Heer, zegen het werk van onze handen

dr. Arie van der Rijst • 81 - 2005/06 • Uitgave: 19
Heer, zegen het werk van onze handen



Onlangs zag ik het schilderij ‘Avondgebed’ van de bekende schilder Vincent van Gogh. Op dit schilderij, dat in 1881 gemaakt is, staan een boer met zijn vrouw op hun akker. Danken zij God dat Hij hen deze dag bewaard heeft en vragen zij Gods zegen over het werk van hun handen, over de oogst? Steeds als ik dit schilderij zie, realiseer ik me hoe anders de mensen toen leefden en dachten. Een groot deel van de mensen was in die tijd werkzaam in de agrarische sector en voor hun levensonderhoud direct afhankelijk van de resultaten van de oogst. Een slechte oogst betekende honger lijden en soms de dood, vooral van kinderen. Men wist zich voor het dagelijkse levensonderhoud afhankelijk van de zegen van de Heer. Bidden voor een goede oogst werd door hen als wezenlijk en noodzakelijk ervaren.

In de vijftiende eeuw zijn aan de universiteit van Krakow de eerste schuchtere pogingen gedaan methoden te ontwikkelen om de wereld met behulp van modellen te beschrijven. De opkomst van de op deze gedachte gestoelde moderne wetenschap, de Verlichting en de industriële revolutie hebben geleid tot het idee van de, door de mens, maakbare wereld. Als er te weinig regen in ons land valt, besproeien we kunstmatig de gewassen. Hebben we de grond te veel uitgeput dan voegen we kunstmest toe. We verhogen de opbrengst van de gewassen door genetische manipulatie etc. Landbouw is een industrie, is bio-industrie geworden. Dat God niets met de opbrengst van de oogst, met het werk van onze handen, te doen heeft is ook bevorderd door de vergaande mechanisatie in de agrarische sector. Hierdoor werken in Nederland de meeste mensen tegenwoordig in de industrie of de dienstensector. En daar geldt maar één wet, niet de wet van God maar de wet van de economie. Daar is de betrokkenheid van de individuele mens met het eindproduct veelal verdwenen. Door de steeds stijgende welvaart is in de westerse wereld, ook in Nederland, de kans op een hongersnood nog nauwelijks aanwezig. Heden ten dage is de algemene overtuiging van velen dat de mensheid niet zonder de wetenschap kan bestaan. Niet God maar een op wetenschappelijke vooruitgang steunende techniek is nodig om het steeds groeiende aantal mensen in deze wereld, overlevingskansen te geven. Is het verwonderlijk dat de moderne westerse mens zich voor zijn dagelijks bestaan, voor zijn dagelijks brood, niet of nog nauwelijks meer afhankelijk van God voelt? Bij veel mensen is dan ook de noodzaak voor het vragen van de zegen van God over hun arbeid verdwenen. Maar is dat terecht? Wat zegt Gods Woord hier over? Jacobus 1:17 leert ons dat God de oorsprong is van al het goede dat wij mensen hebben ontvangen. En heeft Christus ons in de vierde bede van het Onze Vader niet leren bidden ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’? Laat dit een bede zijn die dagelijks vanuit ons hart opstijgt.



Dr. Arie van der Rijst