Gelovig gebed van de oudsten

Jef de Vriese • 84 - 2008 • Uitgave: 12
De initiatiefnemer voor gebed in Jakobus is de zieke. Maar de oudsten moeten klaar staan en reageren. Hun eerste taak is bidden. Het gaat niet om het uitspreken van de juiste formule: “In de naam van Jezus, Amen.” Of het gebed met veel lawaai, of stil en ingetogen wordt uitgesproken doet niet ter zake. Het gaat ook niet om het ritueel van olie, van handoplegging, of één of andere gebedshouding. Al die uitdrukkingsvormen en uiterlijke rituelen zijn slechts zinvolle proclamaties van geloof indien ook het innerlijke aanwezig is (vgl. Rom 2:28-29).
Het gaat ook niet om een emotioneel opgepepte zekerheid waarbij we Gods beloften als een mantra herhalen tot we ze geloven. Geloof is niet de innerlijke overtuiging ‘ja het gaat gebeuren’ die zich inspant om ‘te geloven’. Dat kan louter psychisch zijn. Soms berust ons ‘geloof’ op gevoelens, de overtuiging van bepaalde uitspraken, iets wat we onszelf wijsmaken.

Merk op dat het in het gebed gaat om het geloof van de oudsten, niet van de zieke. De zieke is uitgeblust en heeft zijn geloof getoond door de oudsten te roepen. De oudsten nemen dan ook de verantwoordelijkheid voor het geloof dat hun gebed draagt. Bidders die beweren dat God altijd wil genezen, als men maar gelooft, leggen vaak een zware last op de schouders van de zieke. Waaraan ligt het als God niet geneest? Dat ligt niet aan God en niet aan hen. Dus wordt de schuld in de schoenen van de zieke geschoven. Het zal wel aan zijn ongeloof liggen. Wie beweert de gave van genezing te hebben moet bij het achterwege blijven van genezing de last niet op de zieke leggen. Het komt aan op het geloof van hem die bidt.

Jef De Vriese