“Groot is het geheimenis van de godsvrucht…”

Gieneke van Veen-Vrolijk • 82 - 2006/07 • Uitgave: 17
“(1Tim. 3:16)

In zijn eerste brief aan Timoteüs schrijft Paulus deze jonge medewerker over zaken betreffende de orde en dienst in de Gemeente van Christus. Paulus hoopt zijn geloofszoon spoedig te zien (3:14), maar voor het geval hun weerzien vertraagd wordt geeft hij Timoteüs praktische instructies, die hij afsluit met een bijzondere samenvatting van de geloofsinhoud voor de Gemeente (1Tim. 3:16). Hij geeft hier een compacte geloofsbelijdenis die de Gemeente door de eeuwen heen mocht nazeggen … tot in onze dagen.
Paulus leidt dit poëtische credo in met de alleen hier voorkomende uitdrukking ‘homologoumenos’, te vertalen met ‘algemeen beleden’, ‘buiten twijfel’, ‘met algemene instemming’. Hiermee doelt Paulus op de algemene belijdenis en de algehele instemming van de christelijke gelovigen met de volgende geloofsinhoud.

Op deze stellige inleiding laat Paulus in dichterlijke vorm een aantal hoofdpunten van het christelijke geloof volgen, die ‘zonder enige twijfel’ behoren tot de ‘algemene belijdenis’ van de Gemeente. Het is mogelijk dat Paulus met ‘eigen woorden’ in poëtische stijl overgaat, maar het lijkt waarschijnlijker dat hij hier een deel citeert uit een bestaande hymne, die mogelijk als een geloofsbelijdenis in de vroege Gemeente werd gezongen.1 Belangrijk is dat deze woorden het stempel dragen van Gods Geest, Die Paulus inspireerde om dit zo voor Timoteüs op te schrijven. De Griekse tekst van dit 16e vers is in verheven dichtvorm geschreven, hetgeen helaas in de vertaling verloren gaat. Maar de inhoud is onverminderd indrukwekkend.

Dit gedicht handelt over ‘het geheimenis van de godsvrucht’. Paulus heeft meerdere malen over een ‘geheimenis’ gesproken. Zijn gebruik van het Griekse woord ‘mustèrion’ (verborgenheid) doelt op een geheimenis Gods die door Zijn Geest en in Zijn Woord geopenbaard is.2 Dit begrip duidt zo op ‘het geopenbaarde geheimenis van de ware godsdienst’.3 Wat de Here God vóór de grondlegging van de wereld verborgen heeft, heeft Hij geopenbaard in en door Zijn Zoon (Kol. 1:16-19, 26).4

Het geopenbaarde geheimenis betreft de Persoon Jezus Christus. Over Hem handelt het korte gedicht dat Paulus hier biedt. Het beschrijft de openbaring van het Goddelijke ‘mustèrion’/geheimenis betreffende Christus’ vleeswording en volgende verheerlijking en zo blijkt het hoofdthema van de hymne te zijn: De vernederde en verheerlijkte Christus.
Paulus bemoedigde Timoteüs en ook ons nu, met de mededeling dat ‘zonder enige twijfel’ het ‘geheimenis van de eusebeia/godsvrucht’ groot is. Hij gebruikt hier het woord ‘eusebeia’, dat is: godsvrucht, toewijding, heiliging, godsdienst; de term doelt op heiliging voor God, toewijding aan Hem en Zijn dienst, Gods wil zoeken en doen, God willen behagen. De betekenis en inhoud van dit woord ‘eusebeia’/godsvrucht is niet vaag, maar bevat heel concreet een leer die je leven als gelovige bepaalt en leidt (1Tim. 6:3). Ons grote Voorbeeld hierin is de Here Jezus Die in 3:16 beschreven wordt.
De hymne kan worden opgesplitst in twee delen van drie regels elk, waarin de vleesgeworden en de verrezen Here wordt geëerd en bezongen. Het geheel biedt zo zes essentiële geloofspunten betreffende Christus.
Het leven van de vleesgeworden Here:
geopenbaard in het vlees
gerechtvaardigd door de Geest
gezien door engelen

Het leven van de verrezen Here:
verkondigd onder de volken
geloofd in de wereld
opgenomen in heerlijkheid

Het eerste deel bezingt de vleeswording van Jezus en veronderstelt Zijn pre-existentie (bestaan vóór al het geschapene). De vleesgeworden Heiland (Joh. 1:14) heeft Zichzelf gemanifesteerd, kenbaar gemaakt, zodat men Hem kon/kan leren kennen. Dit geheimenis wordt geopenbaard, maar ons beperkte menselijke verstand zal het nooit in alle diepten en omvang kunnen bevatten. Maar wij mogen het gelovig aanvaarden, belijden en er uit leven!
Het volgende geloofspunt betreft Christus’ rechtvaardiging in de Geest. Hij claimde Gods Zoon te zijn en is hierin gerechtvaardigd, want Zijn wandel op aarde, de vele wonderen uitmondend in Zijn opstanding uit de doden bewijzen dat Hij de zondeloze Zoon Gods was (Rom. 1:4). Deze belijdenis is mijn leven!
Hij is ‘gezien door engelen’, vervolgt het lied. Dit kan slaan op engelen die Hem tijdens Zijn aardse bediening zagen (Mat. 4:11; Marc. 1:13; Luc. 2:13; 22:43; 24:23) en op engelen die de verheerlijkte Heiland willen aanschouwen (Ef. 3:10; 1Petr. 1:12).
Deel twee vangt aan met de openbaring dat Christus’ Evangelie is ‘verkondigd onder de volken’; deze universele prediking vond plaats na Zijn dood. Het gaat hier niet om de verkondiging van een leer of credo, maar om de bekendmaking van Jezus Christus en Die gekruisigd (1Kor. 1:23).
Volgend belijdenispunt is dat Hij is ‘geloofd in de wereld’. Zijn Evangelieverkondiging in een wereld vol van zondaren (1Tim. 1:15) die verzoening nodig hadden/hebben (2 Kor. 5:19) is geloofd door velen die Hem als Heiland leerden kennen!
Het lied eindigt met het geloofspunt dat Jezus is ‘opgenomen in heerlijkheid’ (Hand. 1:2,11,22). Christus verkondigen betekent verkondiging van Zijn leven, dood, opstanding en hemelvaart als verheerlijkte Here. Dit geloofslied, dat aanvangt met Jezus’ komst in nederigheid, kon niet passender eindigen dan met Christus opname in heerlijkheid.

Met de Gemeente van alle eeuwen en plaatsen mogen wij vol vertrouwen en verwachting deze dierbare geloofsbelijdenis meezingen, want groot is het ons geopenbaarde geheimenis over Christus (Ef. 5:32).

Dr. Gieneke van Veen-Vrolijk

1 Hij gebruikt immers vaker citaten (Hand. 17:28).
2 Zie ook Ef. 3:3-6 betreffende openbaring van Gods geheimenissen.
3 Dit in tegenstelling tot de heidense mysterie-godsdiensten die esoterisch van aard (slechts voor ingewijden) zijn. Wij wijzen hier ook op het geestelijke gevaar van bepaalde vormen van ‘bijbeluitleg’, die een kennis/inzicht/leer veronderstellen die (nog!) niet voor alle gelovigen toegankelijk zou zijn.
4 Vergelijk het contrast met de ‘verborgenheid van de ongerechtigheid’ (1Tess. 2:7).