Ezechiël (4) - Satan, eens een luisterrijk wezen!

Gert van de Weerd • 82 - 2006/07 • Uitgave: 8/9
Schatgraven in de Bijbel
De Profeet Ezechiël (4)
Satan, eens een luisterrijk wezen!


Je hoort het nog wel eens zeggen: “Dat is de duvel in mijn hart”; een volkswijsheid waarmee we een excuus geven voor verkeerd gedrag. Maar het zou niet best zijn als het echt zo was. Want de duivel in je hart; dat is demonische bezetenheid. Dat is een vreselijk lot, dan ben je onderworpen aan satan.
Spreken over satan vervult ons met huiver. Hij vertegenwoordigt een naamloze verschrikking die we nauwelijks kunnen én willen verwoorden. Eigenlijk vinden we dat satan niet mág bestaan. Velen spreken daarom van bijgeloof en barbaarse denkbeelden die uit de tijd zijn. Anderen beelden satan uit als een grappig fabeldier met bokkenpootjes en een drietand waarmee hij mensen plaagt. Dat is een zo succesvolle vorm van misleiding, dat we aan mogen nemen dat satan dit zelf heeft bedacht. Door deze vertekening van de werkelijkheid is satan voor velen bijna onzichtbaar geworden.

Bestaat hij wel?
De Bijbel zet satan neer als een huiveringwekkende realiteit. Dat zou op zich al voldoende moeten zijn. Maar, er zijn meer tekenen van zijn bestaan. Want in elke taal vinden we de naam satan of synoniemen daarvan terug. Zijn bestaan ligt in onze genen ingebed.
We kennen hem zonder te weten en hij heeft een griezelige aantrekkingskracht op mensen. Satan is één van de bekendste wezens op aarde; maar… ook de minst besprokene. Daarbij maakt het niet uit, welke religie wordt beleden, dan wel of men in het geheel niet gelovig is. Iedereen heeft van satan gehoord of wordt met zijn daden geconfronteerd. De gruwelen die dictators als Mao Tse Tung, Hitler, Stalin en Pol Pot bedreven, zijn niet te verklaren vanuit menselijk perspectief, noch de uitzonderlijke, demonische krachten die zij bezaten. Niemand begrijpt hoe ogenschijnlijk normale mensen door dit soort leiders massaal tot gruweldaden kunnen worden aangezet; … tenzij men satan als bron ziet.

Wie is hij?
Het woord satan komt van het Hebreeuwse sãtãn en betekent tegenstander. Hij is de vorst van de gevallen engelen (demonen). Satan is de bron van alle kwaad. Hij heeft slechts één doel: afbreuk doen aan de glorie van Gods schepping. Daarin staat de mens hoog op zijn lijst van prioriteiten. Hij strijdt om onze ziel, simpel omdat God van ons houdt.
Omdat satan wil voorkomen dat wij ons eens, na ons sterven, bij God voegen en de heerlijkheid beërven. Menselijk geluk is satans ellende en elke afbreuk daarvan ziet hij als een persoonlijke overwinning.

Waar komt hij vandaan?
Het boek Ezechiël spreekt over satan in de hoofdstukken 26, 28, 29, 31 en 32. Helaas zijn de meeste vertalingen niet zo best. Daarnaast is de betekenis van de tekst ook nog versluierd door allegorisch woordgebruik. Slechts zorgvuldige studie brengt de boodschap helder aan het licht.*
Heel lang geleden werd satan geschapen als een engel des lichts (Ezechiël 28:13d). Hij was een aartsengel van grote macht. Jesaja 14:12 noemt hem zelfs Morgenster. Dat is tevens de naam van de planeet Venus, als deze in de morgen aan de oplichtende hemel staat, of (in het Latijn): Lucifer, dat is lichtdrager.
Van Lucifer werd gezegd dat hij: Wijzer was dan Daniël (Ezechiël 28:3a), inzicht had in de geheimen van God (Ezechiël 28:3b) en een toonbeeld van volmaaktheid was, vol van wijsheid (Ezechiël 28:12b). God hield van Lucifer. Dat blijkt wel uit de treurzang die we in Ezechiël 28:12-19 vinden: Vanaf de dag dat gij werdt geschapen, waart gij onberispelijk in uw gedrag, totdat er verdorvenheid in u gevonden werd (vers 15).
In Ezechiël 31 wordt Lucifer voorgesteld als een boom (luisterrijk wezen) die boven alle andere schepsels verheven was. Hij werd gevoed door leven-brengend water (Ezechiël 31:4) en als enige kon hij uit Gods levensbron putten en dat aan anderen doorgeven. Hij had het beheer daarvan. Lucifer werd tot heerser over de aarde benoemd (Ezechiël 31:5-8). Daarom spreekt de tekst van gezalfde en beschuttende cherub (Ezechiël 28:14 en 16). Hij had vrij toegang tot Gods woning (Ezechiël 28:14c). Maar, die uitzonderlijke positie maakte hem trots en hij besloot zijn eigen weg te gaan, los van zijn Schepper. Ezechiël 28:6 zegt: Omdat gij zijt gaan denken dat uw geest als de geest der Goden is. En in Jesaja 14:14 (NBG) spreekt satan zelf: Ik wil mij aan de Allerhoogste gelijkstellen.
Lucifers val deed hemel en aarde op zijn grondvesten schudden. Maar, hij was niet de enige rebel. Liefst een derde van de sterren des hemels (=hemelwezens) volgden hem (Openbaring 12:4). Judas:6 noemt hen engelen, die aan hun oorsprong ontrouw werden en hun eigen woning verlieten.

