Er komt een tijd van opwekking

Jan Martijn Abrahamse • 86 - 2010 • Uitgave: 6
Jonathan Edwards’ perspectief op opwekking

Jonathan Edwards, de opwekkingstheoloog

Jonathan Edwards, één van de grote voorvaders van het tegenwoordige evangelicalisme, werd in 1703 in koloniaal Amerika geboren. Na zijn studie theologie werd hij op zijn 23ste assistent-voorganger in Northampton, waar zijn opa, de zeer bekende en geliefde predikant Solomon Stoddard, voorganger was. Na diens sterven in 1729 staat Edwards er alleen voor. De kerk waar hij dan verantwoordelijk voor is beschrijft hij als een ‘gemeenschap van dorre beenderen’, verwijzend naar Ezechiël 37. Hier komt in 1734 verandering in als zijn stad, onder beslag van het werk van de Geest, tot geestelijke herleving (revival) komt. Een gebeurtenis die zich in 1740 herhaalde.
Als een echte wetenschapper beschreef Edwards nauwkeurig wat er gebeurde tijdens die eerste opwekking, bekend onder de titel A Narrative (zie afbeelding). Dit boek kende alleen al tijdens zijn eigen leven 60 herdrukken en maakte hem internationaal bekend. Het diende onder andere John Wesley en George Whitefield als inspiratiebron. Onbetwist kan Jonathan Edwards de theoloog van opwekking worden genoemd.

Opwekking als massale bekering
Jonathan Edwards beschouwde een opwekking als het gevolg van een ‘uitstorting van de Geest’. Niet als herhaling van Pinksteren, maar als voorzetting en verheviging van het werk van de Geest. Opwekking impliceert dat er in een korte tijd meer mensen tot geloof komen dan in een langere periode daarvoor.
De opwekkingen die Edwards meemaakte brachten een golf van verdriet teweeg. Men werd massaal stilgezet bij de noodzaak van de persoonlijk verlossing van zonde door Christus. Zo verhaalt Edwards dat bij de prediking van George Whitefield de toehoorders “smolten bij elke preek” en menigeen huilde hevig. Het resulteerde in een grotere ernst met het evangelie en een toename van onderlinge geloofsgesprekken. Deze effecten verspreidden zich in korte tijd onder de inwoners van de stad en omgeving zodat “velen van hen op gelijke manier werden overweldigd.”
Opvallend in Edwards beschrijvingen is de rol van de jeugd. Vooral kinderen en jonge mensen werden ernstig geraakt door het werk van de Geest. Voordien was de jeugd gewend om tijdens feesten (zgn. frolics) dronken te worden en willekeurig met wie naar bed te gaan. In zijn preken waarschuwde Edwards hen om hun prille leven niet te vergooien door het najagen van “vleselijk en sensueel genot,” maar zich op Christus te richten. Het gevolg was dat zij zo werden getroffen dat “zij bijna allemaal, luid huilend in de straten, naar huis gingen.” Hoewel deze uiterlijke zaken niet bij iedereen blijvend waren, vermeldt Edwards dat bij anderen het geloof vaste grond vond en zij “leefden als heiligen.” Het was immers geen vaststaand feit dat een ieder, die aangeraakt en overweldigd werd door Gods Geest, ook tot daadwerkelijk ‘duurzaam geloof’ zou komen. Zoals Edwards schrijft: “Het niveau van genade is niet te bepalen aan het niveau van blijdschap.”
Toch waren de gevolgen van de opwekkingen zichtbaar in het openbare leven. In plaats van de feesten (frolics) te bezoeken of naar de kroeg te gaan, ging men weer naar de kerk. Ook kwamen mensen bij elkaar om over hun geloof te praten en met elkaar te bidden. De stad die door Edwards vergeleken was met de dorre beenderen van Ezechiël, was tot geestelijk leven gekomen.

