Dinosaurussen (3)

J.W. Embregts • 84 - 2008 • Uitgave: 21
Dinosaurussen (3)

In de vorige afleveringen hebben we ons bezig gehouden met de vraag hoe het gekomen kan zijn dat de dino’s zo plotseling uitgestorven zijn. Nu de laatste theorie:

3. Het is gebeurd voor de huidige schepping

Volgens de eerste twee theorieën (zie Zoeklicht 19 en 20) kwam het uitsterven van de dino’s door een planetaire ramp of door de zondvloed. Het probleem is echter dat de zondvloed eigenlijk pas in de ‘nabije’ geschiedenis heeft plaatsgevonden. Wanneer precies weet niemand, maar volgens de tijdrekening van Genesis 5 zou hij 1656 jaar na de schepping moeten hebben plaatsgevonden. Daaraan weten we nog niet zo veel, omdat we niet precies weten wanneer de schepping heeft plaatsgevonden. Onze tijdrekening met zonnejaren kan pas vanaf de vierde scheppingsdag worden genomen, omdat toen de zon werd geschapen (Gen. 1:14-19). Maar bij de dinosaurussen wordt niet met duizenden, maar met miljoenen jaren geleden gerekend.
Dan gaan we denken aan iets dat gebeurd moet zijn vóór de huidig bekende schepping. Zou er ook iets geweest zijn vóór de mens geschapen werd? Ook voor die gedachte lijkt de Bijbel aanwijzingen te geven. In Ezechiël 28 lijkt er nog een andere schepping beschreven te zijn, die ook uitgaat van de Hof van Eden, maar de taal is anders dan in Genesis 1 en 2.
Ezechiël 28:13-14 ‘In Eden waart gij, Gods hof; allerhande edelgesteente overdekte u: rode jaspis, chrysoliet en prasem, turkoois, chrysopraas en nefriet, lazuursteen, hematiet en malachiet. Van goud was het werkstuk, waarin zij waren gevat en aan u vastgehecht; toen gij geschapen werdt, waren zij gereed. Gij waart een beschuttende cherub met uitgespreide vleugels; Ik had u een plaats gegeven: gij waart op de heilige berg der goden, wandelend temidden van vlammende stenen.’
Men heeft het in dit verband wel eens over de ‘minerale schepping’. De figuur die we er beschreven vinden, de ‘beschuttende cherub’, lijkt te slaan op de vorst van Tyrus, maar klopt niet bij die figuur. Meestal wordt hier ook verwezen naar Jesaja 14:9-15; waar de figuur ‘morgenster, zoon des dageraads’ wordt genoemd. Men ziet hierin de figuur van Lucifer, de satan, die de oorspronkelijke behoeder van de schepping geweest zou zijn, die het onzalige verlangen kreeg gelijk aan God te willen zijn. Dat werd meteen het einde van zijn opdracht. Hij is toen ‘uit de hemel gevallen’ en in zijn val zou hij de hele onder zijn hoede vallende schepping hebben meegesleept. Dat zou het einde hebben betekend, van alles wat er toen aan leven op deze planeet was. Woestheid bleef over….

De huidige schepping
Maar dan zitten we wel met een probleem. Want in Genesis 1 lezen we dat God de wereld schiep en dat alles wat Hij schiep goed was. Toch lezen we na het eerste zinnetje van de Bijbel: ‘In den beginne schiep God de hemel en de aarde’ de woorden ‘De aarde nu was woest en ledig.’ Dat woordje ‘woest’ (Hebreeuws ‘tohu’) vinden we ook terug in Jesaja 45:18 als het woord ‘baaierd’ (Hebreeuws ‘tohu’) ‘Want zo zegt de HERE, die de hemelen geschapen heeft - Hij is God - die de aarde geformeerd en haar gemaakt heeft, Hij heeft haar gegrondvest; niet tot een baaierd heeft Hij haar geschapen, maar ter bewoning heeft Hij haar geformeerd; Ik ben de HERE en er is geen ander.’
Het probleem zit eigenlijk in de vertaling ‘De aarde nu was woest en ledig.’ Het woord ‘was’ is een Hebreeuwse werkwoordsvorm, die zowel verleden, heden als toekomst uit kan drukken. Evengoed zou er kunnen staan: de aarde werd (of wordt) woest en ledig. Deze vertaling laat een onbekende ruimte tussen Genesis 1:2 en 1:3 toe. Die ruimte zou miljoenen jaren kunnen inhouden.
Vóór die tijd zouden dan de dinosaurussen en wellicht ook de andere mensachtige wezens waarvan men meent overblijfselen gevonden te hebben geplaatst kunnen worden.
De huidige schepping dateert dan van na die tijd. Dat is de tijd waarin Adam en Eva de oorspronkelijke opdracht van de satan om voor de aarde te zorgen gaan overnemen. De eerste poging van de satan om dat meteen te frustreren gaat over de oorzaak van zijn eigen val: de mens het verlangen influisteren om gelijk aan God te willen zijn.

Conclusie
Eigenlijk moeten we erkennen dat we het niet precies weten. Al het bovenstaande gaat meestal om veronderstellingen. Niettemin kan men zich afvragen waarom er de laatste tijd ineens zo veel belangstelling is voor dinosaurussen. Is de satan bezig in het hart van de mensen het verlangen naar die oorspronkelijke schepping neer te leggen, die schepping waar hij het voor het zeggen had? Om tot een situatie te komen waar hij het opnieuw voor het zeggen heeft? Het verlangen om gelijk aan God te zijn, heeft hem nog steeds niet verlaten. En in onze tijd zijn er zelfs bewegingen opgekomen die de mens influisteren dat hij niet alleen gelijk aan God, maar zélf een god kan zijn. Wat een duivelse en monsterachtige gedachte!

J.W. Embregts

Bibliografie
‘Zijn de dinosaurussen door kometen gedood?’, artikel in Elseviers Magazine, 1 juni 1985.
Hans Fullin e.a., ‘Dinosauriërs, een Bijbelse visie op fascinerende schepselen.’ Amersfoortse Studies No. 14, Stichting Tijdschrift Bijbel en Wetenschap, 1993.
A.M. Rehwinkel, ‘De zondvloed, in het licht van de Bijbel, de geologie en de archeologie’, 3e druk, Buijten en Schipperheijn, Amsterdam, 1972.
P. Strootman, ‘De Bijbel is geen geschiedenisboek; Dinosaurussen waren al voor de zondvloed uitgestorven’, artikel in Algemeen Dagblad van 29 oktober 1993.
H. Kleine, ‘"Job en de dinosaurus’, artikel in ‘Jong en Vrij’, november 1993.
P. Kroll, ‘The day the dinosaurs died’, artikel in The Plain Truth, jan. 1970.
P. Kroll, ‘Prehistorians puzzle over worldwide mammal massacre’, artikel in The Plain Truth, apr/mei 1970.