Dirk Cornelis van Voorthuijsen - ‘Ik ben een gezegend mens’

Feike ter Velde • 82 - 2006/07 • Uitgave: 22
Dirk Cornelis van Voorthuijsen

‘Ik ben een gezegend mens’


Voor een beetje maagpijn raadpleegde hij de dokter, maar werd verwezen naar de cardioloog: “Even voor de zekerheid, maar het zal wel niets zijn.” Na de fietsproef werd onmiddellijke opname nodig geacht. Alles wordt dan wel even anders. Dirk Cornelis van Voorthuijsen (61), vader van drie dochter en twee zoons, vertelt over die grote verandering en zijn rotsvaste geloof.


Mijn ouders waren echt Hervormd, van de Gereformeerde Bond. Voor mijn vader was afscheiding van de kerk een onmogelijkheid. Dat had toen niet moeten gebeuren. De Gereformeerde Bond moet de kerk van binnenuit positief beïnvloeden. Dát was zijn overtuiging. Toch stond hij er ook wel kritisch in, omdat hij altijd vond dat de Bond geen doel in zichzelf mocht zijn. Mijn ouders waren ruimhartig. Het ging altijd om de Here Jezus zelf. Als iemand aan mijn moeder vroeg: “Hoe kom ik nu tot geloof?” dan was moeders antwoord: “O, dat is heel eenvoudig. Je mag de Here God er om vragen, in de Naam van de Here Jezus.” Zo werd er gepraat bij ons thuis.

Het was bij ons: ‘Geloof, door liefde werkende.’ Er waren negen kinderen en vader en moeder gingen ons voor in een levend geloof. Niet alleen met woorden, maar ook met de daad. Ze leefden dag en nacht met de Here. Ze hielden van elkaar. Ook op oudere leeftijd werd er nog heel wat afgeknuffeld door ze, ook waar de kinderen bij waren. Liefde was merkbaar, tastbaar in ons gezin. Daar heb ik niets dan alleen maar goede herinnering aan. Moeder zei op haar sterfbed: “Aan je kinderen moet je alleen maar goeds over de Here vertellen.”
Alle kinderen waren erbij toen moeder stierf. Vader zat heel dicht bij haar met zijn arm om haar heen. Moeder troostte hem met: “Och, ’t is maar voor even hoor en dan zijn we weer bij elkaar.” Ze zei, met de woorden van de apostel Paulus, dat ze de goede strijd gestreden had en dat haar toekomst vast en zeker was in de Here. Thuis was het de gewoonte dat vader altijd hardop voorging in gebed, maar toen nam moeder het woord, om hardop te bidden. Ze noemde alle namen van de kinderen, de aangetrouwde kinderen en de kleinkinderen en bracht ze voor Gods genadetroon. Maar dat niet alleen, ze bracht ook de kinderen die nog geboren moesten worden voor de Here. Ze eindigde haar gebed met een beroep op Gods oneindige genade en besloot met: “…alleen om U, om ’t eeuwig welbehagen.” Onvergetelijk… toch?

Ik herinner me, dat moeder, toen ze enige momenten van twijfelmoedigheid in haar geloof had, tegen vader zei: “Waar zit ik nu eigenlijk als het gaat om ellende, verlossing en dankbaarheid. Ik kan het niet precies aangeven?” “Oh”, zei vader, “dat is niet erg. In de porseleinkast liggen de dingen ook wel eens door elkaar heen.”

Mijn ouders gaven mij in mijn tienerjaren al groot vertrouwen. Ze wisten dat ik ook zelf keuzes moest leren maken. Op de middelbare school, als ik dan naar een feestavond ging, zei moeder: “Je doet de Here toch geen verdriet zeker?” Ze zeiden nooit ‘dit mag niet, of dat mag niet.’ Je wist dat je hun vertrouwen had en je wilde de Here dan natuurlijk ook geen verdriet doen. De Here is een waarmaker van Zijn Woord. De hele familie kent de Here, alle broers en zussen en ook alle aangetrouwden. Dat is toch wel heel bijzonder!

