El Rachum

Gieneke van Veen-Vrolijk • 86 - 2010 • Uitgave: 4
Een barmhartig God

Vorige keer stonden we stil bij Mozes die - vanuit een situatie van grote moeite - de Here God vroeg hem Zijn glorie te willen tonen (Exodus 33:18). We zagen dat de Here hem als troostvol antwoord, onder meer, meedeelde dat Hij een genadig en barmhartig God is (vers 19). Barmhartigheid is, zo zagen we ook, een eigenschap van de Here God, kenmerkend voor de glorie van Zijn Goddelijke Wezen. Op dit belangrijke punt gaan we nader in.
God benadrukt Zijn barmhartigheid en maakt dit ook bekend aan Zijn dienaar Mozes, die na Israëls dieptepunt rond het gouden kalf (Exodus 32) een bijzondere bemoediging nodig heeft en mag horen hoe de Here Zijn naam voor hem uitroept: “HERE, HERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van genade en waarheid” (Exodus 34:6).

Rachum
In bovenstaande proclamatie van Zijn naam benadrukt de Here Zelf dat Hij barmbartig is, aangeduid met het woord ‘rachum’. Deze Hebreeuwse vorm ‘rachum’ (uitspraak: ragoem) is afgeleid van een werkwoord (‘richam’) dat betekent: liefhebben, zich ontfermen, barmhartig zijn, mededogen hebben, zich over iemand erbarmen. Hiervan uitgaande kan ‘rachum’ worden vertaald als: barmhartig, ontfermend, liefhebbend, mededogend. De grondbetekenis van dit begrip duidt op warme, liefdevolle barmhartigheid, vergevingsgezindheid en genade. De vorm ‘rachum’/barmhartig benadrukt het beeld van Israëls God die vergeeft en redt, Zijn volk vasthoudt en naar hen uitgaat in zoekende liefde, wanneer ze van Hem af rebelleren en het genadeverbond verbreken. De God van barmhartigheden laat Zijn volk niet los, luidt de boodschap van de profeten. ‘Ik heb me hunner ontfermd… want Ik ben de HERE hun God…’ (Zacharia 10:6; vgl. Jeremia 31:20).
Gods barmhartigheid staat voorop in Zijn antwoord op Mozes’ vraag Zijn glorie te mogen zien. Dit beschrijft Gods eigen natuur als ‘rachum’: barmhartig, liefhebbend en in mededogen de mens trekkend tot Zijn ontferming en genadige vergeving. Zo roept Hij steeds weer de mens om tot Hem te komen, ook nu, elke dag weer…

Gebeden om herstel en vergeving
God verklaart klaar te staan om de gebroken relatie tussen mens en Hem te herstellen, op basis van Zijn barmhartigheid en genade. Dit is essentieel in de relatie God-mens. God wil altijd de relatie met de Zijnen herstellen, nadat Hij vanwege hun zonde Zijn aangezicht van hen heeft moeten afkeren. Zo zien we na de verbondsbreuk wegens afgoderij in Exodus 32 dat God toch relatieherstel biedt, omdat Hij ‘rachum’/ontfermend is. Hij roept altijd op tot inkeer en berouw en zegt: ‘…met eeuwige barmhartigheid zal Ik me over u ontfermen’ (Jesaja 54:4-8). Deze liefdevolle ontferming geldt een ieder die in zondebesef Hem om vergeving smeekt.
Barmhartigheid is inherent aan Gods aard, een kenmerkend element van Zijn natuur en kan daarom nooit veranderen of verdwijnen. Gods handelen als ‘El rachum’ (= barmhartig God) is handelen in overeenstemming met Zijn natuur. Bijbelse gebeden leren ons dat Hij op grond van Zijn vele barmhartigheden zonden uitwist. Als men is gevallen in zonde en berouwvol tot God terugkeert dan zijn ‘Uw grote ontfermingen’ de basis van gebed om vergeving ‘…naar de veelheid van uw barmhartigheden, wis mijn overtreding uit’ (Psalm 51:3); vergelijk 1 Koningen 8:50.
Mozes hield Israël voor: ‘Wanneer u in angst zult zijn… dan zult u terugkeren tot de HERE… Want de HERE, uw God is ‘El rachum’/barmhartig God…’ (Deuteronomium 4:31; vergelijk 30:3). Gods barmhartigheid betekent vergeving voor de zondaar die berouwvol komt en een herstelde relatie met Hem!

Geloofsbelijdenis in gebed
Het begrip ‘rachum’/ontfermend maakt als eerste deel uit van de opsomming van Goddelijke eigenschappen (Exodus 34:6).1 Deze opsomming - met daarin de woorden ‘El rachum’/barmhartig God - wordt een aantal keren elders in de Bijbeltekst herhaald, met name door Godsmannen in situaties van zonde en/of nood. Veelzeggend is, dat dit bijna uitsluitend voorkomt in gebeden en hierbij tevens als een geloofsbelijdenis naar voren komt.
Wanneer Nehemia, na herstel van Jeruzalems muren, een vasten- en gebedsdag met het volk houdt, doet hij schuldbelijdenis voor allen en bidt: ‘…zij weigerden te horen… Maar U ‘El rachum’/ontfermend God… hebt hen niet verlaten’ (Nehemia 9:17,31). We horen hier dezelfde woorden die God tot Mozes sprak.2
Dat horen we eveneens bij de psalmist die in grote nood belijdt: ‘U HERE, bent ‘El rachum’/liefhebbend God, genadig, lankmoedig…’ (Psalm 86:15). Wie doordrongen is van de rijke zegen van Gods vergeving en onverdiende ‘kroon van barmhartigheden’ kan niet anders dan belijden: ‘Rachum/barmhartig en genadig is de HERE…’ (Psalm 103:8).

Merachem
Een van Gods titels is de aan ‘rachum’ verwante vorm ‘merachem’, te vertalen als ‘zich ontfermende’ of ‘hij die zich ontfermt’. We vinden dit in een psalm waarin de psalmist smeekt om Gods hulp en uitredding en vervolgens belijdt wie en hoe de Here voor hem is: ‘De HERE is genadig en rechtvaardig en onze God ‘merachem’/ontfermt zich’ (Psalm 116:5).
Dat houdt in dat Hij in de situatie van ellende en moeite Zijn kracht en troost biedt en de Zijnen met Zijn aanwezigheid sterkt. De Here is onveranderd en de betekenis van deze Goddelijke titel geldt ook ons in onze situatie. Laten we bedenken dat - zoals alle Joden - ook onze Heiland bij de Pesachviering deze psalm heeft gezongen! Zou ik hierover dan niet zingen?

‘Mijn God…ik zal U verhogen… en Uw naam prijzen voor eeuwig.
Genadig en ‘rachum’/barmhartig is de HERE…’
(Psalm 145:1,8).

dr. Gieneke van Veen-Vrolijk

1 Het woord ‘rachum’/barmhartig komt 13 keer voor in de oudtestamentische tekst, waarvan 11 keer in combinatie met het begrip‘genadig’.
2 Zie ook Joël 2:13; Jona 4:2; 2Kron. 30:9; Ps. 111:4; 112:4.