Genezing

Jef de Vriese • 82 - 2006/07 • Uitgave: 7
Jezus heeft niet iedereen genezen. Hoe vaak is Hij de poort voorbij gelopen, waar een zieke man lag, die later door Petrus is genezen (Hand. 3:1-10). En waarom genas Jezus de lamme in Bethesda
en genas Hij de anderen niet?

Elisa was ziek en stierf (2Kon. 13:14) en Trofimus was ziek (2Tim. 4:20). Nergens wordt gezegd dat zij één of andere schuld hadden. Epafrodites was doodziek omdat hij hard voor Christus had gewerkt (Fil. 2:27-30). De doorn in het vlees van Paulus was iets wat hem zwak maakte (2Kor. 12:1-10). Voor zijn nederigheid was het beter te lijden dan er bevrijd van te zijn. De zieke Paulus is een bode van God (Gal. 4:12-15).


Timoteüs heeft last van zijn maag en krijgt van Paulus een medisch advies (1Tim. 5:23). God kan en wil genezen, maar niet altijd. Ziekte is niet noodzakelijk
een teken van zonde of geestelijke zwakheid.

God geneest niet op grond van de rechtvaardigheid van een mens, want dan zouden alle rechtvaardigen gezond moeten zijn. Jezus genas zelfs mensen
die niet tot inkeer kwamen (Luc. 17:17-19).

Gewoonlijk is het Gods wil om ziekte te genezen. De meeste mensen gaan niet dood wanneer ze ziek worden. Vaak hebben ze geen dokters en medicijnen
nodig. God beoogt genezing in de schepping. Maar soms geneest ziekte niet spontaan. Dan moeten we er mee leren leven tot Zijn eer, er mee sterven tot Zijn eer, of wonderlijk genezen worden
tot Zijn eer. Onze vraag om genezing
zegt: Niet onze wil, maar Zijn wil geschiedde (Matt. 26:39).