Stadhouder op aarde
Lucifer ontving de aarde als leengoed en werd stadhouder in Gods naam. Na zijn val behield hij zijn mandaat. Vandaar dat Johannes 12:31 spreekt van overste dezer wereld. Lucifer is niet meer. Hij veranderde in een duister wezen met de naam satan. Daarmee verloor hij zijn erenaam: Morgenster. Die viel Jezus Christus toe (2Petr. 1:17-19), evenals het beheer over het levende water.
Uit 2 Korintiërs 11:14 blijkt dat satan zich voordoet als een engel des lichts om de mensheid te verleiden. Zijn positie als god dezer eeuw (2Kor. 4:4) en zijn titel overste van de macht der lucht (Ef. 2:2) maken duidelijk dat satan nog steeds grote macht heeft. Jezus Christus is daarin zijn tegenstrever. Toen Hij op Golgotha voor ons stierf brak Hij de macht van satan. Maar, zijn macht betreft voorlopig alleen de Gemeente, zijn volgelingen. Koning op aarde (wereldlijk heerser) is Hij zeker nog niet. Zo leven wij vandaag in een tijdperk waarin satan, hoewel verklaard verliezer, rondgaat als een brullende leeuw (1Petr. 5:8). Jezus Christus wordt de koning van de aarde, dat staat vast, maar Hij is het nog niet. Satans doel is om - tot dat glorieuze moment aanbreekt - zoveel mogelijk mensen tot kwaad te verleiden, want hij weet dat zijn tijd opraakt (Openbaring 12:12). De dageraad van de nieuwe tijd is al zichtbaar, echter nog niet aangebroken.

Het einde van satan
Satan was onsterfelijk, toen hij nog Lucifer heette. Door zijn zondeval werd hij sterfelijk (Ezechiël 28:9-10). In vers 10 wordt zijn einde voorzegd. Dat gebeurt als de duizend jaren voleindigd zijn (Openbaring 20:7). Dat ligt voor ons nog in de toekomst, kort na het Messiaanse Rijk. Dan zal satan uit zijn gevangenis worden losgelaten om de volkeren nog eenmaal te verleiden en tot de oorlog te verzamelen (Openbaring 20:8). Die oorlog wordt beëindigd door Goddelijk vuur uit de hemel (Openbaring 20:9c). Daarmee komt ook het einde voor satan: Ik zal u tot een einde vol verschrikkingen brengen en u zult niet meer zijn (Ezechiel 26:21a). En: De duivel, die hen verleidde, werd geworpen in de poel van vuur en zwavel, waar ook het beest en de valse profeet zijn. (Openbaring 20:10). Zo komt er een einde aan hem, die eens lichtdrager werd genoemd. Die opstond tegen God en zo satan werd.

Schuilen bij de Allerhoogste
We dienen satan dus heel serieus te nemen, want de verderfelijke invloed van zijn macht is overal zichtbaar. Toch zijn we niet weerloos. Wij kunnen schuilen in de schaduw van de Allerhoogste, want het geloof in Jezus Christus plaatst ons onder Zijn bescherming:
Niemand zal ze uit Mijn hand roven (Joh. 10:28).

Gert van de Weerd

* In mijn nieuwste boek De Profeet Ezechiël, deel 2, wordt uitgebreid ingegaan op het ontstaan van satan en zijn lot. Te verkrijgen bij Het Zoeklicht en de boekhandel.

NB: De teksten uit het Oude Testament zijn direct vertaald uit de grondtekst. Die uit het Nieuwe Testament komen uit de NBG-vertaling.