en sterk wiesen boven de aarde, dreef de ark op de wateren. En de wateren namen geweldig sterk toe over de aarde, en alle hoge bergen onder de ganse hemel werden overdekt. Vijftien el daarboven stegen de wateren, en de bergen werden overdekt.’
Het heeft alles bij elkaar een vol jaar geduurd, eer de waterstand zover gedaald was, dat de aardbodem weer begon op te drogen.

Dinosaurussen in de ark van Noach?
Het is duidelijk dat de wereldomvattende zondvloed een einde maakte aan alle leven, behalve dat van de mensen en de dieren die God in de ark had laten gaan.
De vraag is, of daardoor ook alle dinosaurussen zijn uitgestorven. We kunnen meteen al de dino’s, die gewend waren in water te leven buiten beschouwing laten en die zullen dus de zondvloed hebben overleefd. Maar kan het ook zijn dat er dino’s mee de ark in zijn gegaan? Nu moeten we de ark van Noach niet onderschatten. Zelfs naar huidige begrippen was het een groot schip van ongeveer 135 meter lang, 22,5 meter breed en 13,5 meter hoog. De verdiepingen waren ongeveer 4,5 meter hoog. Dat betekent een inhoud van 550 treinwagons, waar tegenwoordig bij elkaar 33.000 schapen een plaats in kunnen vinden. Het is duidelijk dat niet álle dieren op aarde een plaats in de ark konden vinden, maar wel alle diersoorten. Uitgerekend is dat de ark groot genoeg was, om alle hoofdsoorten van de dierenwereld te kunnen bevatten. Uit die hoofdsoorten zouden zich dan later weer de ondersoorten ontwikkeld hebben. De afmetingen van de ark waren zodanig, dat er wel jonge exemplaren van de dinosaurus in gekund zouden hebben.

Dinosaurussen in de Bijbel?
Maar als de dinosaurus de zondvloed heeft overleefd, dan moeten mensen hem nog gezien hebben en moet hij dus pas later zijn uitgestorven. Dat mensen hem ooit gezien hebben, lijkt bevestigd te worden in oude grotschilderingen in het zuidwesten van de Verenigde Staten en zoals gezegd, in de oude draken-verhalen.
Maar dan verwacht je er ook wel iets van in de Bijbel. Nu was het verschijnsel dinosaurus nog onbekend toen mensen de Bijbel vanuit de grondtekst zijn gaan vertalen en dus had men moeite voor sommige woorden en namen de juiste vertaling te vinden. Het is heel goed mogelijk dat met sommige dieren die genoemd worden in de Bijbel dinosaurussen bedoeld zijn.
Zo vinden we in Job 40:10-19 een dier beschreven, dat in de grondtekst (en ook in de Statenvertaling) de naam ‘Behémoth’ draagt en dat in onze Bijbel met ‘nijlpaard’ is vertaald. Maar het nijlpaard voldoet niet aan de beschrijving, want dat heeft geen ‘staart als een ceder’, maar juist een heel klein staartje en geen ‘beenderen’ als ‘buizen van koper’. Ook geen ‘zwaard’, dat wil zeggen een lichaamsdeel dat de vorm heeft van een zwaard. Maar de beschrijving klopt wel bij een dinosaurus.
Vanaf Job 40:20 wordt de ‘krokodil’ (in de Statenvertaling ‘Leviathan’) beschreven, die net zo goed een in het water levende saurus geweest kan zijn.
Het bovenstaande kan er inderdaad op duiden dat er ten tijde van en kort na de zondvloed nog dinosaurussen hebben geleefd.

De volgende keer: het is gebeurd voor de huidige schepping

J.W. Embregts