Gaven van de Heilige Geest

Henk Schouten • 82 - 2006/07 • Uitgave: 24
Wanneer iemand schrijft over doop en vervulling met de Heilige Geest, zoals ik dat in een vorig Zoeklicht deed, dan kun je er niet voor weg lopen ook te schrijven over de gaven van de Heilige Geest. Daar mag je ook niet voor weglopen, want het is een voluit Bijbelse zaak. Het is belangrijk voor ieder kind van God dat de Geestesgaven volledig tot hun recht komen in zijn leven.

Zoals over veel zaken met betrekking tot de Bijbel, wordt ook over deze zaken verschillend gedacht. Mogelijk hebt u andere gedachten dan ik hier onder woorden breng. Ik wil niet heersen over leer, of letter, of leven van anderen, maar zoek in alle bescheidenheid en in alle verwondering, de dingen die God ons in Zijn grote liefde en genade wil schenken.

De Bijbel schrijft over allerlei wonderen, soms zijn die in onze ogen ronduit spectaculair. Ik geloof dat van die bijzondere zaken er veel hoorden bij de tijd dat het Nieuwe Testament nog niet zijn voltooiing had gekregen. Maar met de voltooiing daarvan, verdween ook veel van het buitengewone. In de vroege kerk was daar het ambt van apostel, zoals we dat aantreffen bij Paulus, Barnabas en Matthias (Respectievelijk Rom. 1:1, Hand. 14:14 en Hand. 1:23-26). Apostelen werden door God aangesteld en uitgezonden om Hem te vertegenwoordigen.

Sommige van de eerste gelovigen hadden de gave van profetie. Een profeet moest Gods woord nauwkeurig ontvangen en doorgeven. Wanneer ik vandaag lees en hoor hoe mensen menen te profeteren, dan maak ik me ernstig zorgen. In ieder geval leert de Bijbel dat, wanneer iemand een profetie uitspreekt en deze niet uitkomt, zo iemand niet door God is gezonden. Maar om het ingewikkeld te maken. Wanneer iemand een profetie uitspreekt die wel uitkomt, dan is dat nog niet automatisch een profeet van God. Ook satan immers is in staat voorzeggingen te doen. Onderscheid des geestes is ook een gave.

We lezen in de Bijbel ook over gave van genezing, bijvoorbeeld in 1Kor. 12:28. Ik ben ervan overtuigd dat de Here God kan genezen en soms ook genezing geeft. In het begin van de kerkgeschiedenis vonden dergelijke wonderen plaats als ondersteuning van de boodschap. Zo zien we dat bij Jezus en bij de apostelen. In de Bijbel lees ik niet van speciale bijeenkomsten waar de genezing prominent of centraal wordt gesteld. Daarom heb ik ook mijn vragen bij de manier waarop soms over dit alles gesproken wordt. Jezus adverteerde niet met de wonderen. Het is verbazingwekkend, Hij wilde deze gebeurtenissen juist verhullen en verbiedt er met anderen over te spreken. We lezen in Jakobus 5 een heel andere weg, waar het genezing betreft. Ten alle tijden is genezing een gave van God die Hij geeft, gelijk Hij wil.

Wat extra aandacht is misschien nodig om samen na te denken over het spreken in tongen. Ik kan daar vier artikelen of meer over schrijven, maar zal dat niet doen. Uiteindelijk zegt de Bijbel er helemaal niet zoveel over. Tongentaal is de mogelijkheid te spreken in een taal die niet de jouwe is. Niet omdat je die vreemde taal hebt geleerd, maar omdat Gods Geest je die mogelijkheid geeft. Daarbij wil ik opmerken dat het woordje ‘tong’ feitelijk gewoon het woord ‘taal’ is. In Handelingen 2, 10, en 19 lezen we van deze ‘talen’. Verder komen we het tegen in 1 Korintiërs. Daar is het Paulus bedoeling deze ‘gave’ terug te dringen, omdat er heel veel mis ging. Vandaag zijn er velen die claimen de tongentaal ontvangen te hebben. Anderen stellen dat deze ‘moderne’ tongentaal iets anders is dan waar de Bijbel over schrijft. In ieder geval begrijpen we uit de Bijbel (1Kor. 14) dat de gave van tongentaal tot de mindere gave gerekend moet worden. Het was ook verboden in tongen te spreken, tenzij er een vertaler was (vers 13-20). Maar wat was nu het feitelijk doel van dit spreken in vreemde talen? In 1Kor. 14:4 staat, dat wie in een tong spreekt zichzelf sticht. Ik denk niet dat we dit positief moeten zien. De Bijbel leert ons niet op onszelf gericht te zijn. In 1Kor. 12:7 lezen we wat de gaven betreft, dat ze tot ‘welzijn van allen’ gegeven zijn. Maar waartoe is deze gave dan wel geschonken? Het is bedoeld als een teken voor de ongelovigen. We lezen in 1Kor. 14:22 ‘derhalve zijn de tongen een teken niet voor hen die geloven, maar voor de ongelovigen.’ Tongen, dus niet om jezelf te stichten, niet tot opbouw van de gemeente, maar voor de ongelovigen. Hoe moeten we ons dat voorstellen? We blijven dicht bij de tekst. Wie worden met die ongelovigen bedoeld? Paulus bedoelt daar Gods volk mee, Israël. Het volk Israël vormt de groep ongelovigen. Dat leest u in 1Kor. 14: 21 ‘door lieden van een andere taal en door lippen van vreemden zal Ik tot dit volk spreken.’ Daarmee wordt naar mijn inzicht de basis aan de moderne tongentaal onttrokken. Eenvoudig gezegd, mensen van andere volken, andere culturen, andere talen, zullen geloof hechten aan het evangelie, maar Israël ziet het, hoort het, maar gelooft het (nog) niet. Dat komt overeen met wat in Jes. 28:11 staat: ‘voorwaar, door mensen die een onverstaanbare taal spreken en in een vreemde tongval zal tot dit volk spreken Hij, die tot hen gezegd heeft: Dit is de rust, geeft de vermoeiden rust, en dit is de verademing – maar zij willen niet horen. Daar verwijst de apostel dan ook naar in 1 Korintiërs 14.
Dat is precies wat we in Handelingen 2 zien gebeuren. Het hele assortiment aan talen rukt aan en spreekt van de grote daden Gods, maar het volk, als volk, blijft ongelovig. In Handelingen 10 zie je dit in positieve zin. De Joden die wel tot geloof gekomen zijn, herkennen en erkennen het geloof van de Romein. Het bewijs vinden ze in het spreken tot eer van God in een voor hen vreemde taal.

Dat is wat ik ook wil. Met mijn volle verstand spreken tot eer van God, voor Jood en niet-Jood, mogen velen het horen en geloven.

Ds. Henk Schouten