EL-QANNA – veelzeggende Godsnaam

dr. Gieneke van Veen-Vrolijk • 82 - 2006/07 • Uitgave: 8/9
Onder de Godsnamen komt een opmerkelijke naam voor in Ex. 34:14: “Want u zult uzelf niet (aanbiddend) neerbuigen voor een andere god, want de HERE Zijn naam is ‘Qanna’/ijverig, een ijverig God is Hij.”
Het gaat hier om het Hebreeuwse woord ‘qanna’ (uitspraak: kanna) dat tweemaal in genoemd vers voorkomt. Dit vers kan ook zo worden vertaald: “…want de HERE is ‘qanna’/ijverig, Zijn naam is ‘El-qanna’/ijverig God …”

De aanduiding ‘El-Qanna’ bestaat uit het woord ‘El’ (= God) en ‘qanna’ (= ijverig/vurig).
‘Qanna’ is een bijvoeglijk naamwoord dat vaak onjuist vertaald wordt met ‘jaloers’, wat een negatieve eigenschap suggereert en niet de wezenlijke betekenis van ‘qanna’ weergeeft. ‘Qanna’ houdt in: ijverig, vurig, gloedvol, toegewijd.

‘Qanna’ komt nog voor in Ex. 20:5; Deut. 4:24; 5:9; 6:15, uitsluitend met betrekking tot God en altijd in onmiddellijk verband met Zijn stellige verbod tegen afgoderij.
Zo vinden wij het woord ‘qanna’/ijverig in de ‘Tien Geboden’: “ … want Ik de Here uw God ben ‘El-Qanna’/vurig God…” (Ex. 20:5; Deut. 5:9).
De naam ‘El-Qanna’ (= gloedvol/toegewijd God) openbaart Gods liefdevolle verlangen: Dat de Zijnen uitsluitend van en voor Hem zijn! Deze Goddelijke eis houdt verband met het verbond dat God met Zijn uitverkoren volk heeft gesloten en dat zij aanvaardden toen zij unaniem uitriepen: “Alles wat de Here heeft gesproken zullen wij doen … én gehoorzamen…” (Ex. 19:8; 24:3d, 7c). Het eerste verbod/gebod dat God Zijn verbondsvolk voorhield betrof afgoderij. Juist dát verbod is als eerste overtreden (Ex. 32). Na Mozes’ bemiddelend optreden mocht Israël een hernieuwd verbond met God aangaan, maar duidelijk werd voorgehouden: ‘El-Qanna’ betekent dat God in liefdegloed ijvert om Zijn volk te louteren en te heiligen.

Gods ‘El-Qanna’/vurig God-zijn is niet vergelijkbaar met iemand die jaloers, afgunstig is op een geduchte rivaal, maar houdt in, dat Hij naast Zichzelf niemand anders verdraagt binnen het verbond tussen Hem en Zijn volk. Hij wil een exclusieve verbondsrelatie met de Zijnen. Dat betekent: geen andere, vreemde goden en Hem alleen aanbidden.
Zijn onuitsprekelijk grote liefde voor Israël – altijd Zijn oogappel - sloot/sluit elke andere god volledig uit. Vurig in Zijn liefde voor de Zijnen, maar ook gloeiend is Zijn toorn bij gebleken ontrouw.
Wat betekent dit in onze geloofspraktijk? Wij mogen/moeten uit Israëls geschiedenis leren. Dat houdt in: alle afgoden wegdoen die de relatie met Hem en de eer die Hem toekomt aantasten. Onderzoeken welke afgoden Zijn recht op ons leven schenden en Zijn dienst belemmeren.
De Here God wil exclusiviteit in aanbidding en lofprijzing! Hij tolereert geen gedeelde plaats, kan geen gedeelde liefde van de Zijnen aanvaarden.

"...“…alles wat de Here zei zullen wij doen…”..."

dr. Gieneke van Veen-Vrolijk