‘Ébed’

Gieneke van Veen-Vrolijk • 86 - 2010 • Uitgave: 22
Dienaar van de Here

Ons vorige artikel ging over het Hebreeuwse werkwoord ‘abad’, dat de algemene betekenis heeft van (be)werken, arbeiden, dienen (als slaaf, knecht of dienaar). We zagen dat ‘abad’ ook een bijzondere betekenis en theologisch gebruik heeft: (de Here God) dienen, aanbidden, vereren. Voornoemde betekenissen en bijzondere gebruik komen ook voor bij het van dit werkwoord afgeleide woord ‘ébed’ (uitspraak: éved)1, dat betekent: slaaf, knecht, dienaar. Naast deze basisbetekenissen kan dit woord ‘ebed’ ook worden vertaald met: beambte, officier, gezondene, onderdaan.
Het woord ‘ébed’/knecht komt 800 keer voor in de Hebreeuwse Bijbel. Naast de grondbetekenis (slaaf/knecht) wordt de specifieke betekenis van het woord bepaald door de context, woordcombinatie en strekking van de desbetreffende Bijbeltekst.

Het begrip ‘ébed’
Dit woord kan gedefinieerd worden als een persoon die aan iemand anders is onderworpen. Die onderwerping komt tot uitdrukking en wordt geconcretiseerd op verschillende manieren: slaaf-zijn, knecht, dienaar, vertrouweling. Hierbij is er dan in veel gevallen ook sprake van een bepaalde relatie meester-‘ébed’. De betekenis en inhoud van het begrip ‘ébed’/dienaar is afhankelijk van de vertrouwensrelatie tussen betrokken partijen en/of de positie die de ‘ébed’ bekleedt. Wanneer er slechts sprake is van onderwerping verschilt dat wezenlijk van een situatie van onderwerping gepaard met een bepaalde relatie tussen meester-‘ébed’.

Algemeen gebruik van ‘ébed’
Dit woord kan duiden op een slaaf die bezit is van een meester (Exodus 22:20-21; vgl. Deuteronomium 15:17). Israël was ‘ébed’/slaaf in Egypte (Deuteronomium 5:16; 6:21; 13:5; vgl. Exodus 1:13; 5:18; 6:5).2
In de geschiedenis die plaatsvond tussen Abraham, Sara en Abimélech komt het woord ‘ébed’ in het meervoud voor met de betekenis van ‘onderdaan’ (Genesis 20:8). Een koning kon zijn ‘ébed’/slaaf/knecht ergens laten werken (1 Koningen 9:27; 2 Kronieken 8:18; 9:10). Een bijzondere status kon een ‘ébed’/dienaar van de koning hebben en als zodanig als zijn representanten of afgezanten ergens heen worden gezonden (2 Samuël 10:2; 1 Koningen 5:1 3).

Positie en taak van ‘ébed’
Israël was als volk ‘ébed’ van de Here, Hij zegt: “Mijn ‘ébed’… zijn zij… Ik ben de HERE uw God” (Leviticus 25:55).
Ook profeten worden wel aangeduid als ‘ébed’/dienaar Gods. De Here riep Zijn volk voortdurend op tot terugkeer tot Hem en de Torah door de bediening van “mijn ‘ébed’/dienaren de profeten” (2 Koningen 17:13). Dit lezen we ook in Jeremia 7:25; 26:5 en Ezechiël 38:17. Zij waren ‘ébed’ van de Allerhoogste, maar werden niet gehoord, wel verworpen. Dat is helaas altijd het geval geweest, tot op heden… Gods Woord en oproep tot inkeer wordt door velen geminacht en niet gehoord. Toch dient een ‘ébed’ van de Here trouw aan de boodschap van de Meester te blijven! Dat deed ook Jozua, de ‘ébed’ van de HERE (Jozua 24:29). Dat had hij zo gezien in het leven van zijn (aardse) meester Mozes, ook een ‘ébed’ Gods (Exodus 14:31).

‘Ébed’ in Psalm 119
Opvallend is het dat in deze Psalm 14 keer ‘ébed’ voorkomt. Hiermee wordt iemand bedoeld die in een vertrouwensrelatie met de Here verkeert, Hem dient en in afhankelijkheid alles van Hem verwacht. Onder alle omstandigheden omarmt deze ‘ébed’ Gods Woord om er moed, kracht en leiding uit te putten. Leerzaam is het om dit van deze ‘ébed’ te leren!
Hij roept God aan (vers 49) en noemt zichzelf Gods ‘ébed’ die zijn Woord wil bewaren (vers 17). Onder moeilijke omstandigheden onderhoudt hij Gods Woord (vers 23). Hij belijdt hoe God zijn ‘ébed’ uithielp naar zijn Woord (vers 65). Ook wij mogen en kunnen als ‘ébed’ van de Here in deze relatie met Zijn Woord leven!

De gelovige als ‘ébed’/dienaar van de Here God
Als ‘ébed’ Gods behoren we Hem te dienen, te vereren, te aanbidden. We behoren Hem immers toe! In die positie van onderwerping aan Hem mogen we bovendien in een vertrouwensrelatie met Hem, onze Meester verkeren, verborgen in de schaduw van de Almachtige (lees Psalmen 91 en 96). Die verheven positie houdt ook een grote verantwoordelijkheid in. Hij verwacht van Zijn ‘ébed’/dienaar een houding van liefdevolle toewijding aan Zijn dienst en een leven tot Zijn eer. Als ‘ébed’/dienaar van God zijn wij tevens afgezanten van de Koning der koningen… Een verheven positie in Hem, die ons bepaalt bij onze grote taak als ‘ébed’ Gods.
Dat is veel, heel veel voor ons kleine mensen. Maar Hij maakt bekwaam!

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk

1 De beginletter van dit werkwoord is de ‘áyin’ die in de hier geboden transcriptie van het Hebreeuws niet wordt weergegeven.
2 In Exodus komt het werkwoord ‘abad’/dienen en afgeleide vormen voor i.p.v. ‘ébed’/slaaf.
3 In de Hebreeuwse Bijbeltekst 1 Koningen 5:15, vgl. NBV.