Doop met de Heilige Geest

Henk Schouten • 82 - 2006/07 • Uitgave: 23
Schreven we een vorige keer over de manier waarop God gekend kan worden, als Vader, als Zoon en als Heilige Geest. Deze keer wil ik wat nadrukkelijker focussen op het werk van de Heilige Geest. Daarover is veel te doen en niet alle inzichten over de doop met de Heilige Geest zijn gelijk. Toch wil ik proberen te delen wat ik uit de Bijbel hierover begrijp.

Hoewel hierover niet nadrukkelijk in Johannes 14, waarover we eerder schreven, gesproken werd, moeten we wel weten dat het gevoegd worden in de Here Jezus, Zijn lichaam immers zijn we, plaatsvindt door de doop met de Heilige Geest. (Matt. 3:11; Marc. 1:8; Hand. 1:5 e.v.a.). De plaatsen in de evangeliën waren wat dat betreft profetieën die hun vervulling kregen op de eerste Pinksterdag. Nooit eerder had de Here God zoiets gedaan. De doop met de Heilige Geest vond plaats in Jeruzalem, overeenkomstig de belofte die de Here Jezus in Handelingen 1:5 uitsprak en was uniek.
Natuurlijk waren er gelovigen en waren er momenten van vervulling met de Heilige Geest, daarover lezen we in het Oude Testament. Maar de doop met de Heilige Geest vond op die éne dag plaats, iedere gelovige is nu gedoopt met de Heilige Geest (1Kor. 12:13).
Bijzondere aandacht geeft de Bijbel aan het gezin van Cornelius in Handelingen 10:44-47. Toen deze gelovigen gered werden, werden zij niet alleen vervuld met de Heilige Geest, maar ook in die Geest gedoopt. Hoewel niet alle gelovigen vervuld zijn met de Heilige Geest en niet in gelijke mate, zijn wel alle gelovigen gedoopt met de Heilige Geest. Gelovigen zijn wedergeboren door deze Geest, die nu ook in iedere gelovige woont.

De doop met de Heilige Geest is ook een onderscheidend punt tussen de gelovigen van het Oude- en Nieuwe Testament. Oudtestamentische gelovigen konden vervuld worden met de Heilige Geest, maar zij werden niet door de Heilige Geest gedoopt. Gods Geest woonde niet permanent in hen, zoals Gods Geest wel woont in ons die vandaag geloven. Al kunnen we de krachtige werking uitdoven.

Door de doop met de Heilige Geest worden gelovigen niet alleen opgenomen in het lichaam van Christus, maar ook het onderscheid tussen joden en heidenen valt daardoor weg. Dit was een geheimenis (Ef. 3:2-6), waarover we in het Oude Testament niet lazen. Dit betekent ook, dat er een nieuwe geloofsgemeenschap is, waarin Joden en niet-Joden door geloof in Jezus Christus worden samengevoegd tot één nieuwe geloofsgemeenschap, de gemeente van de Here Jezus. Daarin is de doop met de Heilige Geest ook een onderscheid ten opzichte van het Messiaanse rijk dat komen zal. Nu, in de huidige bedeling is er die samenvoeging tot één lichaam. Straks zullen in het komende vrederijk joden en volkeren weer onderscheiden zijn van elkaar. Hoewel beiden gered kunnen worden en de zegeningen van de Here God kunnen ontvangen.

De doop met de Heilige Geest is dus een eenmalige zaak en wordt nooit herhaald. God stortte Zijn Geest uit op de gemeente. Ieder die tot geloof komt wordt ingelijfd in die gemeente en heeft deel aan de zegeningen van die gemeente. In dit geval de inwoning van de Geest van God, die door de doop met de Geest werkelijk is geworden. Nergens roept de Bijbel ons op ons uit te strekken naar de doop met de Heilige Geest. De doop heeft te maken met de positie waarin we als gelovige gebracht zijn. We zijn niet langer in Adam, maar in de nieuwe Adam, Jezus Christus. Het heeft niet te maken met één of andere menselijke ervaring. Natuurlijk kan er wel een menselijke beleving komen als gevolg van de doop met de Heilige Geest.

De doop met de Heilige Geest realiseert een nieuwe relatie tot God en tot alle andere gelovigen, dit wordt door de Here Jezus in twee beelden uitgelegd:

Allereerst in de gelijkenis van de ware wijnstok. Twee soorten takken worden genoemd, vruchtbare, maar ook takken die geen vrucht geven. Die laatste worden verzameld en in het vuur geworden. De takken die wel vrucht dragen, worden gesnoeid. Kenmerkend is het blijven in Christus dat gerealiseerd wordt door het blijven in Zijn woord. De centrale gedachte is dat een individueel gelovige voor God niet veel betekent en doen kan, wanneer hij niet blijft in een levende relatie met Zijn Heiland, van Wie hij ook zijn kracht ontvangt. De vrucht zal hetzelfde karakter hebben als de wijnstok. In Johannes 15:2 wordt gesproken over ‘meer vrucht dragen’, in vers 5 en 8 gaat het om ‘veel vrucht dragen’. Een ‘bijproduct’ van dit vrucht dragen is blijdschap, zo lezen we in vers 11.

Het andere beeld is dat van het hoofd en het lichaam. Het lichaam van Christus wordt gevormd door mensen die tot geloof komen. Op het moment dat zij daadwerkelijk de Here Jezus aannemen, worden ze ingelijfd in Zijn lichaam, waar Gods Geest door de doop met de Heilige Geest in woont. Zoals gezegd vormen Joden en niet-Joden een nieuw geheel. In Efeze 2:14 lezen we: ‘Want Hij is onze vrede, die de twee één gemaakt heeft en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft, doordat hij in Zijn vlees de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld heeft.’
Tot opbouw van dit lichaam heeft God allerlei gaven en diensten gegeven. Daarin is grote verscheidenheid, veelkleurigheid, maar ook een bijzondere eenheid. Dat alles wordt bewerkt en bewaakt door de Geest van God. Wij gelovigen hebben ervoor te waken in het spoor van die Geest ons leven in te richten. We moeten ons uitstrekken naar de vervulling met die Geest.

Ds. Henk Schouten