Mijn vader had een vee- en vleesbedrijf, dat later werd opgedeeld onder mij en mijn broers. Maar in 1980 ben ik eruit gestapt. Er kwamen grote beperkingen vanwege de uitbraak van mond- en klauwzeer onder het vee. De vleesexport liep enorm terug. Maar ik wilde niet failliet gaan. Vader had altijd gezegd: “Zorg dat je niet failliet gaan, want dat gaat altijd ten koste van anderen.” Dat was een wijs woord en ik ben dat nooit vergeten. Nadat ik het bedrijf had verkocht, ben ik in dienst gekomen bij het Reformatorisch Dagblad. Ik was toen 35 jaar. Ik kreeg veel contacten in de zakenwereld. Vooral natuurlijk ook met zakenmensen uit de Gereformeerde gezindte. Ik was eens met een grote groep op reis naar Israël om geld in te zamelen voor de actie ‘Breng de Joden thuis’. Bij de eerste ronde hadden we zo maar een bedrag van honderdduizend gulden binnen. En dat ging maar door. Ik werd ook betrokken bij de opzet van de Gezinsbeurs van het RD in de Jaarbeurs. Ik heb het zien groeien naar 250 deelnemende bedrijven en stichtingen en een bezoekersaantal van 75.000 in vier dagen tijd. Ik heb groot vertrouwen gekregen van het bedrijf.

Vorig jaar kreeg ik een beetje maagklachten. Na een eind lopen, bijvoorbeeld. Ik moest dan even stoppen en dan zakte het wel weer af. Mijn vrouw drong erop aan er met de dokter over te praten. Die constateerde dat mijn maag prima was. Hij stuurde me voor alle zekerheid even door naar de hartspecialist. Bij de fietstest ontdekte men dat mijn hart veel te weinig zuurstof kreeg. Het was nogal alarmerend, want ik moest meteen blijven. Men wilde zelfs niet dat ik zelf van de kliniek naar het ziekenhuis, drie kilometer verderop, ging.

Toch heb ik van toen af aan gemerkt dat de Here overal in voorzag en voor alles zorgde. Ik kwam op een kamer in het ziekenhuis bij een gelovige broeder. Hij moest een nieuwe hartklep krijgen en ik drie omleidingen. We konden over de Bijbel en over de Here praten. We konden voor elkaar bidden. Ik voelde me zo verzorgd door God. Ik had die morgen, vlak voordat ik naar de operatiekamer werd gereden, Psalm 32 gelezen, over vergeving van zonde, de genade van God en het vreugdelied dat daarop volgt. Ik kreeg een prik en was weg. Het zijn vijf omleidingen geworden. Alles is voorspoedig verlopen. Net uit de narcose bleek er aan de overkant van mijn kamer een vrouw met grote ademnood. Voor zover ik kon waarnemen was er lichte paniek onder het medische personeel. Er moest een dokter bijkomen. Maar die kwam niet direct. Ik kon niet anders dan bidden voor die vrouw. Net zelf uit de narcose en nu al direct een gebedsstrijd voor het leven van die onbekende vrouw. Toen werd mijn gebed verhoord: de dokter stapte binnen. Ik wond me erg op, want hij begroette heel rustig iedereen die daar lag, maakte hier een praatje en daar. Ik dacht: ‘man schiet op, die vrouw is in nood.’ Wat hij toen deed weet ik niet, maar het probleem was onmiddellijk opgelost. Ik was even een onbekende voorbidder geweest voor deze vrouw, die ik niet kende en ook nooit meer gesproken heb. Ik weet niet precies hoe gebed werkt bij de Here. Ik weet nog wel dat, toen ik 29 jaar oud was, voor het eerst aan het avondmaal ging, dat er mensen voor mij gebeden hadden. Ik was toen kerkorganist. Na de dienst kwamen drie dames naar boven, naar het orgel, want hun gebed was verhoord. Voor mij! Dat ik maar tot overgave mocht komen. We kenden elkaar nauwelijks.

Na mijn operatie ben ik wat emotioneler geworden. Ik ben wat ongeduldiger, een korter lontje, zal ik maar zeggen. Gauwer ontroerd ook, bijv. bij het zingen van een mooie psalm in de kerk kan ik soms zo maar een regel niet meer meezingen, omdat het me aangrijpt. Ik ben een gezegend mens. Ik kan niet anders zeggen. Alles ter ere van God die zo wonderbaar zorgt…in alles!

Feike ter Velde