Opwekkingen als instrument
Jonathan Edwards was, wat we nu zouden noemen, ‘een man van de wereld’. Hij zag zichzelf en zijn bediening in Northampton als een klein onderdeel van Gods inwerking op de gehele aarde. Want uiteindelijk was het Gods voorzienige leiding die sturing gaf aan de werkelijkheid en die alles zou uitwerken naar Zijn soevereine wil.
Ook de opwekkingen die hij meemaakte zag hij als deel van een groter geheel. Zo hield hij nauwkeurig bij wat er gebeurde in de rest van de wereld door een uitvoerige correspondentie met een heel netwerk van mensen. Deze informatie over het werk van de Geest noteerde hij in een schriftje. Niet alleen lokale opwekkingen, maar ook belangrijke politieke gebeurtenissen. Zoals bijvoorbeeld de benoeming van stadhouder Willem IV in 1747 waarvoor de Nederlandse kerken intens gebeden hadden. Deze stadhouder zou immers de Franse opmars in het Zuiden kunnen stoppen.
Edwards bekeek het fenomeen ‘opwekking’ als een teken van de tijd. Hij zag de opwekkingen wereldwijd als voorbode van het einde. Het einde zou worden ingeluid door series van wereldwijde opwekkingen die hun toppunt zouden bereiken in duizend jaar vrede. De opwekkingen die hij meemaakte in Northampton waren in zijn ogen slechts het begin van deze grote beweging van Gods Geest. Het waren zichtbare momenten van het overwinnende evangelie, het doorbreken van licht in de duisternis. Edwards beschouwde deze beweging van Gods Geest als de motor van de wereldwijde verspreiding van het evangelie.

Gebed voor opwekking
Hoewel Edwards God als soevereine Heerser predikte, ging dit niet buiten de mens om. Hij achtte het gebed een zeer belangrijk middel ter ondersteuning van de verkondiging van het evangelie. Edwards ondersteunt dit door te verwijzen naar Ezechiël 36:37 ‘Zo zegt de Here HERE: Ook dit zal Ik Mij door het huis Israëls laten afsmeken om hun te doen: Ik zal hen zo talrijk aan mensen maken als een kudde schapen.’ Wanneer God grote dingen tot stand bracht voor Zijn kerk, liet Hij dit, volgens Edwards, voorafgaan door het gebed van mensen. Het verlangen van mensen naar opwekking was hier reeds het bewijs van.
Het grote besef van de kracht van gebed zette Jonathan Edwards aan tot het schrijven van het geschrift genaamd A Humble Attempt. Het is een ondersteunde verhandeling bij een verzoek aan Schotse voorgangers. Hij roept hen op om gedurende zeven jaar gebedsbijeenkomsten te organiseren op zaterdagavonden, zondagochtenden en de eerste dinsdag van elk kwartaal voor de bekering van de wereld. Er moest gebeden worden om de uitstortingen van Gods Geest. God zou in Zijn soevereiniteit antwoorden op het gebed van Zijn volk. Edwards zag het als de plicht van gelovigen te bidden voor deze wereldwijde opwekkingen en de daaruit voortvloeiende bekering van mensen. God zou dit gebed in Zijn genade zeker verhoren.

Edwards, voorvader van het evangelicalisme
Terugkijkend kunnen we inderdaad vaststellen dat the Great Awakening, die Edwards tijdens zijn leven meemaakte, inderdaad het begin is geweest van een wereldwijde evangelicale beweging. Een beweging die uiteindelijk gestalte heeft gekregen in talloze hedendaagse organisaties en kerken waartoe ook wij behoren.
Vaak zijn wij ons niet zo bewust van onze geschiedenis. Terwijl juist in ons verleden zulke prachtige en machtige voorbeelden aanwezig zijn van wat God heeft gedaan. Christen-zijn doen we niet alleen, maar we staan in een lange traditie van geloofsgetuigen. Mannen en vrouwen die ons zijn voorgegaan in een leven met God. Laten wij ons meer toeleggen op de studie van ons verleden om in het heden met God te leven.
Jonathan Edwards is voor ons een voorbeeld in de combinatie van studie en gebed. Een man die uitzag naar het werk van de Geest die mensen bracht tot de kennis van het verlossende werk van Christus. Een werk dat nog steeds doorgaat.

Jan Martijn Abrahamse

De auteur studeerde theologie in Leuven en Amsterdam en werkt naast zijn verdere studie als docent dogmatiek aan De Wittenberg in Zeist.